Basisstof examen

Beoordeling 8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1814 woorden
  • 28 juni 2013
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 8
8 keer beoordeeld

Scheikunde samenvatting

Zuivere stoffen en mengsels

Gas >rijpen > vaste stof

Vaste stof > smelten > vloeistof

Vloeistof > verdampen > gas

Gas > condenseren > vloeistof

Vloeistof > stollen > vaste stof

Vaste stof > sublimeren > gas

Type mengsel

Betekenis

Kenmerken

Oplossing

Een mengsel van gas, vloeibare stof of een vaste stof in een vloeistof (water)

Altijd helder en soms gekleurd

Suspensie

Vaste en vloeistof

Altijd troebel en gekleurd

Emulsie

Twee vloeistoffen

Altijd troebel

Legering/alliage

Metalen

Betere eigenschappen dan afzonderlijke metalen

Scheidingsmethode

Principe berust op

Type mengsel

Extraheren

Oplosbaarheid van stof

Vaste stoffen

Adsorberen

Aanhechtingsvermogen

Oplossing met bepaalde kleur

Destilleren

Kookpunt

Vloeistoffen

Filtreren

Deeltjesgrootte

Suspensie

Centrifugeren

Dichtheid

Emulsie en suspensie

Bezinken

Dichtheid

Emulsie

Indampen

Kookpunt

Vaste stof in vloeistof

Chromatografie

Aanhechtingsvermogen en oplosbaarheid

Verschillende mengsels

       

Elementen en verbindingen

Één soort atoom: niet-ontleedbaar > elementen

Twee of meer soorten atomen: ontleedbaar bijv. NH3 of CO2

Geladen atomen: ionen

Positief ion: metaalionen

Negatief ion: niet-metaalionen

Ion van meerdere atomen: samengesteld ion

Beginstoffen > reactieproducten

Totale massa beginstof = totale massa reactieproduct

Aantal elementen beginstof = aantal elementen reactieproduct

Ontledingsreactie: reactie waarbij uit één stof meerdere stoffen ontstaan.

Ontledingsreactie

Ontleding door

Thermolyse

Warmte

Elektrolyse

Elektrische energie

Fotolyse

Licht

reacties

Verbrandingsreactie: brandbare stof met zuurstof

  • Aanwezigheid zuurstof
  • Aanwezigheid brandbare stof

-          Ontbrandingstemperatuur is goed

Volledige verbranding: voldoende zuurstof = koolwaterstof > water en koolstofdioxide

Onvolledige verbranding: onvoldoende zuurstof = koolwater > water en koolstofdioxide, roet en koolstofmono oxide.

Exotherme reactie: energie komt vrij

Endotherme reactie: energie is nodig.

Reagens: stof die wordt gebruikt om andere stof aan te tonen

Stof

Reagens

Waarneming

Zuurstof

Gloeiende houtspaander

Gaat branden

Waterstof

Vlammetje

Geluidseffect

Water

Wit kopersulfaat

Wordt blauw

Koolstofdioxide

Helder kalkwater

Wordt troebel

Zwaveldioxide

Geel broomoplossing

Wordt kleurloos

zouten

Zouten: sterke Ionbinding door +/-

Zouten: bij kamertemperatuur vast en hoog smeltpunt.

Hydratie: ionen worden gesplitst door oplossen in water. Je zet er (aq) achter.

Neerslagreacties:

1. Ga na welke ionen aanwezig zijn na het samenvoegen van de oplossingen. Geef dit weer in een tabel

2. Ga met behulp van tabel 45A voor alle combinaties van ionen na of ze wel of niet oplosbaar zijn. Noteer dit in de tabel

3. Als minstens één combinatie een slecht oplosbaar zout vormt, ontstaat er een neerslag. Geef de reactievergelijking.

Tribune- ionen: worden niet betrokken bij de reactie

Toepassingen neerslag reacties:

  • ionen uit oplossing verwijderen
  • aanwezigheid van bepaalde ionen aantonen
  • bepaald zout bereiden

Atomen

Atoom is altijd elektrisch neutraal ( evenveel protonen dan elektronen)

