Hoofdstuk 14

Beoordeling 5.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 1026 woorden
  • 20 oktober 2003
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 5.5
14 keer beoordeeld

Hoofdstuk 14 Efficiënt handelen in een niet-commerciële organisatie.

14.1 De doelstellingen van een niet-commerciële organisatie. Niet-commerciële organisaties: streven niet naar winst, maar naar het realiseren van doelstellingen die op het maatschappelijk vlak liggen en evenwicht tussen inkomsten en uitgaven. Verschillende non-profitorganisaties: Recreatieve: sport en ontspanning. (contributies en subsidie) Ideële: idee, politieke partij, ANWB. (leden) Humanitaire: welzijn van mensen verbeteren. (geld inzamelen grote publiek) Overheids: maatschappelijke belangen, brandweer. (belasting) Effectief: doel bereiken. Efficiënt: met zo min mogelijk middelen een zo hoog mogelijk resultaat bereiken. Om tekorten op te vangen bouwen ze een reserve aan liquide middelen op. (kas, tegoed, vorderingen) Tarieven en financiële overzichten zijn beschikbaar om een zo goed management te voeren. Budget voor taken 2 functies: - Hoogte van het besteden bedrag. - Taakstelling, in hoeverre is de opdracht uitvoerbaar. Niet-commerciële organisaties zijn gericht op dat de uitgaven niet de inkomsten overtreffen, budget opmaken en geen winst maken, wel taken uitvoeren. Vaak als rechtsvorm à stichting of vereniging. Rechtsvorm: juridische vorm die een organisatie heeft. Rechtspersoon: heeft een rechtsvorm, organisatie die zelfstandig rechten en plichten heeft.

14.2 Verenigingen en stichtingen. Vereniging: organisatie met leden die een bepaald doel nastreven. · met beperkte rechtsbevoegdheid. - bestuurders zijn hoofdelijk aansprakelijk. - kan geen onroerend goed in eigendom krijgen (geen clubhuis, je bent geen rechtspersoon) · met volledige rechtsbevoegdheid. - de algemene ledenvergadering heeft hoogste macht. - geen (winst) uitkeringen aan (bestuurs) leden, maar aan vereniging zelf. - rechtspersoon.

Organen van een vereniging: · algemene ledenvergadering, bevoegdheden: - bestuursleden benoemen (meestal voor 3 jaar) - begroting vaststellen. - statuten wijzigen. (organisatie en verkiezingen) - opheffen vereniging. · bestuur van de vereniging (dagelijkse leiding) voorzitter, penningmeester. · commissies (kas, activiteitencommissie) Geld door contributies en sponsors. Statuten gedeponeerd bij de notaris, zo wordt persoonlijke aansprakelijkheid beperkt. Dechargeren: bevrijden van druk om verantwoording af te leggen, kascommissie bij penningmeester.

Stichting: organisatie met eigen rechtspersoonlijkheid, geen leden maar donateurs, opgericht door paar mensen, streven naar een ideëel doel. Mag alleen vermogen opbouwen voor schommelingen. · rechtspersoon. · geen winstdoel. · coöptatie (bestuur benoemt zichzelf want ze hebben geen leden) · geen leden.

14.3 Het overzicht van inkomsten en uitgaven. Eenvoudigste vorm financiële verslaggeving is overzicht van inkomsten en uitgaven. Scontrovorm: twee kolommen. Saldo: extra post om kolommen in evenwicht te brengen. Andere is staffelvorm. Overzicht is eigenlijk van kas en giroboek, bestemmingen en bronnen zijn bekend. Bruto-overzicht want volledige inkomsten en uitgaven vermeld, bij netto alleen saldo vermeldt. Overzicht in scontrovorm maar debet en credit onder elkaar anders past begroting er niet bij. Kasstroomoverzicht: verslaggeving naar buiten in staffelvorm. Het is absoluut geen resultatenrekening! Namelijk omdat het dingen bevat van vorig jaar, dus het matching beginsel is niet toegepast.

