Leesstrategieën:
- Verkennend lezen
- Nauwkeurig lezen
- Studerend lezen
- Zoekend lezen
Verkennend lezen:
- Bekijk de tekst
- Lees titel, eerste en laatste alinea
- Lees de tussenkopjes en de vetgedrukte woorden
- Eerste zin lezen van alle alinea’s tussen de inleiding en slot
- Bekijk de eventuele afbeeldingen
- Lees de bronvermelding
Stel jezelf de volgende vragen:
- Wat is waarschijnlijk het onderwerp?
- Wat voor soort tekst is het?
- Met welk doel is de tekst geschreven?
- Hoe is de tekst opgebouwd? Is er een duidelijke inleiding of slot?
- Wie heeft de tekst geschreven en wat is de bron?
Nauwkeurig lezen:
- Lees de tekst helemaal
- Let op de informatie die de inleiding en slot geven
- Vraag je af wat het belangrijkste is wat er over het onderwerp wordt gezegd
- Stel de betekenis vast van belangrijke moeilijke woorden
- Kijk naar het verband tussen de tekstdelen
Studerend lezen:
Je leest een tekst bijvoorbeeld een paragraaf uit een schoolboek. Het doel is om de informatie te onthouden.
Zoekend lezen:
Je hebt een vraag en je wilt het antwoord erop weten. Je zoekt gericht naar het antwoord.
Titels en onderwerp:
Bijna elke tekst heeft een titel. Die noemt soms letterlijk het onderwerp en geeft bijna altijd wel een aanwijzing.
Kranten à vaak onder- of boventitel toegevoegd
Om het onderwerp van een tekst te vinden, heb je meestal genoeg aan de titels en de eerste alinea.
Hoofdgedachte:
De hoofdgedachte is het belangrijkste wat de schrijver over het onderwerp zegt. Hoofdgedachte à vaak in inleiding of slotalinea à soms informatie uit beide alinea’s combineren
Hoofdgedachte informatieve tekst à altijd feitelijke informatie Hoofdgedachte betogende tekst à altijd een mening, meestal gevolgd door het belangrijkste argument.
Tekstverbanden:
Tekstverband
Signaalwoorden
voorbeelden
Opsommend
Ten eerste, ook, eveneens, bovendien, verder, tevens, zowel … als, ten slotte
We gaan niet alleen zwemmen, maar ook barbecueën.
Tijdsvolgorde
Eerst, intussen, terwijl, toen, vervolgens, daarna, voordat, nadat, zodra, ten slotte
Mijn vader braadt het vlees, terwijl mijn moeder kletst met de familie.
Tegenstellend
Maar, echter, evenwel, toch, daarentegen, integendeel, enerzijds … anderzijds
Mijn broer doet alsof hij pure cola drinkt, maar hij heeft die aangelegd met gin.
Uitleggend
Bijvoorbeeld, dat wil zeggen, zoals, met andere woorden
Jongens zoals mijn broer moeten altijd stoer doen.
Redengevend
Want, omdat, immers, daarom, namelijk
Tante Fie vertrekt vroeg, want ze haat feestjes.
Concluderend
Dus, dan ook, concluderend, de slot som is, hieruit volgt
Pim heeft gewonnen, jij is dus terecht kampioen.
Vergelijkend
Net als, zoals, evenals
Diana is zwijgzaam, net als haar moeder.
Samenvattend
Kortom, al met al, samenvattend, om kort te gaan
Het was kortom een dag om nooit meer te vergeten.
Tekstdoelen, tekstsoorten, tekstvormen: Een tekstdoel geeft aan wat de schrijver wil bereiken. Elke tekstsoort heeft verschillende tekstvormen. Een tekst kan meer tekstdoelen hebben, maar er is er altijd een het belangrijkst.
Tekstdoelen
Tekstsoorten
Tekstvormen
Informeren
Informatieve teksten
Nieuwsbericht, verslag, instructie
Overtuigen
Betogende teksten
Ingezonden brief, filmrecensie
Activeren
Activerende teksten
Advertentie, poster, oproep
Amuseren
Amuserende teksten
Jeugdboek, strip, cabarettekst
Informatieve tekst:
Een informatieve tekst is een tekst die als belangrijkste doel heeft de lezer te informeren, terwijl de mening van de schrijver er niet of amper een rol speelt. Daardoor onderscheid het zich van de betogende tekst. Je vind vooral feitelijke informatie.
Informatieve tekst à nieuwsbericht, sportverslag, artikel, handleiding, schoolboektekst, interviewverslag
Interviewverslag:
De informatieve teksten die je vaak aantreft in een krant of tijdschrift, is het interviewverslag: een verslag van een vraag- en antwoord gesprek.
- Letterlijk interviewverslag à alles letterlijk
- Samenvattend interviewverslag à vragen weggelaten en vat de antwoorden samen en wisselt af met letterlijke antwoorden.
Een interviewverslag wordt vaak voorafgegaan met een inleiding met informatie over de geïnterviewde persoon.
Tekstopbouw: inleiding en slot:
Tweedeling à inleiding, kern Driedeling à inleiding, kern, slot
Functies van de inleiding:
Aandacht trekken
- Het onderwerp
- De aanleiding
- De centrale vraag
- De mening
- Een samenvatting
Functies van het slot:
- Een conclusie
- Een samenvatting
- Een advies
REACTIES
1 seconde geleden