Boek 1 - Hoofdstuk 1-6

Beoordeling 4.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1106 woorden
  • 9 februari 2009
  • 28 keer beoordeeld
Cijfer 4.8
28 keer beoordeeld

Samenvatting scheikunde boek 1 hoofdstuk 1 t/m 6 klas 3

- Bij proeven moet je goed kleuren kunnen zien en goed kunnen waarnemen
- een zuivere stof is 1 stof
- mengsels bestaan uit meerdere stoffen die door elkaar zijn gemixt
- de oplosbaarheid van een stof is hoeveel gram er maximaal in water kan worden opgelost
- een suspensie is troebel, het is een mengsel van een vaste stof en water
- een suspensie is te scheiden door de vaste stof te laten bezinken en dan het water af te gieten
- een suspensie kun je ook filtreren
- een emulsie is een mengsel van vet en water
- om een emulsie gemengd te houden is er een emulgator toegevoegd
- legeringen zijn mengsels van metalen
- er zijn 92 zuivere stoffen (niet ontleedbare stoffen)

- bij een proef werk je rustig
- je doet alleen de opgegeven proef
- bij een proef met zuren of een brander doe je een bril op
- bij ruiken wuif je de geur naar je toe
- stoffen herken je aan stofeigenschappen
- vaak gebruik je instrumenten voor het herkennen van een stof

- alleen grondwater en regenwater zijn geschikt om drinkwater van te maken
- regenwater komt van zeewater
- water word bij de was gedaan als oplosmiddel voor het wasmiddel
- na het wassen is water nodig als spoelwater om het wasmiddel weg te spoelen
- zeep werkt als een emulgator
- met een emulgator kunnen water en vet zich met elkaar mengen, dan gaat de rotzooi van je handen af als je ze wast

- zure en basische middelen betasten je huid
- je moet je beschermen met handschoenen een bril en een jas
- wasbenzine spiritus en aceton mogen nooit bij open vuur gebruikt worden

- bij extraheren haal je met een vloeistof een oplosbare stof uit een mengsel van vaste stoffen
- de vloeistof heet extractiemiddel
- de dranken thee en koffie worden door extractie gemaakt
- met een adsorptiemiddel verwijder je een ongewenste stof uit een mengsel
- voorbeelden zijn ziektekiemen uit een aquarium of kwalijke gassen uit de lucht
- actieve koolstof of norit worden vaak als adsorptiemiddel gebruikt

- chemische reacties herken je aan reactieverschijnselen
- je herkent een reactie ook door te letten op stofeigenschappen
- bij een reactie kun je de beginstoffen niet meer terug krijgen je houd reactieproducten over
- voorbeelden zijn het ontploffen van kruit en het gisten van druivensap
- bij faseveranderingen ontstaan geen nieuwe stoffen
- bij oplossen destilleren en indampen ontstaan geen nieuwe stoffen
- hier is dus geen sprake van een reactie
- voorbeelden van reacties uit het dagelijks leven zijn: eten verteren, bederven van voedsel, haarverven en verkleuring van kleding
- bij een thermolyse ontleed de stof door warmte
- bij elektrolyse ontleed de stof door elektrische stroom

- stoffen toon je aan met een indicator
- zuren toon je aan met een PH-indicator
- kalk toon je aan met zoutzuur, er ontstaat een gas en de kalk verdwijnt
- zuurstof toon je aan met een gloeiend houtje, in zuurstof gaat het gloeiende houtje fel branden
- waterstof toon je aan door het gas op te vangen in een reageerbuisje, je steekt het gas aan en je hoort een knal

- namen en symbolen van de 92 niet ontleedbare stoffen staan in basisbinas

- ontleedbare stoffen geef je aan met een kommaformule
- de symbolen geven de niet ontleedbare stoffen aan die je door ontleding van de stof kunt maken
- je kunt uit water door elektrolyse waterstof een zuurstof maken
- water is dus H,O

