1. Dichtsoorten naar de vorm
Sonnet: Bestaat als sinds de 13e eeuw. Stamt uit Italië en beroemde dichters als Dante en Petrarca hebben het veelvoudig toegepast. Verspreidde zich in de 15e eeuw over heel West-Europa en werd in een van de meest gebruikte versvormen.
De twee bloeiperioden in Nederland → De Renaissance en bij de Tachtigers, een dichtersgeneratie in de jaren tachtig van de 19e eeuw. Het klassieke sonnet telt 14 versregels, die in vier strofen worden gegroepeerd: twee strofen van 4 regels (kwatrijnen) vormen samen het octaaf, twee strofen van 3 regels (terzetten) vormen samen het sextet. Tussen de octaaf en het sextet bestaat een inhoudelijke samenstelling: de volta of wending. Bijv: droom/werkelijkheid, vroeger/nu, vraag/antwoord, gebeurtenis/beschouwing. Het klassieke rijmschema was: abba-abba-cdc-dcd, waarbij de letters a t/m d telkens een andere rijmklank aan het eind van de versregel voorstellen, maar daarvan werd veel afgeweken. Engelse sonnet/Shakespearsonnet → De wending ligt tussen de eerste twaalf regels en de laatste twee. Dat laatste gedeelte wordt daardoor extra kernachtig, het krijgt een spreukachtig karakter.
Ballade: Bestaat sinds de 13e eeuw. Komt van ballata, dat ‘danslied’ betekent. Sinds de Romantiek (omstreeks 1800) gebruiken we de naam ballade ook voor verhalende gedichten over heldendaden, moordpartijen en liefdessmarten, die een eenvoudige versvorm hebben en waarin het tragische element de boventoon voert. Dit genre ontstond ter navolging van het oude volkslied. De schrijver gebruikte veel herhaling en verliep het verhaal sprongsgewijs om het karakter van het oude volkslied na te bootsen. De ballade als het verhalend gedicht of lied met eenvoudige versvorm over ontroerende gebeurtenissen leeft nog steeds voort. Bij moderne dichters, in popmuziek en country zijn tal van voorbeelden te vinden.
Epigram: Ook wel puntdicht, is een kort gedicht waarin emotionele oordelen of invallende gedachten op puntige, soms ironische en kritische wijze worden uitgedrukt. Een puntdicht → kernachtig, lezen en schrijven beschouwen als verstandsspelletje. Epigrammen stammen al uit de klassieke Oudheid. Ze waren oorspronkelijk inscripties op graven, gedenktekens en geschenken, die door vorm en ritme gedichten waren.
Grafschrift: Ook wel epitaaf genoemd. Een dichtvorm die vooral met satirische of humoristische bedoelingen wordt beoefend, er wordt vaak gebruik gemaakt van woordspeling.
Limerick: Is een soort van puntdicht. Vijfregelig, humoristisch gedicht van Ierse oorsprong. De eerste regel eindigt (meestal) op een plaatsnaam. Het beschrijft een grappige situatie. Besluit met een verrassende slotopmerking (een pointe). De regellengte wisselt af: lang-lang-kort-kort-lang, met per regel meestal respectievelijk negen, negen, vijf, vijf en weer negen lettergrepen. Rijmschema is aabba. Vooral gebruikt voor pikante of satirische anekdotes.
Kwatrijn: Is een vierregelig gedicht. Gewoonlijk ernstige, levensbeschouwelijke inhoud. Het rijmschema is (meestal) aaba. Omar Khayyam, een Perzische auteur uit de 11e eeuw, is bekend en invloedrijk gebleven door zijn wijsgierige kwatrijnen. Vandaar de naam Oosterse of Perzische kwatrijnen.
Haiku en senryu: Haiku is zowel enkelvoud als meervoud. Het is een Japanse dichtvorm dat geliefd is in de Westerse Wereld. Strak en uiterst beknopt, in de oorspronkelijke taal 17 lettergrepen die gewoonlijk over 3 regels verdeeld zijn in de verhouding vijf, zeven, vijf. Eenvoudige woorden, natuurpoëzie. Het gaat niet om het uitzicht, maar om het inzicht.
Haiku humoristisch effect bereiken → senryu. Leidt vaak tot meditatie.
Visuele poëzie: Dichter stelt figuren samen met behulp van de tekst → beeldgedicht of tekstbeeld. Het moet gelezen en dus bekeken worden.
Oude dichtvormen: Dichtvormen die in de Renaissance werden beoefend:
- Acrostichon of naamgedicht: beginletters strofen, beginletters versregels vormen samen een naam. Bijvoorbeeld het Nederlands volkslied: Willem van Nassau.
- Refrein: Een gedicht waarin elke strofe eindigt met dezelfde regel (stock-regel)
- Retrograde of kreeftdicht: een gedicht dat ook van achter naar voren te lezen is.
- Rondeel: Een gedicht van gewoonlijk 8regels à de regels 1, 4, 7 en de regels 2 en 8 zijn gelijk
2. Dichtsoorten naar de inhoud
Lied: Het lied is het meest voorkomende poëziegenre. In vrij beknopte vorm geeft het uiting aan gevoelens en stemmingen. Opgebouwd uit strofen (coupletten) en refreinen. Eenvoudig en vloeiend. Veel subgenres, afhankelijk van het ontstaan, het doel en het publiek:
- Afhankelijk van het ontstaan à volks- en cultuurliederen
- Afhankelijk van het doel à religieuze, wereldse en pedagogische liederen (bv psalmen, liefdesliedjes en bepaalde opvoedkundige kinderliedjes)
- Afhankelijk van het publiek à sociale liederen (protestsongs), chansons (luisterliederen), kinderliedjes, popsongs en levensliederen (benaming smartlap gekregen)
Ode: Een plechtig loflied, meestal ter verheerlijking van een persoon
Hymne: Een loflied ter ere van een godheid
Elegie: Een klaaglied, ter gelegenheid van het overlijden van iemand die dierbaar was voor de dichter
Hekeldicht: Satirische poëzietekst vol spot, verontwaardiging of haatgevoelens. Voorwerpen van hekeling kunnen zijn: maatschappelijk en politiek toestanden, gebeurtenissen en personen
REACTIES
1 seconde geleden