Hoofdstuk 4, Classicisme

Beoordeling 3.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 976 woorden
  • 17 maart 2010
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 3.3
16 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Zo weet je precies wat je nog moet leren voor je examens! 📚✅

Al aan het stressen voor je eindexamens? Niet met Examenbundel! Maak per vak de gratis quickscan en check hoe je ervoor staat. Zo krijg je direct inzicht in wat je al beheerst en wat je nog moet leren en oefenen.
 

Naar de quickscan

CLASSICISME (1750-1815)

Intro
In het jaar 79 Pompeï (italië) bedolven onder as. Men groef in 1749 de reuïnes op, hernieuwde belangstelling voor klassieke oudheid. Vooral zichtbaar in beeldende kunst en architectuur van 18e eeuw. Voor componisten weinig uit te halen, wist niet hoe het klonk. Onderwerpen voor opera uit Griekse en Romeinse mythologie. 2e helft 18e eeuw periode classicisme.
- Duitse componist Christoph Willibald Gluck schreef opera op Orfeus en Euridice. Als Orfeus rouwt om geliefde Euridice krijgt oppergod Zeus medelijden. O krijgt toestemming om naar onderwereld af te dalen om E op te halen. Gaat mis en E sterft opnieuw. Als O zelfmoord wil plegen komt liefdesgod Amor. Door zijn aanraking komt E weer tot leven. (In Dans vd gelukzalige geesten wordt sfeer Elyzeese velden (hemel) muzikaal uitgebeeld. In aria Che faròsenza Euridice vraagt O zich wanhopig af wat hij moet doen nu hij E voor de 2e x is verloren).
In Fra. na Franse Revolutie (1789) absolute monarchie plaatsmaken voor meer democratisch systeem (later Napoleon, kort bewind maar snelle uitbreiding macht in Europa, brokkelt ook snel weer af). Veel oorlogen op politiek en bestuurlijk gebeid, veel hervormingen. Tijd polyfonie voorbij, monodie nieuwe trend (1 stem in hoofdmelodie, andere partijen begeleidende functie). Orkest begint vaste vorm te krijgen: symfonie en soloconcert in opkomst in concertzalen. In kleinere zalen kamermuziek (strijkkwarten pop.). In classicicsme streven naar evenwichtige vorm, kunst moet harmonious en ideaal zijn. Tijd van goede smaak.

Belangrijkste muzikale vormen:
- Kamermuziek
- Trio, kwartet, kwintet
- Sonate

Symfonische muziek
- Symfonie en soloconcert
- Opera

1.
- Menuet oorspronkelik volksdans, later ook in hofkringen. Passen klein en ingewikkeld. Muziek in ¾ maat, tempo matig, 3 delig ABA. B contrasteert met A, wordt Trio genoemd. Partijen tot 3 beperkt. Menuet kwam in barok al voor in suites, tijdens classiscisme ook in symfonieën, sonates, trio’s en kwartetten. Tegen eind periode verving Beethoven menuet door snel deel:allegro of scherzo. Andere componisten volgden en menuet raakte uit.
- Strijkkwartet meest voorkomdende vorm kamermuziek. Woord voor zowel ensemble (2violen, alt, cello) als compositie gebruikt. Joseph Haydn schreef 83 strijkkwartetten. Andere veel voorkomende combi’s: pianotrio, fluitkwartet en kwintetten van versch. samenstellingen (vaak met paino). Weense Klassieken (alle 3 enige tijd in Wenen werkzaam): Joseph Haydn, Wolgang Amadeus Mozart, Ludwig van Beethoven.

2.
- Sonate compositie uit 3 of 4 delen, 1 of 2 instrumenten (vooral piano-viool en piano solo). Sommige sonates 4delig, lijkt daarin op symfonie. Andere sonates 3 delige en lijken daarin op soloconcert (solo instr en orkest). Ieder deel heeft eigen vorm (niet dwingend, wel gebruikelijk). In trio’s, kwartetten en kwintetten zelfde volgorde.
- allegro: sonate- of hoofdvorm
- andante: 3delig, ABA
- menuet(/scherzo); 3delig ABA
- rondo: frans ABACADA, weens ABA\'CA\"B\'A\"\'
- allegro: sonatevorm
- andagio: 3delig ABA
- rondo: rondovorm

