Al in de prehistorie begonnen mensen gebruiksvoorwerpen te versieren en tekeningen te maken à grottekeningen
Polytheïsme: meerdere goden monotheïsme: een god
Na val van romeinse rijk: Christendom steeds belangrijker, veel christelijke kunst.
Grieken: inspiratiebron van velen. (800-150 v.c)
Bouwkunst
3 bouworden:
* Dorisch. Robuust, eenvoudig, niet versierd
* Ionisch. Rank en elegant, krulvormen
* Korinthisch. Lijkt op Ionisch, maar groter, bladmotief als versiering.
Theater:
* halve cirkelvorm, uitstekende akoestiek, tegen een natuurlijke helling.
Beeldhouwkunst
* Archaïsch. Stijve houdingen, glimlach, haren strak, geen duidelijke anatomie
* Klassiek. Ontspannen houdingen, contrapost, anatomie, geïdealiseerd.
* Hellenistisch. Ingewikkelde dynamische houding, veel draaiingen, overdreven anatomie
Schilderkunst
* muurschilderingen
* mozaïeken
* vaasschilderingen. Geometrisch, oriëntaliserend, zwartfiguur, roodfiguur
Romeinen: bewonderaars Griekse kunst. (510 v.c.-400 n.c.
Bouwkunst
* boogconstructie, kruisgewelf, koepel
* baksteen en beton
* afgeleid van Griekse bouwkunst
Beeldhouwkunst
* exacte kopieën Grieksen
* reliëfs
* portretbustes
Schilderkunst
* fresco, secco
* naturalistisch, plasticiteit en dieptewerking
* trompe l’oleil
* mozaïekvloeren
Vroeg Christelijk en Byzantijns (300-600 n.c.)
Bouwkunst
* basilica (rechthoekig gebouw met middenschip, zijschip en apsis (halfronde uitbouw)
* centraal bouw (bouwvorm rondom een centraal punt, vier, zes of achthoeking)
Schilderkunst
* Iconoclasme. Niet realistisch, verhaald wordt afgebeeld (Iconen: Maria, Jezus etc)
* Mozaïeken
LEERSTOF BEGINT HIER
Middeleeuwen: geloof heel belangrijk.
Romaans (1050-1150)
Bouwkunst
* basis kerk is latijns kruis
* zware dikke muren om gewelf te kunnen dragen
* steunberen voor extra steun
* ronde bogen in de ramen
Beeldhouwkunst
* komen voor in portalen en op kapitelen
* religieus karakter
* gestileerd (vereenvoudigd van vorm) verhaal belangrijk, uitwerking niet
* muurschilderingen
* boeken handgeschreven
Gotiek (1100-1500)
Bouwkunst, steeds hogeren en grotere kerken ipv intieme
Ook latijns kruis als basisvorm
* spitsbogen
* kruisribgewelven
* skeletbouw (hoger en groter)
* roosvensters
Beeldhouwkunst
* naturalistischer
* S-bocht (conta-posto)
* buitenkant kerken versierd met beelden
* beelden nog steeds educatieve functie
Schilderkunst
* glas in lood ramen
* boeken nog steeds handgeschreven
Vroeg Moderne Tijd: Boekdrukkunst, Humanisme, reformatie, ontdekkingsreizen, Gouden eeuw
Renaissance (1420-1600) (wedergeboorte klassieke oudheid)
Bouwkunst
* geometrische vormen
* verhoudingen precies op elkaar afgestemd
* klassieke bouworden en bouwelementen
* nadruk op de horizontale lijnen
Beeldhouwkunst
* klassieke beeldhouwwerken als inspiratie
* technische perfectie en detaillering
* anatomie en proportieleer
* groot en indrukwekkend(monumentaal)
Schilderkunst
* perspectief
* ook veel fresco’s (muur of plafondschildering)
* anatomie, proportieleer en naturalistisch
* realistische portretten
Barok (1600-1770) (=onregelmatig gevormde parel) (In Nederland de ‘Gouden Eeuw’)
Bouwkunst
* nadruk op verticale lijnen
* licht/donker effect door concave en convexe vormen
* plattegronden vaak ovaal of asymmetrisch
* klassieke bouwelementen
Beeldhouwkunst
* draaiingen, dynamiek en expressief
* draaiingen leveren schaduwen = dramatiek
Schilderkunst
* dynamiek en diagonale composities
* sterk licht/donker contrast (Clair-obscure)
* emotie en dramatiek
* fresco’s die net echt lijken, maar het is gewoon plat
Rococo (1720-1790) (Nog uitbundiger en drukker dan de barok)
Bouwkunst
* krullerige versieringen
* pastelkleur of wit
* golvende muurvlakken
* gebouwen lijken sprookjesachtig
* interieur sterk versierd met 3D-stucwerk en druk beschilderde plafonds
* versieringen in interieur bedekt met bladgoud
Beeldhouwkunst
* drukke beeldengroepen
* gebouwen veelvuldig versierd met cupido’s
Schilderkunst
* onderwerpen vaak luchtig en ondeugend
* voorkeur voor herderstaferelen en erotisch getinte afbeeldingen
* vaak pasteltinten
* schilderstijl los, doen vaak ‘wattig’ aan.
