Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? 🔐
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Hoofdstuk 1

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1170 woorden
  • 29 september 2010
  • 40 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
40 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
Samenvatting M&O hoofdstuk 1 en 2
1.1 Organisaties

Een organisatie is een samenwerkingsverband tussen mensen die bepaalde doelen willen bereiken.

Je hebt commerciële en niet-commerciële organisaties.

  • Commerciële organisaties (profitorganisaties, bedrijf of onderneming) streven naar winst. De eigenaren van het bedrijf hebben er geld ingestopt en willen voor dat geld een vergoeding hebben, dat is hun doel. Voorbeelden van commerciële organisaties zijn winkels, banken, fabrieken en accountantskantoren. Het zijn organisaties die producten voortbrengen, verkopen en/of diensten verlenen om winst te maken.
  • Niet-commerciële organisaties (non-profitorganisaties) streven niet naar winst. Het doel van een niet-commerciële organisatie hangt af van wat voor organisatie het is. Voorbeelden van niet-commerciële organisaties zijn sportclubs, stichting Aap, nierstichtingen noem maar op.

Een rechtsvorm is de juridische vorm van een organisatie. De rechtsvorm bepaald wie de leiding heeft en wie verantwoordelijk is voor de schulden van de organisatie.

Een organisatie kan een natuurlijke- of rechtspersoon zijn.

  • Natuurlijke personen zijn mensen zoals jezelf, je ouders, je vrienden. Ze hebben rechten en verplichtingen en kunnen dus schulden en verantwoordelijkheid hebben.
  • Rechtspersonen hebben ook rechten en verplichtingen, maar ze kunnen ook eigen bezittingen en schulden hebben.

Je hebt 4 rechtsvormen voor een commerciële organisatie.

  • Een eenmanszaak bezit geen rechtspersoonlijkheid. Er is maar één eigenaar. Hij of zij heeft de leiding, het eigen vermogen ingebracht en is verantwoordelijk voor de schulden. Meestal staat er in de naam van een eenmanszaak niets als bv of nv.
  • Een vennootschap onder firma heeft ook geen rechtspersoonlijkheid. Er zijn twee of meer eigenaren. Ze hebben de leiding, het eigen vermogen ingebracht in het bedrijf en zijn verantwoordelijk voor alles. Arbeidsverdeling is mogelijk. Meestal staat er in de naam van een vennootschap onder firma fa.
  • Een naamloze vennootschap heeft wel een rechtspersoonlijkheid. De organisatie zelf heeft dus rechten en verplichtingen en kan schulden hebben. De eigenaren (vennoten) zijn slechts aansprakelijk voor het deel wat ze in het bedrijf hebben gebracht. Meestal zijn de letters nv in de naam verwerkt. De definitie van een nv is; een naamloze vennootschap is een rechtspersoon met een in aandelen verdeeld eigen vermogen, waarin elk van de vennoten (aandeelhouders) voor één of meer aandelen deelneemt.
  • Een besloten vennootschap heeft ook een rechtspersoonlijkheid. De definitie van een bv is; een besloten vennootschap met een beperkte aansprakelijkheid is een rechtspersoon met een in aandelen verdeeld eigen vermogen, waarin ieder van de vennoten voor één of meer aandelen deelneemt. Er staat meestal bv in de naam.

Een nv en bv zijn hetzelfde alleen worden de aandelen anders verdeeld. De aandelen van een bv mogen alleen aan bepaalde aandeelhouders worden verkocht, zoals aan familieleden. Dat in tegenstelling van een nv die de aandelen aan iedereen mogen verkopen.

Voor niet-commerciële organisaties zijn er 4 rechtsvormen.

  • Een naamloze of een besloten vennootschap komt voor bij de grote niet-commerciële organisaties. Ze hebben een bedrijfsmatig karakter. Voorbeelden zijn energiebedrijven en publieke omroepen. Steeds vaker privatiseren dit soort bedrijven. Dit betekend dat het een commercieel bedrijf wordt en naar winst streeft.
  • Een vereniging is een organisatie met leden. Ze hebben en doel en streven die na. Het bestuur wordt door de leden gekozen. De leden moeten contributie betalen. Meestal staat in de naam vereniging. Het is een rechtspersoon.
  • Een stichting kent geen leden. Ze willen een doel realiseren. Het vermogen wordt vaak verkregen door subsidies of schenkingen. In de naam staat meestal stichting.

Je kunt

• Het begrip organisatie beschrijven.

• Verschillen aangeven tussen commerciële en niet-commerciële organisaties.

• Organisaties herkennen.