Deel 1 allegro.
1e deel sonate of symfonie meestal in hoofdvorm (sonatevorm). Typerend voor klassieke muziek dat thema op allerlei manieren wordt bewerkt en uitgewerkt tot compositie van behoorlijke omvang. Hoofdvorm bestaat uit 3 onderdelen die bijna ongemerkt overlopen:
- Expositie: thema 1 (tonica), overgangsgroep, thema 2 (dominant), slotgroep 2x. Eerst muzikale materiaal te horen. Thema 1 in hoofdtoonsoort en heeft vaak opvallende stevige ritmiek. Thema 2 in dominant (of paralelle mineur), lyrisch (daardoor vaak zangthema genoemd). Verbindingsfiguren zoals toonladderfiguren, gebroken akkoorden en motieven.
- Doorwerking: bewerking thema’s of nieuw materiaal (moduleren, motief verwerking, sequensen etc.: speeltuin)
- Reprise: thema 1 (tonica), verbindingsgroep, thema 2 (tonica), slotgroep, coda (passend slot).
Rondo: slotdeel. Eenvoudige instrumentale vorm met refreinen en coupletten. Herhaling (instrumentaal refrein dat herhaald wordt), contrast (coupletten kunnen erg afwijken van refrein) variatie (refrein kan ook in gewijzigde vorm herhaald worden).

Divertimento: ontspanningsmuziek, niet te moeilijk voor spelers en het oor. Aantal delen van 1-12. \'Divertimento\' zegt iets over karakter, niet bezetting. Voorloper 19e eeuwse salonmuziek. In 18e eeuw nog geen strenge scheiding amusements- en serieuze muziek.
Aaanuiduiding KV (Köchel Verzeichniss) is verwijzing naar nr. dat Köchel aan compositie gaf in catalogus die hij samenstelde met Mozart werken. Meestal wordt opus nr gebruikt (opus is werk).
Fortepiano: opvolger klavecimbel. Hamertje met leer bespannen slaat tegen snaar, in klavecimbel snaar aangetokkeld door klein pennetje. Op forte piano verschil hard/zacht mogelijk, klankkleur totaal versch.

3.
Symfonie in 18e eeuw ontstaan uit sinfonia: instrumentaal stukje in opera, cantate of oratorium. Later werd sinfonia zelfstandige compositie (3delig, snel-langzaam-snel). Ontwikkeling tot 4delig in Dts door Stamitz en Bach. Kenmerken: dramatisch gebruik dynamiek en uitbuiten emotionele tegenstellingen. Symfonie bestaat uit 4 delen:
- allegro: snel, 2 thema’s (vaak tegengesteld karakter), hoofdvorm.
- andante/adagio: langzaam, rust na 1e deel (mooie melodieën, rustig tempo), 3delige liedvorm ABA
- menuet: oorsponkelijk dans in matig tempo in ¾ maat (gestileerde dans). Vanaf Beethovens 5e symfonie vervangen door allegro/scherzo, 3delige liedvorm ABA
- allegro: snel slotdeel (uitsmijter), rondovorm of hoofdvorm.
Soloconcert: solist met begeleiding orkest. Bach en Vivaldi begin, Mozart en Beethoven maakten soloconcert belangrijkste vorm van symfonische muziek naast symfonie.
Cadens: tegen einde 1e deel speelt orkest afsluiting en speelt solist alleen verder, een cadens (oorspronkelijk geïmproviseerd). Daarin wordt op virtuoze wijze met de 2 thema’s gespeeld. Beethoven was 1e die dat door al zijn concerten deed. Nu improviseert bijna niemand meer (muv Be Jos van Immerseel) en speelt de cadensen van Beethoven.
orkest:in loop 18e eeuw veranderde orkest. Uitgebreid met blazer en ingedeeld in groepen met vaste plaats.
- strijkers (hoofdmacht): 1e en 2e violen, viola, celli, controbassen
- houtblazers (min duo’s): dwarsfluit, hobo, klarinet, fagot (picolo, alt hobo (engelse hoorn), basklarinet, contrafagot).
- koperblazers: trompet, franse hoorn (corni), trombone, tuba
- slag: 2 pauken, grote trom

4.
Mozart hield van opera’s. Wilde graag operacomponist worden maar nooit gelukt. In opera wisselen recitatieven, aria’s, duetten en terzetten elkaar af. Don Giovanni is succesvolle versierder die geholpen wordt door Leporello. Donna Anne heeft hij al een bedrogen, Donna Elvira wil hij verleiden en hij probeert het boerinnetje Zerlina te versieren (verloofd met Masetto) maar zij wijst hem af na twijfel. Don Giovanni ontzet en probeert haar opnieuw te versieren. Leparello moet Masetto afleiden. Don Ottavia is de verloofde van Anna.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.