Is Mao een nieuwe keizer of niet?

Beoordeling 6.1
Foto van een scholier
  • Scriptie door een scholier
  • 5e klas vwo | 6428 woorden
  • 16 maart 2005
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 6.1
20 keer beoordeeld

Persoon
Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Overweeg jij een maatschappelijke studie? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Sociologie of Antropologie dan wel iets voor jou! Bij beide opleidingen ga je aan de slag met maatschappelijke vraagstukken. Wil jij erachter komen welke bachelor bij je past? Stel al je vragen aan studenten Romy of Marie!

Meld je aan!

Inleiding

Het Chinese keizerrijk is ontstaan in het jaar 221 v. Chr. Qin ‘Shi Huangdi’ (Shi Huangdi betekent de eerste keizer) riep zichzelf in dat jaar uit tot de eerste keizer van China. Hij zette hiermee een bestuursvorm op die in grote lijnen de volgende tweeduizend jaar in China niet meer zou veranderen. Zijn ideeën baseerde hij op de leer van Confucius. Na de regeerperiodes van de keizers kwam, na de Chinese revolutie, op 1 januari 1912 een president aan de macht in China. Op 1 oktober 1949 waren er weer veranderingen in China en werd China uitgeroepen tot de Volksrepubliek China. Mao Zedong was vanaf de oprichting van de Volksrepubliek China tot aan zijn dood ‘De Grote Roerganger’ (Encarta Encyclopedie Winkler Prins, 2004).

Maar was er in China wel zoveel veranderd sinds de afschaffing van de keizers? ‘Is de stelling juist dat Mao Zedong een nieuwe keizer was?’ is dan ook de hoofdvraag van deze scriptie. Om dit te onderzoeken moet eerst het begrip keizer worden uitgelegd. Vervolgens kan men kijken naar de verschillen in onder andere de bestuursvorm, de staatsinrichting en de vrijheden van burgers.

De Chinese keizers

Volgens het Wolters woordenboek betekent keizer ‘De hoogste vorstentitel, de hoogste vorstelijke waardigheid’. Het woord keizer is afkomstig van het Latijnse woord caesar. Dit was de titel van de Romeinse imperatoren en de eigennaam van Julius Caesar.

Een keizer is altijd de hoogste macht in een land. Volgens sommige culturen is een keizer de uitverkorene van God. Keizers zijn alleenheersers, worden niet gekozen en de baan keizer is er een voor het leven. Keizer wordt je in de meeste gevallen van vader op zoon, het blijft in de familie. De Russische tsaren waren keizers en de Romeinse imperatoren ook. In onder andere Oostenrijk, Duitsland en het Ottomaanse rijk hebben keizers geheerst. Nergens in de wereld heeft een keizerrijk zo lang bestaan als in China.

De Chinese keizers kun je onderverdelen in meerdere dynastieën. Een dynastie is een reeks heersers die tot dezelfde familie behoren. De belangrijkste dynastieën van China waren:

 Shang-dynastie (ca. 1600 – ca. 1050 v. Chr.)  Zhou-dynastie (ca. 1050 – ca. 221 v. Chr.)  Qin-dynastie (221 – 206 v. Chr.)  Han-dynastie (202 v. Chr. – 220 n. Chr.)  Periode van verdeeldheid (220 – 589 n. Chr.)  Tang-dynastie (618 – 907 n. Chr.)  Song-dynastie (960 – 1279 n. Chr.)  Yuan-dynastie ( 1271 – 1368 n. Chr.)  Ming-dynastie (1368 – 1644 n. Chr.)  Qing-dynastie (1644 – 1912 n. Chr.)

De Chinezen gebruikten de theorie van ‘het Mandaat des hemels’. Volgens deze theorie waren de keizers en de vorsten voor de keizers ‘de Zoon des hemels’. De keizers werden gekozen vanuit de hemel om het volk te besturen. Ze moesten niet alleen het rijk politiek besturen, maar ook zorgen dat de harmonie tussen hemel en aarde bewaard bleef. De keizer moet zich voorbeeldig gedragen en als een goed vorst regeren, anders verliest hij het mandaat. Als een keizer niet goed regeert maakt de hemel dit kenbaar met allerlei natuurrampen. De keizer werd afgezet en er volgt een nieuwe dynastie. Voor de Chinezen was dit een natuurlijk verschijnsel.

Het Confucianisme

Confucius leefde van 551 tot 479 v. Chr. en stamde uit een adellijke maar verarmde familie. De naam Confucius is de Latijnse uitspraak van K'oeng Foe-tse wat meester K’oeng betekent. Hij was een Chinese wijsgeer, zoals er meer waren in de tijd van Confucius. Deze trokken langs de hoven van de Chinese staten die toen nog verdeeld waren en gaven de vorsten raad. De staten voerden oorlog met elkaar en de periode van 500 tot 221 v. Chr. wordt ook het tijdperk van de strijdende staten genoemd. Tussen 492 tot 483 v. Chr. trok Confucius door de Chinese staten. Confucius probeerde de vorsten zijn opvattingen over bestuur duidelijk te maken. Hij vond echter geen gehoor.

Wijzer na zijn rondzwerven, keerde hij terug naar zijn geboortestaat Loe (het huidige Sjan-Tjoeng). Hier richtte hij een school op. Deze school zou later de Confuciaanse school worden. Deze heeft veel invloed gehad in de oplossing van China zijn politieke en sociale problemen.