NADRUK OP
Moderne Tijd (19e eeuw) Industriële Revolutie, na deze revolutie duren stromingen enkele decennia of nog korter.
Neoclassisme (1750-1850) (Gebaseerd op kunst van klassieke oudheid)
Bouwkunst
* klassieke oudheid
* griekse tempelbouw belangrijk inspiratiebron (timpanen, zuilen, kuilen, friezen etc)
* oriëntalische stijl: belangstelling Midden-Oosten, China & Japan
* gietijzer en glas!
Beeldhouwkunst
* mens staat centraal
* verheven ideeën als trouw, overwinning
* klassieke beelden (mythologisch, allegorische)
* Doel: perfectie bereiken à koele zielloze beelden
Schilderkunst
* Academisch stijl (goede smaak)
* duidelijke vormen en heldere vormgeving
* tekenachtig van opzet
* perfect door geposeerde houdingen
* historiestuk belangrijke onderwerp
Romantiek (1790-1850) (grootsheid van natuur en nietigheid van de mens, dramatisch, emoties)
Bouwkunst
geen. Wel landschapstuinen
Beeldhouwkunst
* weinig ontwikkeling
* fysieke kracht van mens en dier, emoties
* composities dynamisch
Schilderkunst
* inspiratie van Barok
* dynamische compositie, dramatisch licht, donker contrast.
* snelle, grove toets
Realisme (+- 1830) (academisch geschoolde schilders gaan zich afzetten tegen gangbare classistische onderwerpen.
Schilderkunst
* tube uitgevonden, naar de natuur!
* veel landschappen
* heel direct in tegenstelling tot romantiek. Alledaagse dingen niet erg gangbaar want men was gewend aan geïdealiseerde beelden
Impressionisme (1860) (fotografie!! Goedkoper, sneller, produceer baar, beweging vastleggen, kadreren. à sterk licht/dronker contrast.
Schilderkunst
* snelle indruk geven –impressie-
* snelle, schetsmatige schets
* fotografische elementen als contrast
* zelden of nooit zwart
* schaduwen à complementair contrast!
* nat in nat schilderen
Beeldhouwkunst
* nieuwe poses
* geen strakke afwerking à lichtval
* snel en schetsmatig
* gietnaalden bleven zichtbaar zitten
Postimpressionisme (1880) (rationele en emotionele stroming)
Schilderkunst
Rationeel en onderzoekend!
1 pointillisten
* optische kleurmenging
* waarneming van dagelijks leven, echt geen momentopname
* statischer en gestileerder dan impressionisme
2 cezanne
* onderzoekt waarneming, de vorm
* verenigt meerdere standpunten
* basisvormen in alles
Emotioneel!
1 Van Gogh
* Nederlands: boerenleven en aardtinten, Frans: lichter pallet
* eigen schildertoets, heftig à emotioneel
2 Gauguin
* interpretatie van onderwerpen, verbeelding mocht zichtbaar à verhalender
* meer emotionele binding met onderwerpen dan de werkelijkheid
Fin de Ciècle (1850-1910) (toegepaste kunst (meubels sieraden etc))
- Jugendstil
* decoratieve stijl: veel versieringen
* organische vormen: bloem- en plantmotieven
* vrouw geïdealiseerd en geliefd motief
* vormgeving is gestileerd
* ontwerpen ambachtelijk uitgevoerd
* duurzame en natuurlijke materialen
Bouwkunst
* elegant
* zowel binnen- als buitenkant decoratieve elementen
* hekwerken, glas in lood, mozaïek, stucwerk
* vormen organisch, veel plant- en diermotieven
* harmonisch
Schilderkunst
* lijnvoering is zwierig
* grafisch werk (boeken, affiches)
Beeldhouwkunst
* klein, teer en elegant
* vrouwenfiguur geliefd onderwerp
* brons, glas of porselein
Toegepaste kunst
* meubels, servies, sierraden, kleding
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden