Verzorgingsstaat

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2994 woorden
  • 25 september 2016
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
20 keer beoordeeld

Samenvatting Maatschappijleer hoofdstuk Verzorgingsstaat
§1   Wat is een verzorgingsstaat?
• Verzorgingsstaat: de overheid bemoeit zich actief met de welvaart en het welzijn van de inwoners, Nederland is zo’n verzorgingsstaat
• Welvaart: de mate waarin mensen over voldoende middelen beschikken om hun behoeften te vervullen
• Welzijn: de mate waarin mensen tevreden zijn over hun lichamelijke en geestelijke gezondheid
• Vroeger werd de verzorgingsstaat ook wel een ‘welvaartsstaat’ genoemd, maar volgens Piet Thöenes moest het om veel meer gaan dan alleen welvaart
• Solidariteitsgedachte: bereidheid om risico’s met elkaar te delen
• Vier belangrijke functies van de verzorgingsstaat:
- Verzekeren: als je werkt, betaal je sociale premies voor als je ziek, werkloos of arbeidsongeschikt raakt. Ook betaalt iedereen belasting. Alle regelingen vormen samen het socialezekerheidsstelsel, dat mensen verzekert van een inkomen bij werkloosheid, ziekte, ouderdom of arbeidsongeschiktheid.
- Verzorgen: als je door fysieke of psychische aandoeningen hulp nodig hebt, kun je een beroep doen op een van de vele regelingen, bijv. vrouwen die bevallen hebben recht op kraamhulp. Voor oudere mensen zijn er dan weer verzorgings- en verpleeghuizen.
- Verheffen: een goede opleiding geeft je de kans om je talenten te ontplooien + meer kans op de arbeidsmarkt. Goed onderwijs is belangrijk voor onze samenleving als geheel, goed concurreren op internationaal niveau.
- Verbinden: door het collectieve karakter bindt de verzorgingsstaat mensen. Het socialezekerheidsstelsel maakt mensen van elkaar afhankelijk (je betaalt voor elkaar) maar de sociale ongelijkheid onderling wordt kleiner.
• Sociale grondrechten: niet afdwingbaar bij rechter, maar overheid moet er actief naar streven (voldoende werkgelegenheid, bestaanszekerheid en welvaart, een goed leefmilieu, volksgezondheid en voldoende woongelegenheid, goed onderwijs)
• Andere plicht is het betalen van premies voor verzekeringen als de AOW, de werkeloosheidswet (WW) en de basiszorgverzekering
• Planeconomie: iedereen is gelijk, productiemiddelen in handen van de overheid
• Communistische staatsopvatting: staat neemt totale verzorging van burgers op zich
• Vrijemarkteconomie: vrijheid staat centraal en de overheid grijpt niet actief in bij economie
• Risico van het delen: als andere mensen meer dan jij gebruikmaken van collectieve voorzieningen, betaal jij de facto meer dan je ervoor terugkrijgt
• We onderscheiden 3 modellen in de verzorgingsstaat:
- Scandinavisch model: kernwoord = flexicurity (combinatie van een flexibele arbeidsmarkt en een sterke sociale zekerheid). Je wordt makkelijk ontslagen maar krijgt ook makkelijk een nieuwe baan. Sociale zekerheid zie je terug in hoge uitkeringen en de uitgebreide verlofregelingen voor ouders met kleine kinderen. Er is wel hoge collectieve lastendruk, voornamelijk door de hoge uitgaven en inspanningen op het gebied van kinderopvang en onderwijs. Hierdoor is de arbeidsparticipatiegraad bij vrouwen wel relatief hoog.
- Angelsaksisch model: kennen geen uitgebreide sociale zekerheid omdat daar geen liberale waarden als eigen verantwoordelijkheid, vrijheid en particulier initiatief belangrijker worden gevonden. De overheid geeft prioriteit aan een goed ondernemingsklimaat: loonvorming wordt aan de markt overgelaten en een flexibele arbeidsmarkt geeft impulsen aan de werkgelegenheid, met veel problemen voor eventuele afvallers. Gezondheidszorg en onderwijs moeten mensen vooral zelf regelen. Een uitkering krijg je niet zomaar en zijn meestal van korte duur. Collectieve sector is kleiner dan bij ons. De overheidsuitgaven zijn veel lager dan bij ons en daardoor betalen mensen ook minder belastingen en premies.
- Rijnlands of corporatistisch model: mengsel van de andere twee. Vrije markt wordt flink ingeperkt door sterk ontwikkelde collectieve sector en harmonieuze samenwerking tussen overheid, werkgeversorganisaties en vakbonden. Belangrijk = sociale zekerheid. Dit model is kenmerkend voor Nederland sinds 1960.Op dit moment staat het model onder druk. De kosten voor de verzorgingsstaat zijn flink gestegen en door politieke keuzes is Nederland de laatste jaren aan het opschuiven in de richting van het Angelsaksische model. Collectieve goederen worden overgelaten aan de vrije markt.