Atoomnummer: aantal protonen

massagetal: protonen en neutronen samen

Neutronen = massagetal – atoomnummer

Bindingstypen en eigenschappen

Soort stof

Opgebouwd uit

Moleculaire stoffen

Uitsluitend niet-metaalatomen

Metalen

Metaalatomen

Zouten

Combinatie van metaalionen en niet-metaalionen

Soort binding

Berust op aantrekkende kracht

Komen voor bij

Atoombinding/ covalente binding

Positieve atoomresten en negatieve gemeenschappelijk elektronenpaar

Moleculaire stoffen en zouten met samengestelde ionen

Polaire atoombinding

Positieve atoomresten en negatieve gemeenschappelijk elektronenpaar waarbij het gemeenschappelijk elektronen paar iets verschoven is in de richting van het atoom dat het hardst trekt.

Moleculaire stoffen en zouten met samengestelde ionen

Vanderwaalsbinding/ molecuulbinding

Moleculen onderling in de vaste en vloeibare fase

Moleculaire stoffen in de vaste en vloeibare fase

Metaalbinding

Positieve resten van metaalatomen en vrije elektronen

Metalen

Ionbinding

Positieve en negatieve ionen

Zouten

Waterstofbrug

Moleculen met N-H of –H - O

Moleculaire stoffen

     

Soort stof

Kookpunt

Elektrische geleidbaarheid

Sterkte binding

Moleculaire stoffen

Laag tot zeer laag

Nooit

Molecuulbinding: zwak

Atoombinging: sterk

Zouten

Vrij hoog

Alleen in vloeibare en opgeloste toestand

Ionbinding: sterk

Metalen

Laag tot hoog

Altijd

Metaalbinding: matig tot sterk

Reacties van koolstofverbindingen

  • Additie: dubbele binding verdwijnen
  • Kraken: grotere moleculen > kleiner alkeen en alkaan
  • Verstering: een alchohol + alkaanzuur > ester + water
  • Hydrolyse: ester + water > alkanol + alkaanzuur
  • Polymerisatie: monomeren > polymeren dubbele binding verdwijnt

Koolstofverbinding:

Algemene formule:

Binding tussen c atomen

Achtervoegsel

Alkanen(verzadigd)

CnH2n+2

C – C

-aan

Alkenen(onverzadigd)

CnH2n

C = C

-een

Koolstofverbinding

Algemene formule

Karakteristieke groep

Achtervoegsel

Halogeenalkanolen

CnH2n+1X

X = F, Cl, Br, L

Geen

Alcohol: alkanol

CnH2n+1OH

-OH(hydroxylgroep)

-ol

Carbonzuren: Alkaanzuren

CnH2n+1COOH

-COOH

( carboxylgroep)

-zuur

Naamgeving van een koolstofverbinding:

  1. Bepaal de stamnaam
    1. Zoek langste keten van c-atoom
    2. Zoek stamnaam: 1. Meth.. 2. Eth…3. Prop..
    3. Bepaal de karakterische groep
      1. Zoek het achtervoegsel
      2. Alkeen en alkaan
  • Koolhydraten:
    • Cn(H2O)m
    • Suikers, sachariden
    • Door hydrolyse ontstaat glucose
    • Vetten:
      • Alcohol + alkaanzuur > vetten en oliën
      • Alcohol: glycerol
      • Alkaanzuur: vetzuur
      • Hydrolyse van vetmoleculen:
      • Vetmolecuul + h2O > glycerol + vetzuren
      • Eiwitten
        • Aminozuren
        • Eiwitten zijn aminozuren aan elkaar gekoppeld door peptidebindingen
        • Peptidebinding: -c-n-
        • Eiwitmolecuul kun je ook weergeven met 3-lettersymbolen:
        • Ala-gly-ala
        • Hij moet in een structuur verbinding worden weergegeven.

Toepassingen

Reactievergelijkingen: beginstof>reactieproduct

Reactievergelijkingen kun je weeergeven met behulp van:

  • Molecuulformules
  • Structuurformules
  • Verhoudingsformules
  • Ionen

Rendement = werkelijke opbrengst/ theoretische opbrengt x100%

  • Gebruik dezelfde eenheden

Katalysator: Een stof die de reactie versnelt. Hij wordt wel gebruikt maar niet verbruikt.