14.4 De staat van baten en lasten. Bezittingen (op balans): op gemak op €1,-, zegt niets over werkelijke waarden (bijv netten ballen doelpalen) Niet eenvoudig om waarde bezittingen vast te stellen, als er nieuw materiaal wordt gekocht komt er in de begroting post
aanschaf materiaal. Bij commerciële organisaties willen buitenstaanders waarde weten, dit doen ze door aanschafwaarde en afschrijvingen. Vermogen heeft bij vereniging andere functie: geeft aan over hoeveel liquide middelen de vereniging op korte termijn
zou kunnen beschikken (aanwezige liquide middelen + vorderingen op korte termijn – betalingen op korte termijn) Jaarvergadering: beoordeling bestuur op basis van stroom inkomsten en uitgaven. €5000 maximale reserve. Baten: bedrag waarmee vermogen toeneemt. Lasten: bedrag waarmee vermogen afneemt. Exploitatierekening: de staat van baten en lasten (geeft vertekende weergave werkelijke situatie) Saldo: verschil tussen baten en lasten. Voorcalculatorisch moet dit klein zijn, want creëren van een saldo is geen doel van een vereniging. Als dit nacalculatorisch gebeurd, zijn ze efficiënt bezig geweest.

14.5 De functie van de begroting. Economisch principe: - met een minimum aan middelen een vastgesteld doel bereiken. - met gegeven middelen een maximaal resultaat bereiken (gelden alleen bij streven naar overschot, winst) Niet-commerciële organisaties: een vastgesteld doel met gegeven middelen bereiken. Minimaliseren van middelen is alleen nodig voor zover de begroting overschreden wordt. Er is een maximum aan reserve afgesproken, subsidiegever kan overschot terugvragen. Bij een vereniging kunnen leden ook lagere contributie eisen als inkomsten hoger ligt. Bij een vereniging moet er druk zijn om de begroting krap te houden, de leden komen met die druk die willen een lage contributie. Als men subsidie krijgt komt de druk bij de subsidiegever. Mogelijkheid om begroting als instrument voor kostenbeheersing gebruiken hang af van karakter: - Bindende begroting: voor elke activiteit is een bedrag beschikbaar gesteld dat niet overschreden mag worden, als bedrag onvoldoende is bij instantie verzoek aanpassing begroting. - Semi-bindende begroting: minder stuurkracht. Binnen totale bedrag van begroting blijven en men mag overhevelen van ene post naar andere. Post onvoorziene uitgaven nemen, voor eventuele overschrijding. - Leidinggevende begroting: beperkt stuurkracht, begroting is schatting en men moet proberen binnen maximum te blijven maar mag daar van afwijken met goede reden. Overschrijding gefinancierd uit reserves.

14.6 Verschillen en overeenkomsten met commerciële organisaties. Streven allebei naar verzorging goederen en diensten. Commerciële gericht op: winst, marktvergroting en maximalisering, voor hun diensten en goederen een middel. Niet-commerciële: ideële of maatschappelijke doelstellingen. Eigen vermogen opbouwen alleen voor reserve. Zij kunnen andere administratie bijhouden. Saldo resultatenrekening zegt niet over liquide middelen, alleen over verandering in vermogen. Overzicht baten en lasten lijkt meer op winst- en verliesrekening. Saldo geeft aan hoe vermogen veranderd is. Lasten en baten aan andere kant. Een niet-commerciële zet vaste activa voor het volle bedrag op staat baten en lasten als aankoop geregeld is, een bedrijf schrijft die vaste activa in de loop van jaren af. Niet-commerciële: niet verplicht om balans op te stellen. Alleen vermelding aanschaf goederen verplicht, ze kunnen kiezen om dit te melden op het moment van betaling of als verplichting betalen ontstaat. Bezittingen voor €1,- op balans. Bedrijfseconomische beginselen niet mogelijk bij niet-commerciële organisaties. Voorcalculatorisch: doel een taak uit te voeren, begroting nodig, inkomsten voldoende voor uitgaven, geen streven naar overschot. Nacalculatorisch: doel kan zijn om taak met minimum uitgaven te verzorgen. Dan wel een streven naar overschot. Zakelijke afhandeling: onderscheid tussen taakuitvoering van bestuur en het financieel beleid. Dus tussen effectiviteit en efficiëntie. Is taak volbracht, dan is beleid effectief geweest. Als efficiënt werken tot overschot leid, is dat goede management.

REACTIES

W.

W.

Bedankt voor je samenvatting!

19 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.