§2   Ontstaan verzorgingsstaat
• Tijdens de 19e eeuw was de rol van de overheid vooral op de liberale grondslag gebaseerd
• Iedereen kon produceren wat hij wilde, er waren geen regels over minimumloon en je kon zomaar ontslagen worden
• Nederland was een nachtwakersstaat: een staat waarin de overheid zich vooral beperkt tot het handhaven van de rechtsorde
• Zwakkeren werden geholpen door rijke burgers, de kerk of liefdadigheidsinstellingen
• Armenwet in 1854 zorgde ervoor dat hulpbehoevenden die niet tot een kerkelijke gezindte behoorden recht op steun door een overheidsorgaan (meestal gemeente) kregen
• Armenwet werd opgevolgd door sociale verzekeringen en arbeidsbeschermende wetgeving
• Risico’s van arbeid werden erkend en er werd een begin gemaakt met collectieve regelingen
 Kinderwet van Houten(1874, kinderarbeid verboden), Ongevallenwet (1901), Invalideteitswet (1913), Werkloosheidsbesluit (1917)
• Staat moest ingrijpen in de vrije markt rond 1900:
- Katholieken/protestanten: beschermen zwakkeren
- Socialisten: betere leefomgeving, sterkere rechtspositiearbeiders
- Liberalen: verloedering en onveiligheid in arbeidersbuurten als bedreiging voor orde
• In 20e eeuw ontstond behoefte aan collectieve goederen en diensten
 Er ontstond een gemengde markteconomie, overheid kreeg producerende rol
• De werkloosheidsbestrijding voor WOII (programma met minimale uitkering voor kostwinnende werklozen)  was het begin van toenemende interventie door de overheid
• Na WOII was er het ‘dit-nooit-meergevoel’  gelijkheid en vrijheid werden bevestigd
• Principieel verschil: de sociale verzekeringen van voor de oorlog golden alleen voor werken en de sociale zekerheid van na de oorlog werd van toepassing op alle burgers
• Na bevrijding begon wederopbouw, dankzij Marshallhulp steeg werkgelegenheid, verbeterde de Nederlandse concurrentiepositie en groeide de welvaart
• Positie van werknemers zou versterkt worden met nieuwe sociale wetgeving (werklozenwet in 1949 en ziektewet in 1952)
• Uitbreiding van sociale voorzieningen betrof drie terreinen:
1. Het aantal risico’s dat gedekt werd (eerst alleen werknemers, later voor iedereen)
2. Het aantal gerechtigden (eerst alleen premiebetalers, later ook niet-premiebetalers)
3. Het aantal sectoren (via subsidies ging er meer geld naar gezondheidszorg, studie etc.)
• Het socialezekerheidsstelsel is de ‘ruggengraat’ van de verzorgingsstaat geworden
• Algemene Ouderdomswet (1956), vaccinatie bij baby’s (1975), Bijstandswet (1965)
• Door alle regelingen werden mensen minder afhankelijk van de strakke sociale kaders van kerk, werk, gezin en sociale klasse  culturele veranderingen
• Standpunt verzorgingsstaat:
- Liberalen: hangmat,voor mensen in problemen. Groeiende lastendruk is belemmering voor economische groei , passieve overheid(Rechts, VVD)
- Sociaaldemocraten: vangnet, streven naar sociale gelijkheid door voorzieningen voor zwakkeren te vergroten, sterke overheid (Links, PvdA)
- Christendemocraten: tevreden over grote rol die het maatschappelijke middelveld op sociaaleconomisch gebied inneemt, naastenliefde is belangrijk (Midden, CDA)
§3   Sociale partners
• Vijf doelstellingen van de overheid bij gemengde markteconomie:
- Evenwichtige arbeidsmarkt (overheid helpt ‘achtergestelde’ groepen aan een baan)
- Rechtvaardige inkomensverdeling (wettelijk minimumloon beschermt arbeidsmarkt)
- Evenwichtige betalingsbalans (overzicht van import & export van goederen en diensten)
- Goede arbeidsvoorwaarden (bv. overheid praat met vakbond over loonontwikkeling)
- Goede arbeidsomstandigheden (bv. De Arbowet of inspectiedienst)
• Werknemers zijn per beroepsgroep georganiseerd in vakbonden, die vaak weer samengevoegd zijn in overkoepelende vakcentrales
• De centrales samen vormen de vakbeweging met als doel de belangenbehartiging van werknemers, bijvoorbeeld in de onderhandelingen met werkgevers over lonen