Reactiesnelheid en evenwichten

Botsende deeltjes model

De snelheid van een reactie is afhankelijk van het aantal effectieve botsingen dat per tijdseenheid plaatsvindt

Factoren

Aangebrachte veranderingen

Aantal botsingen

Aantal effectieve botsingen

Reactiesnelheid

Concentratie

Vergroten concentratie van reagerende stof

Doordat er meer deeltjes zijn per volume eenheid, neemt de kans op het aantal botsingen toe.

De kans op het aantal effectieve botsingen neemt toe

neemt toe

Verdelingsgraad

Vergroten oppervlak van reagerende stof

Door vergroten van oppervlak > aantal botsingen neemt toe

De kans op aantal effectieve botsingen neemt toe

neemt toe

Temperatuur

Verhogen temperatuur

Door verhogen van temperatuur hebben de deeltjes een grotere snelheid. Door die snelheid neem de kans op botsingen toe en zijn de botsingen krachtiger

Kans op aantal effectieve botsingen neemt toe door:

- meer kans op effectieve botsingen

- Botsingen die krachtiger zijn

neemt toe

Evenwicht

Bij een evenwichtstoestand geld:

  • De snelheden van de heengaande en teruggaande reactie zijn gelijk
  • Alle bij de evenwichtsreacties betrokken stoffen zijn in het reactiemengsel aanwezig
  • De concentraties van de stoffen zijn gelijk, veranderen niet meer.

Soort evenwicht

Omschrijving

Homogeen

Alle stoffen verkeren in dezelfde fase

Heterogeen

Alle stoffen zijn in verschillende fase

verdelingsevenwicht

Een bijzondere vorm van heterogeen evenwicht. Het gaat daarbij om een stof die opgelost is in twee verschillende oplosmiddelen. De oplosmiddelen zijn iet onderling mengbaar. De opgeloste stof verdeelt zich dan over de twee oplosmiddelen

Aflopende reactie

Door het onttrekken van een sotf kan er geen teruggaande reactie plaats vinden. Door één van beide reacties onmogelijk te maken is een evenwichtstoestand niet meer mogelijk.

Met een katalysator kun je een evenwichtsreactie niet aflopend maken.

Rekenen aan reacties

Massa

Massa

Omschrijving

Te bepalen door

Atoommassa

Massa van atoom in u

Opzoeken in talbel 40A of 99

Molecuulmassa

Massa van molecuul in u

Atoommassa’s van de molecuulformules bij elkaar optellen

Ionmassa

Massa van een ion in u

Massa van het bijbehorende atoom nemen.

Massa ion is gelijk aan massa van atoom

Chemische hoeveelheid en molaire massa

Chemische hoeveelheid: hoeveelheid stof in gram is even groot als massa van het deeltje in u

Molaire massa: massa van een mol (gram per mol)

Massa = chemische hoeveelheid x molaire massa

m = n x M

kmol = 103

mmol = 10-3

Symbool

Grootheid

Eenheid

N

Chemische hoeveelheid stof

Mol

M

Molaire massa

G mol-1

Gehalte

  • Gebruik ook de eenheden mmol en kmol
  • Gebruik dezelfde eenheden bij een reactie

Begrip

Omschrijving

Eenheid

Volume percentage

Het percentage van een stof in een mengsel of oplossing op basis van volume-eenheden

%

Massapercentage

Het percentage van een stof in een mengsel of oplossing op basis van massa-eenheden

Het % van een atoom in een verbinding op basis van massa-eenheden

%

Concentratie

Het aantal gram opgeloste stof per liter oplossing

Het aantal mol opgeloste stof pet liter oplossing

G L -1

Mol L-1

Massa verhouding en molverhouding

Overmaat: als je van een stof meer hebt dan nodig is.  Er blijft een overmaat over.

