Hoofdstuk 3.1 en 3.2

Beoordeling 7.4
Foto van Britt
  • Samenvatting door Britt
  • 3e klas vwo | 650 woorden
  • 2 december 2019
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
9 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Examenstress? Niet met Examenbundel!

Over minder dan drie weken zit je jouw examens te maken. Slaat de examenstress toe? Sla nog snel Examenbundel, Samengevat en Examenbuddy in voor je probleemvakken en own je examens! Jij. Kunt. Dit.

Ik wil slagen

§3.1 Macro- en microniveau

Alles wat je met je zintuigen kunt waarnemen heet het macroniveau, alles wat je daarentegen niet met het blote oog kunt zien heet het microniveau.
Als je een grote hoeveelheid deeltjes van microniveau neemt krijg je een stof.

De kleinste deeltjes van een stof heten de moleculen, ook wel de bouwstenen genoemd.
Een zuivere stof bestaat uit allemaal dezelfde deeltjes.
De eigenschap van een molecuul is anders dan de eigenschap van een stof.
Stoffen kunnen voorkomen in 3 verschillende fases, deze kun je met moleculen in een schematische tekening zetten.
De moleculen zien er dan uit als bolletjes, op microniveau beschrijf je wat de fasen inhouden en op macroniveau gebruik je je waarnemingen.

Zo’n tekening van de fasen, noem je een rooster, de roosters zien er zo uit:

  • Vast: De moleculen blijven op hun plaats.
  • Vloeibaar: De moleculen blijven bij elkaar maar bewegen langs elkaar.
  • Gas: De moleculen komen los van elkaar en bewegen op grote afstand van elkaar.

Iets wat je niet direct kunt zien kun je in een model beschrijven, een model is een grotere of kleinere versie van de werkelijkheid waardoor je iets wat je niet precies kunt zien omdat het te groot of te klein is kunt verkleinen of vergroten.
Als je een proces wilt nabootsen kun je dat op de computer doen, je kunt dan makkelijk de omstandigheden aanpassen.
Je kunt dan direct het resultaat zien van die verandering, dat noem je een simulatie.

§3.2 Het periodiek systeem

Een molecuul kun je nog verder inzoomen, je ziet dan de atomen, de bouwstenen voor de moleculen.
2 of meer atomen vormen samen een molecuul, de atomen kunnen dezelfde soort zijn maar ook verschillende soorten.
In een molecuultekening stelt ieder bolletje een atoom voor.
Als een molecuul meerdere atoomsoorten heeft noem je het een verbinding, als een molecuul bestaat uit 1 atoomsoort (1 bolletje) noem je het een element.
De termen verbinding en element kun je op macro- en microniveau tegenkomen.

Er staan iets meer dan 110 atoomsoorten, daarmee kun je miljoenen verschillende moleculen maken.
Elk atoomsoort heeft een eigen naam en een eigen symbool, een symbool had bestaan uit 1 of 2 letters, de meeste hebben er 2.

De symbolen van atoomsoorten staan in een overzicht, het periodiek systeem.
De horizontale lijnen in het periodiek systeem heten perioden, de verticale kolommen zijn de groepen.
Op macroniveau komen komen eigenschappen van sommige stoffen overeen, daarvoor zijn groepen gemaakt.

Sommige groepen hebben een speciale naam:

  • Groep 1: Alkalimetalen
  • Groep 2: Aardalkalimetalen
  • Groep 17: Halogenen
  • Groep 18: Edelgassen

Het grootste deel van het periodiek systeem bestaat uit metalen, de rest niet-metalen, en ook een kleine groep metalloïden, die hebben eigenschappen van metalen en niet-metalen.

Niet-metalen komen als element en verbinding voor, er zijn ongeveer 20 niet-metalen.

De niet-metalen hebben geen duidelijk overeenkomstige eigenschappen.

Het grootste deel van het periodiek systeem bestaat uit metalen, een zuiver metaal is een stof waar maar 1 atoomsoort in voorkomt.
Het is altijd een element, er zijn ongeveer 90 metalen.

Alle metalen hebben gemeenschappelijke stofeigenschappen:

  • Een glimmend oppervlakte in zuivere vorm
  • Ze geleiden warmte en elektrische stroom
  • Ze kunnen worden vervormd, vooral als ze heet zijn
  • Ze kunnen in gesmolten toestand worden gemengd met andere metalen.

Veel metalen worden aangetast door hun omgeving, sommige niet.
Bij ijzer is er snel een aantasting: roest, bij overige metalen heet het corrosie.

Door de reactie met zuurstof en water worden de metalen verdeeld:

  • Edele metalen: reageren niet op zuurstof en water.
  • Halfedele metalen: reageren moeizaam op zuurstof en water.
  • Onedele metalen: deze reageren goed met zuurstof en water.
  • Zeer onedele metalen: deze reageren snel en heftig met zuurstof en water.             

Zuivere metalen vervormen makkelijk, daardoor kun je metalen steviger maken.
Bijvoorbeeld met legeringen, dan worden metalen gesmolten en in vloeibare toestand gemengd, het metaal dat overblijft heet een legering.
Een legering heeft vaak andere eigenschappen dan een gewoon metaal, goud wordt bijvoorbeeld zachter gemaakt voor sieraden.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.