1.2 Management

Organisaties worden geleid door managers, het totaalpakket van een manager wordt management genoemd. Management omvat het bepalen van de doelstellingen van de organisatie, het plannen, het organiseren, het geven van leiding en het controleren.

De taken

  • Bepalen van doelstellingen van de organisatie. Managers werken hoofddoelstellingen van organisaties uit in subdoelstellingen, totdat een doelstelling zo concreet is dat deze kan worden omgezet in een plan en de uitvoering ook kan worden gecontroleerd.
  • Met het plannen willen ze bepalen wanneer welke doelstellingen gerealiseerd moeten zijn. Het zijn de gedetailleerde uitwerkingen van doelstellingen.
  • Met organiseren verstaan we het scheppen van doelmatige verhoudingen tussen mensen, middelen en handelingen om een bepaald doel te bereiken.
  • Het geven van leiding willen ze zo effectief en doelmatig mogelijk de mensen aan het werk zetten om de deadlines van de doelstellingen te halen. Ze begeleiden de activiteiten van de verschillende werknemers en afdelingen.
  • Het controleren is belangrijk omdat de manager dan kans heeft om tijdig bij te sturen en eventueel weer nieuwe doelstellingen te bepalen. Het is nodig om te zien of de medewerkers hun taken zo doelmatig mogelijk uitvoeren.

Je hebt drie soorten doelstellingen

  • Strategische doelstellingen geven aan wat een organisatie op een lange termijn (5 à 10 jaar) wil bereikt hebben. Ze worden opgesteld door het hogere management. Het aantal is beperkt.
  • Tactische doelstellingen zijn een invulling van de strategische doelstellingen. Deze duren 2 à 5 jaar en worden opgezet door het middenmanagement samen met het hogere management. Het aantal is groter dan strategische.
  • Operationele doelstellingen zijn een invulling van de tactische doelstellingen. Ze zijn van korte termijn (1 à 2 jaar) en worden opgesteld door het lagere management samen met het middenmanagement. Het aantal is grotere dan tactische.

Je kunt

• Het begrip management omschrijven.

• De taken van het management omschrijven.

1.3 Gegevens en informatie

Informatie omvat gegevens die de kennis van de ontvanger vergroten.

Gegevens zijn op zichzelf staande feiten.

Informatie moet aan eisen voldoen.

  • De informatie moet betrouwbaar zijn. De ontvanger van de informatie moet ervan uit kunnen gaan dat de informatie die hij heeft gekregen juist en volledig is.
  • Het moet relevant zijn. De informatie moet gaan over de behoefte, wat de ontvanger wil weten.
  • Het moet tijdig zijn. De informatie moet er op het juiste moment zijn.

Je hebt drie soorten informatie.

  • Beslissingsinformatie is informatie waarmee je beslissingen kunt nemen.
  • Verantwoordingsinformatie is informatie waarmee je verantwoording kunt afleggen. 
  • Feedbackinformatie is informatie waarmee je kunt vergelijken. Je gaat terug naar de norm van de organisatie en vergelijkt dat met de huidige gegevens.

Je kunt

• De begrippen gegevens en informatie omschrijven.

• Voorbeelden geven van gegevens en informatie.

• De eisen noemen die aan informatie worden gesteld.

• Het verschil aangeven tussen beslissings- en verantwoordingsinformatie.

• Het begrip feedbackinformatie omschrijven.

1.4 Communicatie, informatie en informatie stromen

Communiceren is het uitwisselen van informatie tussen een zender en een ontvanger.

Interne communicatie is het uitwisselen van informatie binnen een organisatie door bijvoorbeeld vergaderingen, gesprekken of mailtjes.

Externe communicatie is het uitwisselen van informatie van de organisatie naar de buitenwereld of andersom. Dit kan bijvoorbeeld via gesprekken, mail, reclame of rapporten.

Interne informatie is afkomstig van eigen organisatie naar eigen organisatie.

Externe informatie is afkomstig van eigen organisatie naar de buitenwereld of andersom.

De overdracht van informatie is altijd bezig, dat noem je informatiestromen.

Een informatiesysteem is geheel van personen, hulpmiddelen en activiteiten dat gericht is op het verzamelen, verwerken en verstrekken van gegevens om te kunnen voorzien in de informatiebehoeften van personen binnen en buiten de organisatie.

Je kunt

• Het begrip communicatie omschrijven.

• Het verband leggen tussen communicatie en informatie.

• De informatiestromen beschrijven die een organisatie binnenkomen en uitgaan.

 
 Bron: in Balans Management en Organisatie Theorieboek 1a VWO

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.