Blokkenschema

  • Molaire massa: g mol -1
  • Volume: l
  • Molariteit: mol L-1

Een chemisch proces vergroten

Bulkproducten: producten die in grote hoeveelheden worden gemaakt

Blokschema

Hoe werkt de chemische industrie

Namen, formules en reacties van zuren en basen

Sterkte en zwakke zuren

  • Zuur: een deeltje dat H+-ionen kan afstaan
  • PH is lager dan 7
  • Sterke zuren: zuren die in water volledig worden gesplitst
  • Aflopende reactie: als alle moleculen H+ afstaan in water
  • Zwakke zuren: zuren die in water niet helemaal worden gesplitst
  • Evenwichtsreactie: niet alle moleculen splitsen zich

Naam

Formule

Aantal h+ dat het zuur afstaat

Sterk/zwak

Waterstofchloride

HCL

1

Sterk

Zwavelzuur

H2SO4

2

Sterk

Salpeterzuur

HNO3

1

Sterk

Fosforzuur

H3PO4

3

Zwak

Koolzuur

H2CO3

2

Zwak

Azijnzuur

CH3COOH

1

Sterke en zwakke basen

  • Base: een deeltje dan H+ ionen kan opnemen
  • Sterke base: als het alle H+ ionen opneemt
  • Alle oxide-ionen nemen h+ op in water
  • Zwakke base: neemt niet alle h+ deeltjes op in water

Naam

Formule

Aantal H+ dat hij opneemt

Sterk/zwak

Oxide-ion

O2-

`2

Sterk

Hydroxide – ion

OH-

1

Sterk

Carbonaation

CO32-

2

Zwak

Ammoniak

NH3

1

Zwak

Waterstofcarbonaation

HCO3-

1

Zwak

Ethanoaation

CH3COO-

1

zwak

Samenstelling van oplossingen      

  • Namen die eindigen op –loog zijn basisch

Formule stof

Stof in water

Naam oplossing

Aanwezige deeltjes in oplossing

HCL

HCL > H+ +CL-

Zoutzuur   zuur

H+ en CL-(aq)

NaOH

NaOH> NA+ + OH-

Natronloog   basisch

NA+ en OH-(aq)

KOH

KOH > K++ Oh-

Kaliloog  basisch

K+ en OH –  (aq)

NH3

NH3 + H2O > NH4+ + OH-

Ammonia   basisch

NH3 ( de rest is verwaarloosbaar klein

het effect van verdunnen op de pH

  • Zuren en basische oplossingen worden verdund waardoor de pH naar 7 zal naderen, dit maakt niet uit of het een sterkte of een zwakke zuur of base is.

Zuur-base reactie     

Als een zuur en een base bij elkaar worden gevoegd.

  • Er vind een overdracht van h+ plaats
  • Een zuur draagt die H+ af aan de base

pH- berekeningen

een zuurgraad of de pH wordt bepaald door de concentratie H+ ionen.

pH= -log[h+]

[H+] = 10-pH mol L-1

Een basegraad of de pOH wordt bepaald door de concentratie OH ionen

pOH = -log[OH-] en

[OH-] = 10-pOH mol L-1

Bij een verband wordt het:

pOH +pH = 14

  • Om je antwoord te controleren: een zuur < 7, een base > 7
  • Neutralisatie: de pH wordt 7, neutraal. Er ontstaan H2O

Reacties

  • Redoxreactie: een reactie waarbij ovedracht plaatsvind tussen elektronen.
  • Reductor: staat af
  • Oxidator: neemt op
  • Sterke oxidator staat boven
  • Sterke reductor staat onderaan
  • Elektrolyse: gedwongen reactie

Tabel functies:

  • 25 > atoomnummers en massagetallen
  • 38A > formule van pH berekenen
  • 40A > Lading van ionen, atoomnummers, massagetallen
  • 45A > oplosbaarheid zouten
  • 48 > oxidatoren en reductoren
  • 49 > welke zuren en basen sterk zijn en welke zwak, rechterkolom: basen/ boven aan zwak
  • 66B > formule van verbindingen
  • 67A > structuurformules van de koolhydraten
  • 67B > structuurformules van de vetzuren
  • 98 > molaire massa’s van veelgebruikte stoffen
  • 99 > periodiek systeem

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.