• Werkgeversorganisaties behartigen de belangen van ondernemers in de onderhandelingen met de vakbonden, ze oefenen ook als pressiegroep druk uit op de regering
• Werkgeversorganisaties en vakcentrales noemen we samen sociale partners
• Zij overleggen regelmatig met elkaar en maken afspraken die voor alle werknemers en werkgevers gelden
• In de Sociaal-Economische Raad (SER) overleggen werkgevers- en werknemers organisaties, vertegenwoordigers van het Ministerie van Economische Zaken en onafhankelijke deskundigen (Kroonleden)   adviseert regering op sociaal en economisch gebied
• In de Stichting van de Arbeid overleggen de werkgevers- en werknemersorganisaties over arbeidsvoorwaarden, afspraken worden opgenomen in het centraal akkoord (richtlijn)
• Collectieve arbeidsovereenkomst (cao): overeenkomst tussen werkgevers en werknemers uit één bedrijfstak over de arbeidsvoorwaarden
• Werkgevers- en werknemersorganisaties in Nederland proberen altijd eerst via onderhandelingen tot overeenstemming te komen en consensus te bereiken (eens zijn)
• Harmoniemodel: gezamenlijk oplossen / conflictmodel: belangentegenstellingen
• De rol van de vakbeweging is sinds WOII meerdere malen gewijzigd
• Eind jaren ’50 veranderde de beweging toen vakbonden de looneisen van leden steunden
• In de jaren ’60 was de economie zeer voorspoedig, dus konden de lonen stijgen
• In de jaren ’70 stagneerde de economie, er werd toen vaak gestaakt
• Begin jaren ’80 besloten vakbonden akkoord te gaan met lagere looneisen in ruil voor meer werkgelegenheid  export, bedrijfswinsten en werkgelegenheid stegen
• Begin 21e eeuw zwakte de economische groei af en na de crisis in 2008/2011 raakte Nederland in een recessie (negatieve economische groei)
§4   Verzorgingsstaat, de praktijk
• Twee doelen van de overheid op het gebied van onderwijs
1. Iedereen de kans geven zijn of haar talenten te ontwikkelen
2. Zorgen voor voldoende hoogopgeleid personeel
• Overheid zorgt dat de leerplicht wordt nageleefd en controleert kwaliteit van scholen
• Alle onderwijsinstellingen worden gecontroleerd door de Onderwijsinspectie
• Iedereen boven de 18 jaar is verplicht een zorgverzekering af te sluiten
• Je betaalt zorgverzekering door:
- Zorgpremies
- Een inkomensafhankelijke bijdrage door middel van je loon
• Sociale verzekeringen zijn verzekeringen in de letterlijke zin van het woord: mensen betalen premie om zich te verzekeren tegen een bepaald risico
• Sociale verzekeringen zijn verplicht en zijn onder te verdelen in:
- Werknemersverzekeringen (bestemd voor werknemers)
 Werkloosheidwet (WW) voorziet een inkomen als je onvrijwillig werkloos wordt
 Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht (WULBZ) verplicht werkgevers om werknemers bij ziekte gedurende max. 2 jaar een uitkering van 70% van het laatstverdiende loon te verstrekken
 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) voorziet in een inkomen voor werknemers die als gevolg van een langdurige ziekte of een ongeval niet in staat zijn om te werken
- Volksverzekeringen (voor iedereen die premie betaalt met een inkomen)
 Algemene Ouderdomswet (AOW) iedere 65+ heeft recht op een AOW-uitkering
 Algemene Nabestaandenwet (ANW) voorziet een inkomen voor weduwnaars, weduwen en minderjarige wezen. Het is afhankelijk van het inkomen van de achtergebleven partner
 Algemene Kinderbijslagwet (AKW) verstrekt aan alle ouders met kinderen onder de 18 jaar een tegemoetkoming in de kosten van levensonderhoud vd kinderen
• Sociale voorzieningen zijn bestemd voor mensen die geen aanspraak kunnen maken op een sociale verzekering, bv. omdat ze nooit gewerkt hebben. Je betaalt er geen premie voor
• Als je ouder bent dan 21 jaar en niet van een eigen bestaan voorziet, krijgt een bijstandsuitkering (vangnet onder het stelsel van sociale zekerheid)
• Bijstand is maandelijks bedrag voor noodzakelijke kosten (huur, voeding, kleding & zorgverz.)
