Middeleeuwse literatuur

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1239 woorden
  • 28 september 2014
  • 32 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
32 keer beoordeeld

In de elfde eeuw was er sprake van een standenmaatschappij, bestaande uit de geestelijkheid, de adel en de boeren. Later, in de twaalfde en dertiende eeuw, werden ook de ambachtslieden, de handelaren en de burgerij steeds belangrijker. Deze standenmaatschappij was goed georganiseerd en iedereen kende zijn plaats.

In deze samenleving was het feodale stelsel of leenstelsel heel belangrijk. Dit stelsel werd vanaf 700 gebruikt, waarbij een vorst tukken land (feodums) aan zijn onderdanen in bruikleen gaf, in ruil voor trouw en gehoorzaamheid. Ook was de vazal, degene die het stuk land kreeg, verplicht tot ‘consilium en auxilium’:  hij moest zijn leenheer met raad en daad bijstaan. In veel gedichten, zoals van Heinric van Veldeke, komt deze standentheorie terug.

Er was in die tijd ook sprake van een eercultuur: het gedrag van mensen werd bepaald door de waardering en het aanzien dat ze kregen van de maatschappij. Vergelijk met de tegenwoordige gewetenscultuur: het gedrag van mensen wordt bepaald door het individuele geweten en de eigen normen.

Ook was er geen leescultuur, maar een voorleescultuur (orale traditie), het verbaal overdragen van verhalen.  Maar van 1200 tot en met 1500 kunnen steeds meer mensen lezen en schrijven en veranderd dit.

Hebban olla vogala nestas hagunnan hinase hic enda thu wat unbidan we nu = alle vogelen zijn al aan het nestelen, behalve jij en ik, waar wachten we nog op? Dit waren de eerste Oudnederlandse woorden die werden opgeschreven.

We delen de Middeleeuwse literatuur in naar de belangrijkste publieksgroep of de inhoudelijke bedoeling. Zo heb je de:

Literatuur aan het hof

De literatuur aan het hof bestond voornamelijk uit verhalen die de hoffelijkheid propageerden; men moest de normen en het gedrag leren die voor het hofleven vereist waren. De hoofsheid had als voornaamste doel om wrijvingen tussen individuen aan het hof te voorkomen, maar hoofsheid was vooral een ideaal.

Je had aan het hof onder andere de hoofse minnelyriek en de ridderromans. De ridderromans waren ontstaan in Frankrijk en hadden als voornaamste functies:

  1. Het bieden van vermaak
  2. Ter lering: de verhalen boden ridders en hovelingen identificatiemogelijkheden voor gewenst en ongewenst gedrag
  3. Laten zien van de normen en waarden van de feodaliteit, het ridderschap en het hofleven

Karelepiek:

Karelepiek is ontstaan rond 1100 en het bestaat voornamelijk uit chansons de geste: verhalende gedichten over al dan niet verzonnen gebeurtenissen uit de tijd van Karel de Grote. Vaak bevatten de verhalen wel een kern van waarheid, maar is het meeste vervormd door epische concentratie: het

toeschrijven van historische feiten over verschillende personen aan één beroemd historisch persoon.

Enkele kenmerken van de Karelepiek waren:

  • De verhalen gaan vooral over ridderschap, kracht, moed en trouw
  • Gevechten tegen de heidenen en opstanden van vazallen tegen het knellende feodale systeem spelen een belangrijke rol
  • De vrouwen hadden vaak een ondergeschikte positie
  • Ingrijpen van God/heldendaden
  • De ridders in de verhalen traden ruw en wreed op en vochten tegen de hiërarchie > rangorde

Neem bijvoorbeeld het Renaut de Montauban, Karel ende Elegast of het Chanson de Roland.

Arthurepiek

In de Arthurepiek stond het hof van koning Arthur als ideaal model voor een ideale wereld en hoofsheid, zonder feodale conflicten. De eerste Arthurromans werden geschreven door Chrétien de Troyes.

Enkele kenmerken van de Arthurepiek waren:

  • De verhalen spelen zich af in een ideale, sprookjesachtige wereld, waarin hoffelijkheid erg belangrijk was
  • In de verhalen speelt Arthur zelf geen grote rol, maar zijn ridders van de ronde tafel wel. Zij waren moedig en sterk, maar tegelijk ook slim
  • De verhalen gingen vaak over de avonturen tijdens ridderlijke zoektochten > queestes
  • De vrouw werd vereerd
  • Het thema dat centraal stond was de hoofse liefde

Geestelijke letterkunde

In de Middeleeuwen had het christelijke geloof erg veel invloed op deliteratuur. De geestelijke letterkunde ging dan ook in de eerste plaats over het christendom, deze verhalen hadden als belangrijkste functie om het christelijk leven op te roepen en het ware geloof uit te dragen. De auteurs waren vaak geestelijken, maar de verhalen waren geschreven voor leken > mensen die niet bij de kerk werkten, dus geen geestelijken waren.

