H1 middeleeuwen
Nieuwe ontwikkelingen in de middeleeuwen
- Muziek werd gespeeld in kerken en kastelen, vooral religieuze muziek.
- In de kastelen werden liederen gezongen en gespeeld door troubadours.
- Alle muziek in de middeleeuwen was eenstemmig. Pas aan het einde van de middeleeuwen werd het meerstemmig.
- De stijl van de muziek was Gregoriaans
- Er was vooral dansmuziek van speel lieden.
- Er waren vooral volkslieden en kunst lieden.
- Troubadour: adellijke dichters, die hun gedichten opvoerden op een melodie.
- Speellieden: mensen die rondtrekken, en op straat muziek spelen.
- Kunstlied: lied met een poëtische tekst waarbij de melodie de gevoelsinhoud versterkt.
- Volkslied: muziek op tekst in de volkstaal met eenvoudige structuur en kleine omvang, vaak mondeling geleverd.
Instrumenten:
doedelzak, kromhoorn, luit, pauken, , psalterium, schalmei, trompet, vedel.
Portatief: een soort fluit, klinkt als blokfluit en doedelzak
Trompet: ijzeren blaasinstrument
Doedelzak: snerperig geluid, blaas instrument
Vedel: voorganger van de viool
Kromhoorn: blaasinstrument, alleen lange tonen
Schalmei: blaasinstrument: klinkt Arabisch, veel toonverschillen
Luit: voorganger van gitaar
Pauken: trommels
Theorie:
- Notennamen
H2 renaissance
Nieuwe ontwikkelingen in de renaissance
- De muziek van de renaissance kwam vooral uit Nederland en België.
- De muziek werd niet alleen gemaakt door beroeps muziekkanten, maar ook door amateurs.
- In de renaissance werden de terts en de sext steeds vaker gebruikt. En werden belangrijker dan de kwint en de kwart.
- De renaissance is de bloeitijd van de polyfonie (meerstemmigheid).
- Polyfonie: alle stemmen gaan hun eigen weg en zijn melodisch even belangrijk en beïnvloeden elkaar niet.
- Meerstemmigheid op basis van een cantus firmus: in één partij zit een bestaande melodie, de cantus firmus. Andere melodieën zijn daar, door de componist, omheen gevlochten.
- Imitatie: meerstemmigheid waarin de stemmen na elkaar inzetten met hetzelfde motief.
- Homofonie: meerstemmigheid waarin de stemmen gelijktijdig inzetten en zich ongeveer in het zelfde ritme bewegen.
- Middeleeuwen belangrijk: kwint, kwart. Eenstemmigheid.
- Renaissance belangrijk: terts, sext. Meerstemmigheid.
- De belangrijke vormen waren: dansmuziek, cantus firmus, madrigaal en chanson.
- De religieuze muziek was: mis, motet en protestants kerklied.
Instrumenten:
Blokfluit, kromhoorn, viola da gamba, trombone
Blokfluit: blaas instrument van hout
Kromhoorn: blaasinstrument, alleen lange tonen
Viola da gamba: ?
Trombone: blaasinstrument, van ijzer
Theorie:
- Maataanding
3/4
6/8
2/4
4/4
Hoofdstuk 3 de barok
Nieuwe ontwikkelingen in de Barok:
- Een nieuwe ontwikkeling uit de barok is canon: een polyfone compositie. Daarin wordt één melodie achtereenvolgens gezongen of gespeeld. De inzetten overlappen elkaar.
- Er ontstond een nieuwe manier van spelen. De monodie: waarin één melodie door akkoorden wordt begeleid.
- Er ontstond ook opera.
Instrumenten:
Orgel, klavecimbel, luit, viool, altviool, cello, contrabas, hobo, traverso, trompet, pauken, hoorn.
Theorie:
Largo: breed
Grave: ernsitg, zwaar
Lento: langzaam
Adagio: langzaam, behoedzaam
Slow: langzaam
Andanto: gaande
Medium: gaande
Moderato: matig
Allegro: snel
Fast: snel
Vivace: levendig
Presto: zeer snel
Accelerando: versnellen
Ritenuto: vertragen
Ritardando: enigszins vertragen
Rallentando: vertragen
A tempo: het voorgaande tempo hervatten
Tempo primo: het eerste tempo hervatten
4 Classicisme:
- De tijd van polyfonie is voorbij.
- De monodie is de nieuwe trend.
- Het orkest neemt vast vormen aan.
- De symfonie komt in ontwikkeling en er gaan solo concerten plaatsvinden.
- Kamermuziek:
Trio, kwartet, kwintet
Sonate
- Symfonische muziek:
Symfonie en solo concert
Opera
De instrumenten:
Viool, altviool, cello, contrabas, dwarsfluit, hobo, klarinet, fagot, trompet, hoorn, trombone, pauken, grote trom, fortepiano
Theorie:
- Dynamiek
mF, F, FF, mP, P, PP, sF(sterk inzetten, daarna onmiddellijk zachter worden)
sterker worden, zachter worden)
5 Romantiek
Ontwikkelingen in de romantiek:
- De muziek in de romantiek was met hevige emoties; prachtige melodieën; grote virtuositeit.
- Er werd vooral muziek gespeeld voor kleine bezettingen, kamermuziek.
- Er werd vooral met trio’s, kwartetten en kwintetten gespeeld. En niet alleen voor de professionals maar ook door de amateurs.
- Solostukken voor de piano waren populair.
- Soloconcerten en symfonie groeiden uit tot grote muzikale vormen, die wel een uur konden duren.
- Opera’s en operettes maakten een bloeitijd door .
- Componisten waren niet meer in dienst van de kerk of voor een vorst, het waren kunstenaars.
Instrumenten:
- Symfonieorkest.
Theorie:
- Prime, secunde, grote/kleine terts, kwart, kwint.
6 20ste eeuw klassiek
Ontwikkelingen van de twintigste eeuw:
- Impressionisme: muziek waarin nieuwe klanken en akkoorden werden toegepast. Verschillende ‘kleuren’.
- Expressionisme: muziek waarin geëxperimenteerd. Er waren veel overdreven emoties in uitgedrukt.
- Ritmisch geladen composities. Waarop o.a. ballet gedanst werden.
- Neoclassicisme: terug vallen op de stijl van het classicisme in de 20ste eeuw.
- Minimal Music: voordurende herhaling van fragmenten.
Instrumenten:
- Klankkleur
- Orkest / symfonie orkest
Theorie:
- Motief werking
- Muzikale zin
7 20ste eeuw licht
Nieuwe ontwikkelingen in de 20ste eeuw
- Ontstaan van Jazz in Afrika en later ook in de westerse landen.
- Ontstaan van Rock ’N Roll
- Voorloper van Jazz (ragtime)
- Het kunnen opnemen en afspelen van muziek
- Grammofoonplaat
Instrumenten:
- Microfoons, elektrisch gitaar, basgitaar, synthesizer, keyboard.
Theorie:
Bleus schema voorbeeld
I I I I
IV IV I I
V IV I (V)
Intro's hoofdstuk 1 t/m 7
ADVERTENTIE
Zo weet je precies wat je nog moet leren voor je examens! 📚✅
Al aan het stressen voor je eindexamens? Niet met Examenbundel! Maak per vak de gratis quickscan en check hoe je ervoor staat. Zo krijg je direct inzicht in wat je al beheerst en wat je nog moet leren en oefenen.
Naar de quickscan

REACTIES
1 seconde geleden
A.
A.
Thanks, super goede samenvatting!!
12 jaar geleden
Antwoorden