Hoofdstuk 1: Actief van nature
Zonder nieuwsgierigheid zou de wetenschap niet hebben bestaan.
Aristoteles leefde ongeveer 350 v. Chr. in Griekenland. Hij dacht dat de wereld uit vier elementen was opgebouwd: aarde, water, vuur en lucht. Elk element heeft twee eigenschappen:
water: koud, vochtig
aarde: koud, droog
vuur: warm, droog
lucht: warm, vochtig
Deze elementen gaan voortdurend in elkaar over doordat een van de twee eigenschappen verandert. Maar om te verklaren waarom en hoe dat kon veranderen had hij een vijfde element, de ether nodig. Ether zou de stof zijn waaruit de goden zijn gevormd. Tegenwoordig denkt men wel anders over stoffen. Maar daar is dan ook 2000 jaar over nagedacht.
Natuurfilosofen denken na over alles wat er in de natuur gebeurt.
Later toen men veel meer wist over de natuur was de natuur ‘te groot’ om te bestuderen. Toen heeft men de natuur opgesplitst. Eerst verdeelde men de natuur in die van de levende wezens en die van de niet-levende (levenloze) stof. De levende wezens worden in de biologie door biologen bestuurd. De levenloze stof werd verdeeld tussen de natuurkunde en scheikunde.
De scheikunde wordt ook wel chemie genoemd. Zij houdt zich vooral bezig met gebeurtenissen waarbij een stof verandert in een andere stof.
De natuurkunde wordt ook wel fysica genoemd. Zij bestudeert alle verschijnselen waarbij een levenloze stof niet in een andere stof verandert.
Biologie en scheikunde: biochemie
Biologie en natuurkunde: biofysica
Natuurkunde en scheikunde: fysische chemie
Scheikunde is onderverdeeld in de organische chemie die zich met koolstofverbindingen bezighoudt en de anorganische chemie die zich met de rest bezighoudt.
Meteorologie is de natuurkunde van het weer.
Sterrenkunde de natuurkunde van de sterren.
Kernfysica de natuurkunde van kernreacties.
Je neemt waar door te horen, te zien, te ruiken, te proeven en te voelen.
Hulpmiddelen bij waarnemen zijn: de meetlat, de weegschaal en de thermometer bijvoorbeeld.
gas → vast = rijpen
gas → vloeibaar = condenseren
vast → vloeibaar = smelte
vast → gas = sublimeren
vloeibaar → gas = verdampen
vloeibaar → vast = stollen
Waarnemen - vragen stellen – met proeven onderzoeken – een conclusie trekken uit de proeven – opnieuw waarnemen.
Schatten is meestal onbetrouwbaar en niet nauwkeurig. Bij sommige dingen schat je een voorwerp niet maar meet je het. Eigenschappen die je kunt meten of berekenen, heten grootheden.
Bekende grootheden zijn:
- lengte – oppervlakte – kracht – gewicht – snelheid - volume
Als je een grootheid meet, gebruik je daarvoor een meetinstrument. . Een meetinstrument geeft het aantal eenheden aan. Bekende eenheden zijn:
de meter = eenheid van lengte
de seconde = eenheid van tijd
de graag Celsius = eenheid van temperatuur
de volt = eenheid van spanning
grootheid = getal x eenheid
Paar eenheden uit je hoofd leren blz. 19-20
In de natuurwetenschappen maakt men gebruik van zeven basiseenheden of grondeenheden.
Om snel te kunnen werken worden er voor eenheden en grootheden afkortingen gebruikt die internationaal zijn afgesproken. Deze heten symbolen.
Grootheid Symbool Basiseenheid Symbool
hoeveelheid stof n mol mol
lengte l meter m
massa m kilogram kg
stroomsterkte i ampère A
temperatuur t of T graad, Celsius of Kelvin ⁰C of K
tijd = t t seconde s
lichtsterkte I seconde s
Naam Waarde Symbool
Mega 1.000.000 = 1 miljoen M
kilo 1.000 = duizend k
milli 0,001 = 1 duizendste m
micro 0,000,001 = 1 miljoenste u
onderzoeksvraag – proefbeschrijving – metingen – lijngrafiek – formule – conclusie
Water bestaat uit kleine deeltjes, bij verdamping vliegen die uit de vloeistof.
Deze opvatting noemt men in de natuurkunde een ‘model’. Met dat model kun je een hele boel verschijnselen van water verklaren.
REACTIES
1 seconde geleden