- een reactie schema maak je in 5 stappen
- wat zijn de beginstoffen en wat zijn de reactieproducten
- schrijf het reactieschema in woorden op
- zoek van elke stof het symbool of de kommaformule op
- geef het reactieschema in symbolen
- controleer of links en rechts dezelfde symbolen voorkomen

- bij verbranding treden altijd 1 of meer van de volgende verschijnselen op
- rook, roet, warmteontwikkeling, vlammen of vonken
- roet is koolstof
- bij gele vlammen ontstaat roet en bij blauwe vlammen niet
- een vlam is een gloeiend gas
- vonken zijn gloeiende vaste deeltjes
- voor een verbranding zijn nodig: brandbare stof, zuurstof en een ontbrandingstemperatuur
- de ontbrandingstemperatuur is e temperatuur waarbij een stof gaat branden, en hij is bij elke stof anders
- een blusmiddel zorgt er voor dat het vuur uit gaat
- zand, schuim, koolstofdioxide en een blusdeken sluit je de brandbare stof af van zuurstof en dus kan hij niet meer branden
- met water en zand verlaag je de temperatuur van het vuur en dan gaat het ook uit
- benzine en olie branden blus je niet met water maar met schuim of een blusdeken of koolstofdioxide
- bij een gasbrand draai je de gaskraan dicht
- bij de meeste andere branden zijn water en zand wel geschikt

- reactieschema’s voor een verbranding stel je zo op
- benzine + zuurstof -> koolstofdioxide + water
- kommaformule is dus: C,H + O -> C,O + H,O
- met toestandsaanduiding: C,H(L) + O(g) -> C,O(g) + H,O(g)

- bij verbranding ontstaan oxiden, in de kommaformule ervan staat altijd het symbool van water en 1 ander symbool, H,O is een oxide maar H,S,O is dat niet
- als iets onvolledig verbrand kan het gevaarlijk worden doordat het giftige koolstofmonooxide ontstaat

- een molecuul is een groepje atomen
- er zijn ongeveer 100 soorten atomen en wel 20 miljoen moleculen
- bij chemische reacties hergroeperen de moleculen zich
- bij chemische reacties verdwijnen de moleculen en er ontstaan dan nieuwe van de reactieproducten
- de atomen veranderen niet
- in een zuivere stof komt maar 1 soort atoom voor, en in een ontleedbare stof komen er meer dan 1 soort voor
- bij scheiden van stoffen sorteer je de moleculen
- bij smelten van stoffen gaan de moleculen langs elkaar bewegen
- bij oplossen van stoffen gaan de moleculen tussen de vloeistof moleculen bewegen
- bij chemische reacties veranderen de moleculen wel en dus kun je de beginstof niet meer terug krijgen
- bij ontleden begin je met 1 stof dus ook met 1 soort moleculen
- bij scheiden begin je met meer soorten moleculen, maar deze moleculen veranderen niet
- molecuulformules geven aan welke atomen er in een molecuul zitten en hoeveel
- in bron 20 staan een aantal namen en formules van stoffen die je moet kennen (jammer dat we bron 20 niet hebben)
- bij een reactievergelijking moet je na het juist neerzetten van de formule ook nog gelijk maken (je weet wel cijfers en zo neerzetten)
- de massa van een molecuul wordt bepaald door de massa van alle atomen in de molecuul bij elkaar op te tellen
- bij reacties veranderd de massa van de stoffen niet, voor en na de reactie is de massa gelijk

- vaste zouten geleiden geen stroom maar opgeloste zouten wel
- zouten bestaan uit ionen
- ionen zijn geladen deeltjes
- doordat de ionen niet vrij kunnen bewegen kan vast zout niet geleiden
- in opgelost zout dus wel

dit was een samenvatting van hoofdstuk 1 t/m 6 van nask 2 klas 3

REACTIES

S.

S.

Mag ik iets zeggen?
Ik vind dat julie heel moeilijk praten..
heel moeilijk nederlands dan
en er zitten redelijk veel fouten in sommige verslagen duss..
doe er iets aan AUB! doei. x

13 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.