Hoofdstuk 1: Stoffen

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 491 woorden
  • 15 november 2014
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
7 keer beoordeeld

Samenvatting scheikunde

 Zie de veiligheidsregels en de brander.

Soorten vlammen
- gele vlam (pauzevlam)
Kun je NIET gebruiken om stoffen me te verhitten. Je laat de brander alleen met deze goed zichtbare vlam branden als je hem een tijdje niet nodig hebt.

- (vrijwel) kleurloze vlam
gebruik je meestal als je een kleine hoeveelheid stof voorzichtig moet verwarmen.

- ruisende vlam (met blauwe kern)
gebruik je als je een grote hoeveelheid stof sterk moet verhitten

zie de foto's

Het uitvoeren van een experiment
Handeling -> waarneming -> conclusie
handen          zintuigen           verstand

Waarom?
Door practicum te doen, krijg je een zekere handigheid. Daarnaast leer je tijdens het practicum veel over het gedrag van stoffen. En wat ook belangrijk is, door onderzoek leer je systematisch werk en nadenken.

Natuurwetenschappelijk onderzoek 
probleem -> onderzoeksvraag -> hypothese (aanname) -> ontwerp experiment -> werkplan -> uitvoering -> conclusie: hypothese voorlopig aanvaard of nieuwe hypothese + nieuw experiment.

Je houdt ook een logboek bij, en met behulp daarvan beschrijf je alle onderzoeksstappen in een verslag, waarin je laat zien hoe je het onderzoek hebt opgezet, wat je hebt gedaan, je waarnemingen en welke conclusies je hebt getrokken.

Een model is een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid.

Elke stof heeft een unieke combinatie van stofeigenschappen.
- kleur
- smaak
- oplosbaarheid
- brandbaarheid
- fase bij kamertemp.

Een stofconstante is een stofeigenschap die je met een getal kunt aangeven, gevolgd door een eenheid (smelt-, kookpunt en dichtheid).

Behalve gevarentekens/pictogrammen wordt er ook gebruik gemaakt van R-zinnen (risk) en S-zinnen (safety), die te vinden zijn in 'Chemiekaarten'.

Materialen kun je onderverdelen in vier groepen:
1. metalen;
2. natuurlijke polymeren (cellulose, zetmeel);
3. synthetische polymeren (plastics, kunstrubber);
4. composieten (mengsel van twee of meer materialen)

Stoffen kun je onderverdelen in 2 groepen:
1. zuivere stoffen: één stof en bestaat uit dezelfde moleculen
2. mengsels

Moleculen bestaan uit atomen, en daar zijn er ongeveer 110 van.

Een stof kan in drie fasen voorkomen:
- de vaste (s)
- de vloeibare (l)
- gasvormige (g)
s, l en g zijn toestandsaanduidingen. Worden weergegeven in een fasedriehoek.

Temperatuur: soms in graden Celsius, soms in Kelvin. De temperatuur waarbij een stof smelt of verdampt, hangt samen met de sterkte van de aantrekkingskrachten tussen de moleculen (vanderwaalskrachten).

De fase van een stof wordt dus bepaald door:
- de afstand tussen moleculen;
- de plaats van de moleculen.

Zuivere stof: smeltpunt en kookpunt (rechte lijn).
Mengsel: smelttraject en kooktraject (vloeiende lijn).

Bij het scheiden van een mengsel bij je bezig met het sorteren van de moleculen. 
- extraheren: verschil in oplosbaarheid (mengsel van twee vaste stoffen)
gebruikte oplosmiddelen = extractiemiddel 
overgebleven stof = residu

- filtreren: verschil in deeltjesgrootte (mengsel van een niet-opgeloste vaste stof en een vloeistof)
Op filter: residu
In trechter: filtraat.

- indampen: verschil in kookpunt (mengsel van een opgeloste vaste stof en een      vloeistof)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.