Aantekeningen vorige hoofdstuk die je nu ook nodig hebt!
Zouten; metaal + niet-metaal
Moleculair; alleen niet-metalen
Metaal; alleen metalen
zilverion Ag + Ijzer(11)ion Fe 2+
nikkelion Ni 2+ Ijzer(111)ion Fe 3+
Zinkion Zn 2+ Tin(11)ion Sn 2+
Chroomion Cr 3+ Tin(1V) ion Sn 4+
Koper(1)ion Cu + Lood(11)ion Pb 2+
Koper (11)ion Cu 2+ Lood(1V)ion Pb 4+
Kwik(1)ion Hg + Ammoniumion NH 4+
Kwik(11)ion Hg 2+
Hydride-ion H – Waterstofcarbonaat HCO 3-
Fluoride-ion F – waterstofsulfaation HSO 4-
Chloride-ion Cl – Oxideion O 2-
Bromide-ion Br – Sulfide-ion S 2-
Jodide-ion I – Sulfietion SO3 2-
Hydroxide-ion OH – Sulfaation SO4 2-
Nitrietion NO 2- Carbonaation CO3 2-
Nitraation NO 3- Oxalaation C2O4 2-
Chloraation ClO 3- Fosfaation PO4 3-
Acetaation CH3COO- Silicaation SiO3 2-
4.2 Zouten: toepassingen, namen en formules.
Naamgeving zouten: De naam van het positieve ion altijd voorop. Je hebt een positief ion en een negatieve bij elkaar dat is een zout. Een zout bestaat uit metalen en niet-metalen let daar goed op!
Triviale namen: Zouten hebben naast hun officiële naam ook nog een triviale naam, die staan allemaal in tabel 103A van je BINAS.
De formule van een zout geeft aan in welke aantalverhouding de ionen in een zout voorkomen.
De formule van een zout wordt daarom een verhoudingsformule genoemd.
Voorbeeld
Natriumsilicaat Strontiumfosfaat
Na+ SiO3 2- Sr 2+ PO4 3-
1+ 2- 2+ 3-
2 : 1 Na2SiO3 3 : 2 Sr3(PO4)2
In 4.1 was er ook nog een vraag waarbij je deze formule moest gebruiken misschien ook handig om even te onthouden:
Aantal protonen (elektronen) = atoomnummer
Aantal neutronen = massagetal – atoomnummer
Naamgeving moleculaire stoffen:
1 mono 4 tetra 7 hepta 10 deca
2 di 5 penta 8 octa
3 tri 6 hexa 9 nona
4.3 Hoe ontstaat een zout?
Metaalatomen positieve ionen en niet-metaalatomen negatieve ionen.
Ionbinding of elektrovalente binding treedt op in een ionrooster.
Deze binding is het gevolg van de elektrostatische aantrekkingskrachten tussen positieven en negatieve ionen.
Naarmate de aantrekkingskracht tussen de ionen sterker is, is de Ionbinding sterker. Dit komt onder andere tot uiting in hogere smeltpunten en kookpunten.
4.4 Het oplossen van zouten in water
Als een zout in water oplost, laten de ionen elkaar los.
In de oplossing bevinden zich gehydrateerde positieve en negatieve ionen.
Oplosvergelijking;
V.b.
Ag2SO4 (s) 2 Ag+ (aq) + SO4 2- (aq)
Indampvergelijking;
Zn2+ (aq) + SO4 2- ZnSO4 (s)
Wanneer zouten reageren met water;
Metaaloxiden lossen slecht in water op. Slechts Na2O en K2O zijn goed oplosbaar, terwijl CaO en BaO matig oplosbaar zijn. Bij het oplossen van deze oxiden reageren de O2-ionen onmiddellijk met H2O-moleculen. Hierbij ontstaan OH- -ionen.
v.b.
natriumoxide en water + calciumoxide en water
Na2O (s) + H2O (l) 2 Na+ (aq) + 2 OH- (aq)
CaO (s) + H2O Ca2+ (aq) + 2OH- (aq)
In BINAS 45A kan je de oplosbaarheid met water vinden.
4.5 Hard water
Hard water is water dat Ca2+ -ionen (en/of Mg 2+ -ionen) bevat. Hoe meer van deze ionen in een liter water voorkomen, des te harder is het water.
Kalk ontstaat als je hard water verwarmt. De vergelijking van deze reactie is;
Ca2+ (aq) + 2 HCO3 – (aq) CaCO3 (s) + H2O (l) + CO2 (g)
ijklijn= een rechte lijn (v.b. die het verband weergeeft tussen de molariteit van Ca2+ ionen van elke oplossing uit tegen het gemeten schuimgetal)
4.6 Neerslagreacties
Beste aan de hand van een voorbeeld te leren;
We maken een oplossing van natriumsulfaat en een oplossing van lood(11)nitraat.
a. Geef de vergelijkingen voor het oplossen van deze twee zouten.
Natriumsulfaat
Na+ SO4 2-
1+ 2-
2 : 1 Na2SO4
Na2SO4 (s) Na+ (aq) + SO4 2- (aq)
Kloppend maken;
Na2SO4 (s) 2Na+ (aq) + SO4 2- (aq)
lood(11)nitraat
Pb2+ NO3 -
2+ 1-
1 : 2 Pb(NO3)2
Pb(NO3)2 (s) Pb 2+ + NO3 –
kloppend maken;
Pb(NO3)2 (s) Pb 2+ + 2 NO3 – (aq)
We voegen beide oplossingen samen. Er ontstaat een vaste stof.
b. Zoek met behulp van de oplosbaarheidstabel uit welke vaste stof is neergeslagen.
NO3 - SO4 2-
Na+ g g
Pb 2+ g s
Lood(11)sulfaat slaat neer
c. Geef de ionenvergelijking van de neerslagreactie
Pb2+(aq) + SO4 2- (aq) PbSO4 (s)
We filtreren de vaste stof af. Het filtraat bevat dan in ieder geval nog twee ionsoorten.
c. Welke twee ionsoorten zijn dat?
In het filtraat zitten de stoffen die niet hebben gereageerd: Na+ en NO3-
residu
filtraat
4.7 Toepassingen van neerslagreacties
de doelstelling van 4.7 is dat je
• weet hoe je ionen uit een oplossing kunt verwijderen
• een bepaald zout kunt maken uit twee zoutoplossingen
• aan kunnen tonen dat een oplossing een bepaalde ionsoort bevat.
Hiervoor moet je maar nog even goed naar de opdrachten in je schrift kijken, het is best moeilijk uit te leggen.
REACTIES
1 seconde geleden
K.
K.
Joepie ik snap de eindelijk
14 jaar geleden
AntwoordenJ.
J.
Goeide uitlech aleen een beetje moelijk
14 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Uitleg schrijf je met een g
11 jaar geleden
A.
A.
moelijk is met een i
10 jaar geleden
A.
A.
Nederlands is ook niet je sterkste vak zo te zien?
9 jaar geleden
P.
P.
Vind je het heel gek dat dit moeilijk is voor iemand uit groep 7? Ik krijg dit namelijk pas in het 4e op middelbaar... Maar goede uitleg ;)
14 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
in mijn binas staan de triviale namen in tabel 66a
14 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
Ik snap wel ongeveer wat er staat enzo maar als ik zelf dan een vraagstuk moet oplossen dan weet ik het echt niet hoor.
13 jaar geleden
AntwoordenN.
N.
dankje, heeft me echt geholpen toen ik mijn boek op school had liggen de dag voor de toets [s]
13 jaar geleden
AntwoordenE.
E.
CH3COO- is volgens mij het ethanoaation!
13 jaar geleden
AntwoordenT.
T.
dank voor de uitleg :)
snapte het eerst niet goed..
en bij mij staan de triviale namen ook in tabel 66a..
13 jaar geleden
AntwoordenH.
H.
Dit is echt fijn ik snap het eindelijk dit kunnen 3havo mensen ook goed gebruiken
11 jaar geleden
AntwoordenP.
P.
heel handig om nog snel alles weer door te nemen voor de toets aan. Bedankt
8 jaar geleden
Antwoorden