De leer van Confucius (het confucianisme) ging vooral over orde in de maatschappij. Dit kon worden bereikt door de bindende krachten tussen mensen te versterken. Normaliter werd dit gedaan door riten en ceremoniën. Deze waren volgens Confucius echter niet meer toerijkend nu de mensen hun besef van ‘hoe het hoort’ waren verloren. Volgens Confucius heerste er in het begin van de Zhou-dynastie koningen vanuit centraal gezag. Dit kon doordat iedereen zijn plaats in de maatschappij wist. Er waren volgens Confucius namelijk verscheidene relaties in de maatschappij. Tussen deze relaties was er altijd een hoger en een lagergeplaatste. De hooggeplaatste hoorde in deze relatie ‘Ren’ te geven aan de lagergeplaatste. ‘Ren’ houdt liefde en medemenselijkheid in. De lagergeplaatste hoorde ‘Yi’ te hebben. ‘Yi’ houdt in dat de lagergeplaatste zijn plaats weet en dat de lagergeplaatste de hogergeplaatste dient. Het was voor de hogergeplaatste geen verplichting om ‘Ren’ te geven. Het was meer een dienst die verleend kon worden. De lagergeplaatste was daarentegen wel verplicht om ‘Yi’ te hebben. De relaties tussen hoog en laaggeplaatste waren:

 De relatie tussen vorst en onderdaan. Onderdanen moesten loyaal aan hun vorst zijn (‘Yi’). De vorst moest daarvoor wel proberen zo goed mogelijk te regeren (‘Ren’).  De relatie tussen vader en zoon. Deze is bijna hetzelfde als die tussen vorst en onderdaan. De zoon moest proberen het juiste gedrag en liefde naar zijn vader te tonen (‘Yi’). De vader moet in ruil daarvoor wel proberen een zo goed mogelijke vader te zijn(‘Ren’).  De relatie tussen man en vrouw. Hierin is de vrouw de laaggeplaatste en moet zij zo volgzaam mogelijk zijn. Als de man overlijdt dan dient de vrouw zo volgzaam mogelijk tegenover de oudste zoon te zijn.  Bij de relatie tussen broers, dienden de jongere broertjes respect tegenover de oudere broers te tonen.  Een vriendschappelijke relatie moet berusten op vertrouwen.

Confucius had said (rather succintly), ‘’ jun jun chen chen fu fu zi zi,’’ which in context meant ‘’Let the ruler rule as he should and the minister be a minister as he should. Let the father act as a father should and the son act as a son should.’’ (China a new history, John King Fairbank and Merle Goldman, 1992).

De vorst zou de meest wijze man van het land moeten zijn. Hij moest ook deugdzaam zijn en zich goed aan de onderlinge relaties houden. Omdat deze vorst zo wijs en deugdzaam zou zijn zou hij uit zich zelf de beste bestuurders in zijn bestuur opnemen. Deze zouden het land dan weer heel wijs en deugdzaam besturen en het volk zou blij zijn omdat ze zo wijs en deugdzaam bestuurd worden. De bestuurders zijn ook blij, want zij mogen onder een wijze en deugdzame vorst dienen. Alles zou dan weer zo zijn ‘als het hoort’.

De Qin-dynastie

Aan het einde van de Zhou-dynastie waren er nog maar zeven staten van de Strijdende Staten over. Dit waren de staten Qi, Chu, Han, Qin, Wei, Yan en Zhao. Al deze staten groeiden. Zo kreeg de staat Qi bijvoorbeeld een centraal leger en een centraal belastingsysteem. Geen van deze zeven staten groeide echter zo sterk als de staat Qin.

Het feodale systeem werd daar afgeschaft en vervangen door een systeem met ambtenaren. Deze groei werd in gang gezet door Shang Yang. Hij had de grondslag voor het legalisme in de staat Qin geïntroduceerd. Het legalisme houdt in dat de ‘goeden’ worden beloond en de ‘slechten’ gestraft. Het doel van het legalisme voor de vorst is om zijn macht te bewaren. Er wordt geen rekening gehouden met het volk. Het feodale systeem werd afgeschaft en vervangen door een systeem met ambtenaren. Er kwam een nieuw belastingsysteem en de staat werd Qin onderverdeeld in kleine provincies. In deze provincies werd toezicht gehouden door ambtenaren en de rapporten werden doorgestuurd naar het centrale bestuur.

In 221 v. Chr. had de staat Qin alle andere staten verslagen en werd de koning van Qin de eerste keizer van China ( Shi Huangdi). Het besturingsysteem wat in de Qin Staat daarvoor werd gebruikt werd in heel China ingevoerd. De taal, het schrift, munten, maten, gewichten dienstplicht en belasting werden over heel China hetzelfde. Het leger werd erg versterkt en alle boeren waren potentiële soldaten. De verdedigingswerken werden ook versterkt. Er gaan verhalen dat in deze tijd de Chinese muur is gebouwd. Er zijn echter aanwijzingen dat deze pas in de 16e eeuw onder de Ming-dynastie werd voltooid. De eerste keizer van China stierf in 210 v. Chr. op 49 jarige leeftijd. Hij was toen al 37 jaar alleenheerser van de staat Qin.

De Han-dynastie

Aan het einde van de regeerperiode van de Qin-dynastie was er al verzet ontstaan. Het volk was verzwakt door de harde manier van regeren. Na de dood van de keizer volgde een paar jaar van oorlog. Uiteindelijk werd de Han-dynastie gesticht. De landbouw werd hersteld, waterwerken werden aangelegd en het militarisme ongedaan gemaakt. Het centrale bestuur van China werd echter versterkt en het confucianisme groeide tot de ideologie van de ambtenaren. Er werden zelfs examens opgesteld voor ambtenaarfuncties waarin men werd getest op kennis van het confucianisme. Er kwamen geleidelijk aan wel andere invloeden in het confucianisme voor. Ook werd er veel aandacht besteed aan filosofie, literatuur en beeldende kunst.

De ministers rondom de keizer in de Han-dynastie waren vaak grondbezitters. Deze hadden veel geld en konden dus hun tijd aan leren besteden in plaats van werken. Ze hadden maatschappelijk veel invloed. Deze hadden er baat bij om de boeren tevreden te houden, anders konden de boeren zich tegen de grondbezitters keren. De levensomstandigheden voor boeren verbeterden dus ook geleidelijk aan.

Tijdens het bestuur aan het eind van de Han-dynastie groeide de ontevredenheid. In 8 n. Chr. probeerde Wang Mang, de leider van verzetsgroepen, de macht over te nemen. Hij slaagde hierin, maar werd vijftien jaar later weer van de troon gestoten door de Han. De periode voor de machtsovername van Wang Mang wordt vaak omschreven als de eerdere Han en de tweede als de latere Han. Het verzet bleef alsnog groeien en er kwamen zwakkere keizers op de troon. De regionale gezagsdragers vormden verzetsgroepjes. De langdurige opstanden zorgden in 220 n. Chr. voor de uiteindelijke val van de Han-dynastie.

Periode van verdeeldheid

Aan het einde van de Han-dynastie ondervond China al veel last van noordelijke nomaden stammen. In de vierde eeuw n. Chr. breidden de nomaden hun macht in het noorden van China uit. Er vormden zich meerdere rijken waarvan de bekendste de Noordelijke Wei was. Dit kwam vooral door de bloei van het boeddhisme in dat gebied. Dit geloof breidde zich ook uit door de rest van China. De grondbezitters van China trokken naar het zuiden en kwamen daar aan de macht.

De Tang-dynastie

De eerste Tang keizers zorgden voor grote bloei in China, zowel economische als culturele bloei. Het Chinese keizerrijk groeide en breidde zich uit tot Centraal Azië. De mensen trokken meer naar de steden. Het leven voor de boeren verbeterde ook wat door landhervormingen. Ook volgde er regeringshervormingen. De examens en de ministeries werden hervormd. Er waren vele godsdiensten waaronder de islam, manicheïsme en nestorianisme. De belangrijkste godsdienst was ondertussen het boeddhisme geworden deze had ook veel invloed op de Chinese cultuur. Er was in China een mix van confucianisme, boeddhisme en taoïsme ontstaan waarin het boeddhisme overheerste. Dit begon al onder de Han maar toen overheerste het confucianisme nog.

Het Boeddhisme

Het boeddhisme was bedacht door Boeddha in de 6de en 5de v. Chr. Het boeddhisme gaat ervan uit dat bestaan altijd lijden is. Het is niet mogelijk om aan dit lijden te ontsnappen, want alles zit in een cirkel van wedergeboorte. Toch is de grote vraag van het boeddhisme hoe kan men aan dit lijden ontsnappen. Boeddha legt het lijden als volgt uit: alles lijdt want alles is vergankelijk en heeft een behoefte aan aardse dingen. Dit is echter allemaal schijn en het aardse zal je dan ook nooit kunnen bevredigen. Men moet dan ook proberen om de begeerte te stoppen. Dit kan men bereiken door een goed leven te leiden (dit bestaat net als bij de meeste andere godsdiensten uit: niet stelen, geen sterke drank vrijgevigheid etc.). Ook moet men mediteren. Uiteindelijk zal men de schijn overwinnen en het nirvana bereiken.

Het nirvana is niet te bevatten. Het is volledige rust en inzicht. Me heeft geen begeertes meer naar aardse voorwerpen en heeft vrede met zichzelf. Je hoeft niet dood te zijn om het nirvana te bereiken. Ook als levende kan men het nirvana bereiken. Het stopt de cirkel van wedergeboorte en men bereikt het uiteindelijke nirvana na de dood. Je kunt pas echt het nirvana betreden als je lid bent van de orde van de monniken. Maar voor de rest van de wereld heeft Boeddha ook nog wel wat wijsheid en deugdzaamheid over.

Het Taoïsme

Het taoïsme is ontstaan rond 400 v. Chr. De belangrijkste ideeën van het taoïsme zijn vastgelegd door Tsjwang-Tse en Lau-Tse. Het taoïsme was een manier voor de chinezen om te ontsnappen aan de bedrukkende sfeer van het Chinese keizerrijk onder het confucianisme. Het bloeide op in de tijd van de Han-dynastie en werd samen met het boeddhisme en het confucianisme gemixt.

De leer van het taoïsme houdt in dat de geest van mensen, bij een overvloed aan regels, verwrongen raakt. Dit kan leiden tot waanzin bij mensen. Mensen moeten niet volgens teveel regels leven maar spontaan zijn. Kennis is de oorzaak van alle onheil in de wereld. Een goede taoïst kon men niet verleiden met rijkdommen. Hij bleef altijd zichzelf. Het taoïsme kwam pas echt tot zijn uiting als men kluizenaar werd en een probeerde te worden met de natuur.

De Song-dynastie

Het noorden was onder de Song-dynastie nog steeds in handen van niet-Chinezen. Er waren drie rijken in het noorden die constant oorlog voerden. Er waren veel buitenlandse invloeden in het Chinese keizerrijk. Ondanks dit alles is de Song-dynastie de meest succesvolle periode van de Chinese geschiedenis. De Chinese bevolking is onder het bewind van de Song keizers bijna verdubbeld. China maakte grote sprongen voorwaarts op het gebied van technologie, kunst, filosofie (er wordt zelfs gesproken van een Chinese renaissance), maar ook de scholing, en het regeringsstelsel gingen vooruit.

Onder het bewind van de Songs werd de boekdrukkunst uitgevonden. Deze bood vele nieuwe mogelijkheden voor scholing. Deze verbeterde dan ook en de staatsexamens werden veranderd. De Chinezen hadden in de tweede of eerste eeuw v. Chr. (onder het Han bewind) al het papier uitgevonden. In begin 1100 had China al zo een uitgebreid schoolsysteem dat ze rond de 200.000 scholieren konden lesgeven.

Ook werd het confucianisme onder de loop genomen en werd het geherformuleerd. Het eindresultaat hiervan was het neoconfucianisme. In het neoconfucianisme was het taoïsme en het boeddhisme volledig geïntegreerd. Deze werd weer bepalend voor iedereen die een ambtenaar functie wilde. ’(…) Neo-Confucianism became the living faith of China’s elite down to the twentieth century, one of the worlds most widespread and influential systems of ethics.’(China a new history, John King Fairbank and Merle Goldman, 1992).

De Yuan-dynastie

Dit is de enige tijd geweest dat heel China in handen was van niet-Chinezen. Tijdens de grote bloei van China in de Song-dynastie had men ‘vergeten’ om ook het leger uit te breiden. Dit paste ook niet in de opvattingen van het neoconfucianisme. Deze stelde soldaten namelijk niet als sociale groep. Confucianisten hebben het leger nooit geaccepteerd ook al komt deze zoveel voor in de Chinese geschiedenis. Elke dynastie was opgericht met geweld. Het leger viel dan ook onder de keizers verantwoording.

Aan het einde van de Song-dynastie groeide de macht van de mongolen. In 1206 had Djingdiz Khan de mongolen verenigd. De mongolen hadden een groot mobiel leger met veel paard rijdende boogschieters. Na de vereniging schoten Mongoolse troepen alle kanten op. China werd veroverd en ook grote delen van Midden Azië. In 1234 werd Noord China veroverd en in 1279 Zuid China. In 1271 had de kleinzoon van Djingdiz Khan, Khubilai Khan al de Yuan-dynastie opgericht. Hij heerste in Chinese stijl. Onder het bewind van Khubilai Khan werd het Chinese leger wel uitgebreid.

De Yuan-dynastie kende veel problemen tijdens hun regeerperiode. Het grootste probleem was cultureel. Er waren verschillen tussen de vele bevolkingsgroepen van China. De mongolen wilden aan de macht blijven en discrimineerden. Het volk werd ingedeeld in vier groepen. Bovenaan stonden de Mongolen, als tweede stonden de Centraal Aziaten, als derde de Noordchinezen en als laatste de Zuidchinezen. De Mongoolse heersers stelden zich in de eerste plaats op als dalai lama maar ze accepteerden ook andere geloven van het Chinese volk. Tijdens de regeerperiode van de Yuan hadden de boeren veel last van armoede omdat ze hun grond waren kwijtgeraakt aan de regering.

De Ming-dynastie

De Ming-dynastie kwam aan de macht na een opstand tegen de Mongoolse heersers in 1355. In 1368 werd de Ming-dynastie gesticht. Onder de Ming heersers vonden geen grote veranderingen plaats. Er was wel een verandering in het examensysteem. Titels waren tegenwoordig ook te koop. Veel rijke Chinese ondernemers kregen daardoor ook toegang tot de elite. China viel terug op de klassieke ideeën van de confuciaanse leer. Er kwamen wel veel buitenlanders China in. Dit kwam vooral door de nieuwe handelsroutes tussen het westen en de Chinese kustplaatsen. De inwoners van China waren verdeeld over het toestaan van deze handel. De inwoners van de kustplaatsen hadden er geen problemen mee. De rest van de Chinezen keurde het af na de Mongoolse overheersing. Dit lag nog goed in het geheugen.

De scheepvaart bloeide op tijdens de Ming-dynastie. Hierdoor verbeterde de kennis van de Chinezen over de rest van de wereld en er werden grote encyclopedieën geschreven. Ook de literatuur ondervond een bloei periode door de boekdrukkunst. De Ming-dynastie kwam ten val door militaire intriges en rebellie.

De Qing-dynastie

De Qing-dynastie was de laatste keizerlijke dynastie in China. De Qing-dynastie is gesticht door de Mantsjoes. Deze komen uit Noord-China. Vanuit daar veroverden ze heel China. De Mantsjoes waren in de minderheid, daarom reorganiseerden zij het bestuur. Om de keizer heen kwamen nu net zoveel Chinezen als Mantsjoes in het bestuur. De militaire gezagsvoerders werden Mantsjoes. In de loop van de Qing-dynastie nam dit echter weer af. De Mantsjoes hielden wel vast aan de neoconfuciaanse ideeën. De eerste Mantsjoe leiders wilden een sterk leiderschap waarborgen door de invloedrijke Chinese grondbezitters in de buurt van de keizer te houden. Dat dit een succesvolle tactiek is kan men ook zien bij Lodewijk XIV. Voor de eerste Qing keizers was dit erg belangrijk want er was nogal wat onvrede. De overgang van Ming naar Qing bracht wat problemen met zich mee en de Ming gaf zich niet makkelijk over. Ook na de overwinning van de Qing bleef er nog verzet door de Ming. In 1673 kwamen de zuidelijke provincies in hadden van rebellen. Het koste de Qing keizer acht jaar om het bestuur te herstellen.

Onder het bewind van de Qing groeide de Chinese bevolking enorm. Telde China in 1600 nog 60 miljoen inwoners in 1850 was dit bijna zeven maal zo groot met 400 miljoen inwoners. De landbouw ging echter niet vooruit. Er waren wel nieuwe gewassen zoals aardappelen in China geïntroduceerd maar er was te weinig grond en er waren te weinig boeren door de verstedelijking. De Chinese bevolking ging er dus nog meer op achteruit.

Dit leidde tot een aantal opstanden. De eerste was de Witte Lotus opstand. De Witte Lotus was een sekte die tegen de Qing-dynastie was en terug wilde naar de Ming-dynastie. De opstanden begonnen in 1796 als protest tegen belastingen. De keizer van die tijd de seniele Qianlong trad niet sterk op. De opstand werd dan ook pas neergeslagen na optreden van de volgende keizer Jiaqing.

De grootste opstand was de Taiping opstand. Rond 185 heerste er grote onvrede onder de boeren door de slechte economie, de nog steeds groeiende bevolking en de westerse invloeden. De opstand begon in het zuiden van China, het gedeelte dat als laatst was overwonnen. De leider van deze opstand was Hoeng Sjioe-tj'uan. Hij noemde zichzelf ‘de jongere broer van Jezus’ en riep het Rijk van Grote Onvrede uit (Tai’ping). Vanuit deze plek trok hij naar Midden-China waar hij tot 1864 de dienst uit deelde. Ook ondernam hij veldtochten tot aan Peking toe. De opstand was echter gedoemd te mislukken: ‘Meantime, the ignorance and exclusivity of the Taiping leadership, their lack of an economic program, and failure to build creatively on their military prowess led to the slaughter and destitution of the Chinese populace.’ (China a new history, John King Fairbank and Merle Goldman, 1992). De Chinese elite voelde zich zo erg bedreigd dat zij degene waren die uiteindelijk de opstand neersloegen. Ook kwam er wat westerse hulp aan te pas. De Mantsjoes deden maar weinig. Rond de vijftien miljoen mensen zijn omgekomen tijdens deze opstand. De ideeën van Hoeng Sjioe-tj'uan, zoals gelijkheid van seksen, kwamen nooit tot uitvoer.

Aan het einde van de Qing-dynastie werd er door alle onvrede allerlei hervormingen doorgevoerd. Dit gebeurde door een aantal progressieven die de keizer wisten over te halen. De werkelijke macht was echter niet in handen van de keizer maar van de keizerin weduwe. Deze liet de keizer gevangen zetten en draaide alle hervormingen terug. De hervormingen hielden onder andere in dat er een eigen wapenindustrie moest worden opgericht en dat de eeuwenoude ambtenarenexamens werden afgeschaft. Het terug draaien van de hervormingen was echter te laat. In 1905 werden de examens alsnog afgeschaft en dat betekende de ondergang van het confucianisme. In 1911 werd er na een aantal opstanden de revolutie afgekondigd. Deze kwam eerder dan gepland. De revolutionairen moesten snel ingrijpen na een bomexplosie in het huis van een paar revolutionaire leiders. De revolutie werd op 10 oktober 1911 afgekondigd. Er was een man die de het keizerlijke China nog kon redden. Dit was Generaal Yuan Shikai. Hij was door de keizer Puyi om hulp gevraagd. Generaal Yuan Shikai koos echter de kant van de Revolutionairen en dwong de keizer tot aftreden op 12 februari 1912. De Republiek China was een feit. Communistisch China onder Mao Zedong

Het communisme houdt in principe in dat alles gemeenschappelijk is (communis betekent in het Latijn gemeenschappelijk). Communistische ideeën bestonden al voor de leer van Karl Marx. De eerste communistische ideeën komen onder andere van Plato. Ook in de bijbel worden communistische ideeën naar voren gebracht. Het ging er dan vooral over dat alles gemeenschappelijk moest worden. De communistische leer sloeg voor het eerst onder de bevolking aan nadat Karl Marx zijn ideeën bekendmaakt.

De leer van Marx (marxisme)

Karl Marx is de grondlegger van het communisme zoals wij dat uit het einde van de 19e en de twintigste eeuw kennen. Volgens Karl Marx zou het kapitalisme leiden tot de ineenstorting van de economische en maatschappelijke orde. Hierna zou het proletariaat de macht grijpen en alles eerlijk verdeeld worden. Er zouden geen standen meer zijn. Het ideale beeld was dat van een maatschappij waarin iedereen gelijk was en alles gelijk verdeeld was.

Deze ideeën werden aan het eind van de 19e eeuw en het begin van de 20e eeuw erg populair. Zelfs in Nederland kwam werd geprobeerd een communistische revolutie op te zetten. Dit mislukte echte volkomen. Het belangrijkste communistische land was de Sovjet Unie. Dit was ook het eerste communistische land. China sloot in 1923 een verdrag met de Sovjetunie over voornamelijk Russische militaire steun aan de Chinese regering.

‘De wind van de eeuw, de wind van de geschiedenis doet met zijn machtige ademhaling het zeil van het schip van het socialisme bollen. En ons schip vaart onstuimig steeds verder – naar de lichtende toppen van het communisme! (Stormachtig, langdurig applaus).’ (Vijftig jaar Unie van Socialistische Sowjet-Republieken, L. I. Brezhnev)

De staatsgreep van Mao Zedong

Aan het eind van de jaren dertig bouwde Mao een communistisch leger op in het boerengebied Hunan. Hij kreeg hier gebieden in zijn macht en in 1931 had hij deze gebieden verenigd in de Chinese Sovjetrepubliek. Mao’s republiek werd continu belegerd. In 1934 ondernamen ongeveer honderdduizend aanhangers van Mao ‘de Lange Mars’. Te voet legden zijn ongeveer tienduizend kilometer af. Na deze mars vestigde ze zich in het bergland van de noordwestelijke provincie Shaanxi.

Na de Tweede Wereldoorlog gaven de Japanners die China bezet hadden zich over. De communisten van Mao en de Chinese regering raakten toen verwikkeld in een burgeroorlog. Met Russische steun wonnen Mao’s communisten en op 1 oktober 1949 riepen zij de volksrepubliek China uit.

Staatsideologie

Mao’s staatsideologie kwam grotendeels overeen met het communisme in de rest van de wereld. Er waren wat kleine verschillen. Mao’s staatsideologie gebaseerd op het communisme heet het maoïsme. De belangrijkste verschillen waren dat het maoïsme een massabeweging was. Het communisme in Rusland was dit in veel kleinere mate. Ook kwamen er wat confuciaanse invloeden in voor. Zo zouden de boeren de macht grijpen en niet het proletariaat. Het maoïsme is eigenlijk het communisme met wat invloeden van Mao erin. Mao regeerde net als de Sovjetunie met vijfjarenplannen.

Staatsinrichting

In China heeft men sinds de oprichting van de Republiek het Nationale Volkscongres. De mensen die in het congres zitten worden gekozen uit de provincies. Dit gebeurt eens in de vijf jaar. Het congres moet onder andere zijn goedkeuring geven aan het economische beleid van de regering en aan de staatsbegroting. Uit dit congres worden 150 leden gekozen die in het permanente comité komen. Dit comité heeft vele bevoegdheden. Zo mag het bijvoorbeeld de wet interpreteren en decreten uitvaardigen. Het heeft ook het recht om beslissingen van provinciale gebieden terug te draaien en verdragen op te zeggen.

Alhoewel lijkt dat deze staatsorganen veel macht hebben was dat ten tijde van Mao helemaal niet zo. Als je in het Nationale Volkscongres of het comité zat moest je wel Mao’s kant kiezen. Deed je dit niet dan werd je vervolgd of vermoord. Mao besloot wie wel en wie niet in de staatsorganen zat. Ook had hij altijd het laatste woord. Er bestond ook maar weinig verzet tegen Mao om de hiervoor genoemde reden. Hij kreeg hierbij steun van zijn communistische partij.

Burgervrijheden

Onder burgervrijheden kan men de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst als belangrijkste erkennen. Deze waren er onder Mao beiden niet. Tijdens de Culturele Revolutie werden alle scholen gesloten. Het confucianisme, het taoïsme en het boeddhisme kwamen hierdoor in een grote dip terecht. Ook de vrijheid van meningsuiting werd minder. Er mocht van alles worden gezegd en gedaan, maar net als bij de congresleden alleen dingen in het voordel van Mao. Het toppunt van onderdrukking kwam tijdens en na de Culturele revolutie (de Culturele Revolutie duurde van 1966 tot en met 1969). Deze had als doel om het maoïstische denken weid onder de bevolking te verspreiden. Mao had nog maar weinig steun tijdens en besloot om de hele partij en regering te ‘zuiveren’. Ook mensen met radicale ideeën of mensen die ook maar enigszins verdacht leken, werden opgepakt of vermoord. De Culturele revolutie escaleerde bijna tot een burgeroorlog maar het Volksbevrijdingsleger wist dat te voorkomen.

Handel, industrie en landbouw

Een kenmerk van het communisme van de 20e eeuw is, dat er amper contacten waren tussen het communistische landen en kapitalistische. China was geen uitzondering. Er werd bijna alleen maar handel gedreven met de Sovjetunie. De bijna bezetting van China door westers landen in de 19e eeuw speelde hier ook aan mee. In 1960 echter kwam het tot een breuk met de Sovjetunie toen Mao zijn Russische tegenpool beschuldigde van ‘afdwaling van het communistische pad’. Geleidelijk aan werd er meer handel gevoerd met het Westen en de ontwikkelingslanden. De handel die nu met het Westen wordt gevoerd is niet in evenwicht. China importeert veel meer uit de Westerse landen dan dat het exporteert. China maakte dit goed met handeloverschotten van Hongkong en de ontwikkelingslanden. China heeft in de jaren zestig zijn buitenlandse schulden afgelost.

China was altijd al een land van boeren geweest. Dit moet ook wel met zo een grote bevolking. Mao speelde hier slim op in door te beloven dat de boeren de macht zouden grijpen. Tussen 1949 en 1952 werd de grond onder de boeren opnieuw verdeeld. Grootgrondbezit kwam bijna niet meer voor. Boeren werden eigenaar van het stukje grond dat ze pachtten. De regering besloot in 1953 om de boeren op gemeenschappelijke grond te laten samenwerken. In 1956 werkt negentig procent van de boeren in deze gemeenschappelijke bedrijven. In 1958 werden deze pas ontstane gemeenschappelijke bedrijven omgezet tot volkscommunes. Er waren er ongeveer 74.000.

De industrie en de agrarische sector moesten werken volgens het vijfjarenplan. Hierin stond wat er de komende vijf jaar moest worden geproduceerd. In de Sovjetunie leidden deze vijfjarenplannen tot een grote mislukking. In China was dit ook het geval. De eisen waren te hoog en de boeren werkten minder hard op de gemeenschappelijke grond. Het eerste vijfjarenplan had echter wel effect (dit was ook het geval in de Sovjetunie) en leidde tot een economische groei van 8,3 procent.

De Grote Sprong Voorwaarts

In 1956 probeerde Mao om China in een klap op het economische niveau van de kapitalistische landen. Dit probeerde hij met de Grote sprong voorwaarts. De Grote Sprong Voorwaarts hield onder andere propagandacampagnes voor de regering in. Mao probeerde het volk achter zich te winnen na een golf van kritiek. Aanvankelijk leek ook dit een groot succes maar het liep uit op een debacle. Er ontstond grote verwarring onder de bevolking door de slechte organisatie. De breuk met de Sovjetunie had er voor gezorgd dat 12.000 Russische technici werden teruggeroepen. Er waren ook een aantal misoogsten en het volk was gedemoraliseerd. De volkscommunes die waren opgezet waren ook deel van de Grote Sprong Voorwaarts. Deze werden teruggedraaid tot kleinere productie eenheden. Sommige extreme vormen van collectivisatie werden afgeschaft. Een hiervan was de gemeenschappelijke eetzaal.

Het einde van het Maoïsme

In 1976 overleed Mao Zedong aan een natuurlijke oorzaak. Deng Xiaoping werd de belangrijkste politicus van China. Hij pleitte voor wat ontspanning na de roerige periode onder Mao. Er werd snel afscheid genomen van de ideeën van Mao en men probeerde terug te gaan naar de betrekkelijke rust van voor de Culturele revolutie. Hij deinsde echter net als Mao niet terug voor een gewelddadige aanpak en het is dan ook nog lang roerig geweest in China. Het bekendste voorbeeld hiervan is de studentenopstand van 1989.

Mao’s ontwikkeling van Communistische ideeën

Mao werd geboren op 26 december 1893. Mao kwam uit een kwam uit een familie van kleine boeren. Op zesjarige leeftijd begon hij met werken op vaders boerderij. Zijn vader vond het niet belangrijk dat zijn zoon naar school ging. Mao wist met hulp van zijn buren zijn vader te overtuigen om hem toch naar school te laten gaan. Hij zou dan meer kunnen gaan verdienen. In 1911 ging hij naar de lerarenopleiding in Changsa.

In 1910 raakte Mao voor het eerst in aanraking met revolutionaire ideeën door geschriften van Kang Youwei en Liang Qichao. Dit waren twee Chinese revolutionairen. Mao heeft ooit nog eens verklaard dat hij deze geschriften over en over las. Hij was echter nog niet klaar voor revolutionaire ideeën en zag zichzelf als monarchist. Toen Mao in 1918 een baan kreeg als assistent van een universiteitsbibliotheek raakte hij onder invloed van Li Dazhao. Dit was de eerste Chinese filosoof die marxist werd. Mao schreef in deze tijd zijn eerste politieke standpunten op. Deze zijn een enorme tegenstelling met hoe hij later regeerde.

‘Op emotionele toon, die de invloed verraadde van de retoriek van Li Dazhao, probeerde hij een alomvattend beeld te schetsen van het menselijk lot en de wereldgeschiedenis. Er was een beweging voor de ‘bevrijding van de mensheid’ in aantocht, schreef Mao, en alle oude vooroordelen dienden aan de kaak te worden gesteld. (…) Het Westen had een weg van ‘emancipatie’ gevolgd die via de Renaissance en de reformatie had geleid tot het ontstaan van representatieve regeringen met algemeen kiesrecht en de Volkenbond. ‘Democratie’ was, (…) de centrale benaming voor de beweging tegen alle vormen van onderdrukking (…) Maar in de strijd tegen onderdrukking moest je niet de gereedschappen van onderdrukking gebruiken – dat zou zich alleen maar tegen je keren. In plaats daarvan moest je ‘het feit accepteren dat onderdrukkers mensen zijn, gewone stervelingen zoals wijzelf’, en dat hun onderdrukkende daden niet het product zijn van eigen vrije wil, maar veeleer lijken op ‘een infectie of erfelijke ziekte die door de oude samenleving en oude manier van denken aan hen wordt overgedragen’. (Mao, Jonathan Spence).

Mao raakte in de ban van de socialistische ideologie van een communistische staat. Dit kwam grotendeels door Li Dazhao. Mao nam deel aan de oprichtingsvergadering van de C.C.P. (de Chinese Communistische Partij) in juli 1921. In 1923 werd Mao gekozen om in het centraal comité te komen. In 1927 schreef Mao ‘Rapport over een onderzoek naar de boerenbeweging van Hunan’. Dit werd zijn uitgangspunt voor een Chinese revolutie. Mao probeerde tot twee keer toe een opstand te organiseren maar beiden pogingen mislukten. Ook ontstond er ruzie tussen Mao en de C.C.P. top. Mao volgde daarna zijn eigen weg (guerrillastrijd in Hunan) en ondernam uiteindelijk ‘De Lange Mars’.

Verschillen en overeenkomsten

Staatsinrichting

De staatsinrichting is voor mij een belangrijk punt in deze vergelijking. Je vergelijkt Mao in de eerste plaats op de manier van regeren. Er zijn hierin wel overeenkomsten te herkennen. Zo hadden de (betere) keizers en Mao absolute macht. Er is bij beiden sprake van een systeem met ministers maar het laatste woord lag toch echt bij de keizers en Mao. Ik denk dat Mao zelfs nog een sterkere alleenheerser was dan de sommige keizers. De keizers hadden veel last van machtintriges aan het hof. Mao had hier ook last van maar ruimde zijn tegenstanders simpelweg uit de weg. Een situatie zoals bij de op een na laatste keizer van China waarbij de keizer gevangen wordt gezet, was bij Mao ondenkbaar. Een verschil tussen de keizers en Mao, is dat Mao met provinciale besturen regeerden. Tijdens de eerste keizers was alles centraal geregeld en werd er alleen aan het hof gerapporteerd. Later kregen de regionale grootgrondbezitters wel meer macht.

Staatsideologie

Op dit punt zijn voor mij amper overeenkomsten te bekennen. De enige overeenkomst voor mij is dat in beiden staatsideologieën de boeren een belangrijke rol spelen. Er wordt door de heersers vaak niet aan de staatsideologie vast gehouden. Dit kan komen, doordat de ideologie te ideologisch is of, doordat de heerser bijvoorbeeld te machtwellustig raakt. Het is voor mij echter wel een belangrijk punt. Want, voordat je verstand vertroebeld raakt door alle problemen in het land, is dit wel de situatie waar je uiteindelijk naar toe wilt. Het confucianisme botst op verscheidene punten frontaal met het maoïsme. Is het communisme voor de afschaffing van de standenmaatschappij, zo is dit het grondbeginsel van het confucianisme. Zonder standen geen orde volgens Confucius. Deze botsing is ook duidelijk te zien aan Mao’s omgang met confuciaanse scholen. Deze werden gesloten. Hier moet echter wel gezegd bij worden dat het confucianisme halverwege de 20e eeuw behoorlijk gedateerd was. Mao had niet volgens de confuciaanse leer kunnen regeren.

Een ander verschil is het teruggrijpen naar het verleden. Werd tijdens de Chinese keizers het verleden vaak als voorbeeld gezien, Mao kon dit absoluut niet. Dit komt natuurlijk ook weer door een verschil in staatsideologie. Het heeft de tijd van de dynastieën wel gekenmerkt. Mao heeft nooit een van de keizers als voorbeeld gehad (misschien tijdens zijn jeugd).

Burgervrijheden

Er is een groot verschil tussen de vrijheden van de burgers onder de keizers en onder Mao. Een goed voorbeeld hiervan is de godsdienst. Maar een aantal keizers heeft mensen vervolgd op ‘verkeerde’ godsdienst. Had je tijdens het bewind van Mao het confucianisme als godsdienst dan kon je opgepakt worden voor verkeerde ideeën. Het confucianisme is echter niet alleen een godsdienst maar ook een staatsideologie. Er moet gezegd worden dat keizers ook tegen opstandelingen hard optraden.

Waar je wel goed de beperkingen onder Mao bewind kan zien is in de kunst en literatuur. Net zoals zijn Duitse en Russische tegenpolen (Hitler en Stalin, de twee andere grote onderdrukkers van de 20e eeuw) mochten er alleen maar boeken gepubliceerd en kunst gemaakt worden die voldeden aan keuringen van de communistische partij. Alles wat tegen Mao was, zelfs al in hele lichte vorm, was verboden. De vrijheid van meningsuiting was veel groter onder het bewind van de dynastieën. Dit is echter ook weer relatief. Tijdens de keizers was het vele malen moeilijker om te controleren of iets anti-keizer was.

De agrarische sector

Aangezien zowel de keizers als Mao het belang van de agrarische sector in China inzagen, vind ik een vergelijking wel toepasselijk. De boeren hadden tijdens de dynastieën hen eigen stuk grond of pachtte dat van een grootgrondbezitter. Mao heeft een hele reeks met hervormingen in de landouw ingevoerd. De situatie aan het eind van zijn bestuur is die van communes, maar dan niet in haar meest radicale vorm. Mao besefte ook dat, echte volkscommunes niet zouden lukken. De vorm waarmee de landbouw was georganiseerd onder Mao en onder de keizers is een wereld van verschil. De meeste boeren waren ontevredener tijdens het bewind van Mao dan onder de keizers. En dat terwijl Mao’s revolutie zich op boeren toelegde.

Handel

De handel tussen China en westerse landen begon pas na de eerste verkenningstochten van Marco Polo. Stond Het klassieke China al gematigd tegenover westerse handelaren, onder Mao was dit veel erger. Als communistisch land mocht je niks met een kapitalistisch land te maken hebben (Koude Oorlog). Er was tijdens het bewind van Mao dan ook amper handel met het Westen.

Conclusie

Ik vind niet dat je kunt concluderen dat Mao een nieuwe Chinese keizer is. Daarvoor breekt hij wat mij betreft teveel met de Chinese traditie. De communistische leer past absoluut niet bij het keizerschap. Hij staat recht tegenover het confucianisme de ideologie van de keizers. Mao wilde van China een maatschappij maken waarin alles gelijk was. Hij heeft hierin gefaald. De Chinese keizers wilden hun macht bewaren en vast houden aan het confucianisme. Zelfs de Mongoolse keizers heersten volgens deze traditie.

Mao regeerde ook strenger dan de meeste keizers. Hij regeerde wat mij betreft wel als een absoluut vorst. Keizers waren in Europa in de 18e eeuw al achterhaald. In China hebben ze het lang volgehouden. Maar de 20ste eeuwse mens wil niks met een standenmaatschappij te maken hebben. Ik denk ook niet dat Mao, als hij een echte keizer was geweest, het vol had kunnen houden om de standenmaatschappij weer in te voeren. De absoluutheid waarmee Mao regeerde maken hem voor mij een 20e eeuw ‘keizer’. We hebben er meer van gekend en ze worden over het algemeen dictators genoemd.

Bronnenlijst:

China A New History, John King and Merle Goldman, 10e druk 2002, Harvard College, V.S
Mao, Jonathan Spencer,1e druk, Uitgeverij Balans, Amsterdam
Vijftig Jaar Unie Van Socialistische Sowjet-Republieken, L. I. Brezhnev, Persagentschap Nowosti
Encarta Winkler Prins Encyclopedie 2004, Microsoft, 2004

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.