Pleonasme:
Herhaling van een gedachte, die het hoofdwoord al in zich heeft. Meestal is het een overbodig bijv.nw. bijv: De diefachtige inbreker.
Humor:
Verhalen met een lach en een traan, Lachen heeft vaak een ondergrond.
Ironie:
Lichte spot zonder belediging.
Sarcasme:
Bijtende spot.
Cynisme:
Koel, wreedachtig, onmenselijk taalgebruik.
Contaminatie:
Het vervlechten van 2 woorden, zinnen.
Tautologie:
Herhaling van een zelfde begrip met andere woorden.
Climax:
Geleidelijke toeneming in kracht op spanning.
Anticlimax:
Geleidelijke afneming in kracht op spanning.
Hyperbool:
Overdrijving.
Retorische vraag:
Een vraag waarin het antwoord besloten ligt.
Inversie:
Omgekeerde woordvolgorde. Het onderwerp komt achter de PV te staan.
Antithese:
Tegenstelling, 2 begrippen staan tegenover elkaar al of niet verbonden door voegwoord.
Eufenisme:
Een verzachtende uitdrukking uit fatsoen, het streven iemands gevoelens te sparen, eerbied.
Understatement:
Het verdoezelen of verzwakken van je gevoelens met het effect dat ze op de ander des te sterker overkomen.
Litotes:
Een sterke bevestiging d.m.v ontkenning van het tegenovergestelde, Bijv: Het is niet onmogelijk dat hij nog komt.
Paradox:
Schijnbare tegenstelling
Metafoor:
Alleen het beeld wordt genoemd, maar het verbeelde (hetgeen wat ermee bedoeld wordt) is weggelaten.
Personificatie:
Iets levenloos of iets abstracts wordt als een levend persoon voorgesteld.
Metonymia:
Indien ertussen beeld en het verbeelde een andere relatie bestaat.
Totem pro Parte:
Men noemt het geheel, maar bedoelt een deel.
Synesthesie:
2 verschillende zintuiglijke uitdrukkingen.
REACTIES
1 seconde geleden