Je had een paar verschillende genres binnen de geestelijke letterkunde;

Exempelen = korte, stichtelijke verhalen over bepaalde religieuze ideeën die aan de hand van een concreet gegeven werden verduidelijkt. Exempelen werden vaak gebruikt om de moeilijke christelijke leer te vereenvoudigen voor leken. Zoals bijvoorbeeld Is Jezus dood? en De non en het altaar doek.

Legenden = verhalen over een deel van het leven een heilige waarin wonderlijke gebeurtenissen een grote rol spelen. Neem bijvoorbeeld de Marialegende Beatrijs.

Heiligenleven = dit lijkt heel erg op legenden, maar bij heiligenlevens wordt een complete beschrijving van het leven van een heilige gegeven, in plaats van een deel. Ze hebben de bedoeling tot stichtelijke gedachten op te roepen en het christelijk geloof te propageren. Zoals bijvoorbeeld de Sint Servaaslegende of het Sinte Franciscusleven.

Verder had je ook nog geestelijke liederen, heiligenlevens over Jezus, mystieke teksten en het liturgisch drama > waarbij delen van de Bijbel worden nagespeeld.

Literatuur in de stad

Vanaf de twaalfde eeuw worden de steden weer belangrijk in de feodale agrarische samenleving, ze vormen een steeds belangrijke politieke en economische factor.

De mensen in de steden leefden vooral van handel en nijverheid.

In de stad werd een eigen burgermoraal en –ideologie met veel nadruk naar voren gebracht, dit kwam ook in de literatuur naar voren. Hard werken, een handelsgeest, investeren en zelfstandigheid waren bijvoorbeeld erg belangrijk volgens de stedelingen.

Het patriciaat > groep van rijke koopmansgeslachten die vaak het bestuur vormden in een stad, streefde naar de navolging van de hoofse cultuur (annexatie), maar tegelijkertijd werd deze hoofse cultuur aangepast aan de burgerlijke levenswijze en moraal (adaptatie). Dit zie je bijvoorbeeld terug in het Gruuthuse handschrift en de abele spelen.


De abele spelen stammen uit de veertiende eeuw en het zijn wereldlijke toneelstukken met een ernstig karakter. Voorbeelden zijn Esmoreit, Gloriant, Lanseloet van Denemerken en Van den Winter ende vanden Somer. De hoofdpersonen in deze toneelstukken waren vaak voorname personages zoals prinsen en koningen en de toon was verheven.

Na de abele spelen werden vaak sotternieën gespeeld, korte wereldlijke toneelstukjes met een humoristische strekking.

In de steden ontstond ook de standenliteratuur > teksten over het burgerlijk bestaan en het verheerlijken daarvan. Soms werd dit gedaan door nadruk te leggen op ongewenst gedrag, zoals bij De blauwe schuit.Dit was eveneens een satirische tekst, een spottende tekst waarin anderen bekritiseerd worden. Neem bijvoorbeeld ook het verhaal Van den vos Reynaerde van Willem, dat veel kritiek geeft op het hof en het hofleven.

Ook had je de prozaromans, dit waren hoofse ridderromans die werden aangepast aan de smaak van het stedelijk publiek. Zoals de Karelroman de Renout van Montalbaen, die werd overgezet in De historie van de vier Heemskinderen.Ook didactische (belerende) literatuur en schelmenverhalen werden veel gedrukt na de uitvinding van de boekdrukkunst.

In de Late Middeleeuwen ontstonden rederijkersverenigingen, dit waren georganiseerde verenigingen waarin men de literatuur beoefende. De rederijkers hielden zich vooral bezig met toneel en gedichten, zoals het verhaal Mariken van Nieumeghen.

In de rederijkersverenigingen werden ook nieuwe, humanistische gedachten en vernieuwende artistieke inzichten besproken. De boekdrukkunst maakte de snelle verspreiding van deze inzichten mogelijk. Ook de steden ontwikkelen door en worden nog groter en belangrijker. De Middeleeuwen lopen na de uitvinding van de boekdrukkunst in ongeveer het jaar 1500 ten einde.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.