Stijlfiguren
1. Herhaling/ repetitie
Geld, geld is het enige wat jou interesseert.
"Ga weg, ga weg!", riep ze woedend.
2. Parallellisme opeenvolgende zinnen herhaald/ zelfde opgebouwd.
Ik heb je lief zoals je soms
Gelijk een gouden zomerdag
Ik heb je lief zoals je bent.
3. Opsomming/ enumeratie gelijkwaardig
Je bent een akelig, miezerig, vervelend en lelijk ventje.
Aantal feiten, namen, eigenschappen naast elkaar geplaatst.
4.1 Climax opeenlopend, steeds krachtiger
Ik lust best wel drop, wat zeg ik, ik ben er dol op, ik ben er bezeten van, ik eet me er een maagzweer van.
4.2 Anticlimax aflopend, steeds minder
Peter schreeuwde het uit van pijn, daarna zat hij nog een poosje te huilen, tenslotte kwam er nog af en toe een snikje
5. Antithese tegenstelling
Sentimentele romantici genieten vaak van het verdriet dat we hebben.
6. Paradox schijnbare tegenstelling
Rijkdom betekent vaak armoede.
Eenzaamheid wat ben je overbevolkt.
7. Hyperbool werkelijkheid sterk overdreven
Je doodlachen. Zich rotwerken. Je bent de liefste van de hele wereld
8. Retorische vraag, beslissing die je geeft als een vraag
Wil je even je mond houden?
Zouden jullie nou eindelijk eens aan het werk willen gaan? (Boze leraar)
9. eufemisme: Iets dat kwetsend/ hard aankomt verzachten
Op een zomermorgen, om half vijf. Toen de zon prachtig opkwam, is hij van de Waalbrug afgestapt...
10. Understatement: verzachten (humoristische effect, humoristische wijze van uitdrukken)
"Och, we hebben een dak boven het hoofd." (vette Villa)
"Hij kan wel een aardig stukje fietsen." (prof wielrenner)
11. Litotes: dubbele ontkenning, Iets benadrukken door het tegenovergestelde te zeggen.
Dat is nog helemaal niet zo gek bedacht. (bedoeld goed bedacht)
Hij is niet vies van drop. (hij houdt van drop)
12. Chiasme: X kruistelling
Aai een boos wicht, hij zal u slaan.
Sla hem, hij zal u aaien.
13. Woordspelling: Er wordt gebruik gemaakt van de verschillende betekenissen/ synoniemen van een woord.
Pedagoochelaars
14. Spot: ironie„»cynisme„»sarcasme
1. Ironie: vorm van milde spot.
2. Cynisme: bijtend, fel
3. Sarcasme: hard, teleurgesteld in het leven.
4. Ironie: Vindt u het niet wat vroeg om te beginnen? (je bent te laat)
5. Cynisme: Doden is het eerste vak dat we leerden. (soldaat oorlog)
6. Sarcasme: Verdraagzaamheid: het inzicht fat de ander toch te stom om tot inzicht te komen.
15. Tautologie: 2 begrippen waarvan de synoniemen vaker gebruikt.
Gratie en voor niets. In vuur en vlam. Enkel en alleen. Van heinde en verre.
Het groene gras. De witte sneeuw.
Beeldspraak
1. Beeldspraak Spreken in beelden
Iets (een object) wordt vergeleken met of vervangen door een beeld.
Bv. [mijn zusje] is [een plaaggeest].
- origineel -beeld
Overeenkomst plagen/pesten
1.1 Vergelijking (met ALS) Als staat er of je kunt hem ertussen plaatsen
[Hij] gedraagt zich als [een dictator].
[Mijn buurman] is [een boom] van een kerel.
1.2 Mitafoor je noemt alleen het beeld
[De engel] had een grote pan soep meegebracht
beeld
[Die hark] staat tijdens het dansen steeds op haar tenen.
1.3 Personificatie
Levende eigenschappen worden toegekend aan levensloze zaken.
De motor snort tevreden. De vakantie staat te wachten.
1.4 Synesthesie
2 verschillende eigenschappen van zintuigen worden met elkaar vergeleken
- Warme tonen (gevoel, gehoor) - bittere kou (smaak, gevoel)
- Schilderachtig schelden (zicht/ spraak)
1.5 Metonymia een deel van het geheel wordt genoemd.
Bv. We drinken nog een glaasje. (glas bier) materiaal genoemd
Nederland won met 3-0. (11 spelers) Hard schopte hij het leer in de touwen
REACTIES
1 seconde geleden