§5   Werk in de verzorgingsstaat
• Piramide van Maslow: vijf basisbehoeften die mensen hebben:
1. Lichamelijke behoeften (eten, drinken, onderdak)
2. Zekerheid en veiligheid
3. De behoefte om erbij te horen
4. Erkenning en waardering
5. Zelfrealisatie (aan alle behoeftes voldaan  gelukkig)
• Arbeidsethos: de waarde die mensen aan arbeid toekennen
• In de klassieke Oudheid werd werk beschouwd als een noodzakelijk kwaad
• Volgens Luther en Calvijn was werken een teken van uitverkiezing: ‘Arbeid adelt’
• De theorie van Max Weber luidde dat het calvinisme had bijgedragen aan het kapitalisme
• In de 18e/19e eeuw werd geloofd dat men als onbeschreven blad was geboren(tabula rasa)
• Adam Smith&Karl Marx waren de eersten die arbeid zagen als middel tot sociale mobiliteit
• In 1983 werd het recht op arbeid in de grondwet vastgelegd
• De solidariteitsgedachte maakt arbeid tot een maatschappelijke plicht
• Wet van Sullerot: naarmate er meer vrouwen in een beroep gaan werken, daalt de maatschappelijke status van het beroep en blijft het inkomen achter
• Sociale ongelijkheid: ongelijke verdeling van welvaart, macht en sociale privileges
• Verschil in welvaart kan komen door de inkomens
• Machtsverschillen zijn gebaseerd op de ongelijke afhankelijkheidsrelaties tussen mensen
• Sociale privileges: bepaalde voorrechten die het gevolg zijn van verschillen in welvaart en macht (onaangenaam werk vermijden, meer status en respect verwerven etc.)
• Sociaal kapitaal: de mate waarin iemand beschikt over ‘handige’ sociale connecties
• Maatschappelijke positie: de plaats die je inneemt op de maatschappelijke ladder
- Economische factoren ( beroep, inkomen, bezit)
- Politieke factoren (hoe meer macht, hoe hoger je maatschappelijke positie)
- Sociale factoren (bv. opgegroeid in achterstandswijk  minder kans op hoge positie)
- Culturele factoren (ontwikkelen van cultureel kapitaal = kennis en vaardigheden waardoor je gemakkelijker een hoge maatschappelijke positie verwerft)
• Sociale mobiliteit: kansen om te stijgen op de maatschappelijke ladder
• Emancipatiebeleid: werkgevers nemen eerder mensen uit ‘achtergestelde’ groepen aan
§6   De arbeidsmarkt
• Arbeidsmarkt: waar de vraag naar en het aanbod van arbeidskrachten elkaar ontmoeten
• Beroepsbevolking: alle personen die geheel of gedeeltelijk beschikbaar zijn voor werk
• Werkgelegenheid: de vraag naar arbeidskrachten
• Vraag naar en aanbod aan werk zal nooit gelijk zijn
• Bij een hoge werkloosheid stijgen de uitgaven voor uitkeringen en dalen belastinginkomsten
• Bij een tekort aan arbeidskrachten stijgen de lonen  exportpositie verslechtert
• Officieel geregistreerd werkloos als hij: tussen de 15-65 is, niet werkt of minder dan 12 uur per week werkt, actief op zoek is naar een baan van 12 uur in de week of meer of ingeschreven staat als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf
• Vier soorten werkloosheid:
- Frictiewerkloosheid (korte tijd geen werk, bv. van baan overstappen)
- Seizoenswerkloosheid (seizoensgebonden, bv. skileraar of werken bij een ijszaak)
- Conjuncturele werkloosheid (in perioden van economische laagconjunctuur (golf))
- Structurele werkloosheid (werk verdwijnt structureel, bv. door automatisering)
• Op de arbeidsmarkt vinden voortduren veranderingen plaats, belangrijkste ontwikkelingen:
- Verdwijnen van bedrijfstakken en opkomst van nieuwe bedrijfstakken
- Schaalvergroting bij bedrijven
- Informatisering van de arbeid
- Flexibilisering van de arbeid
- Internationalisering van de arbeidsmarkt
• In Nederland is veel arbeidsintensief, laaggeschoold werk verdwenen, deels vanwege de automatisering en deels omdat bedrijven zijn verplaatst naar lagelonenlanden
• De ontwikkeling van nieuwe industriële producten is wel in Nederland gebleven
• Kennis: algemeen bekende informatie die door studie en ervaring wordt verkregen
• Aantal banen in de ICT-sector (informatie- en communicatietechnologie) neemt sterk toe
• Flexibele arbeidsrelaties: alle werksituaties met een variabele inzet
• De komst van arbeidsmigranten kan leiden tot verdringing van Nederlandse werknemers
• Veranderingen op de arbeidsmarkt kunnen de financiering van de verzorgingsstaat in gevaar brengen (bv. als de werkgelegenheid terugloop waardoor minder mensen premies betalen)
§7   De verzorgingsstaat onder druk
• Na WOII nam de staatsbemoeienis toe en zou de vrijheid van mensen beperkt worden
• Tweede golf van kritiek kwam in de jaren ’60 vanuit de linkse politieke partijen
• Doelstellingen van de verzorgingsstaat waren volgens hen niet gehaald, omdat de economische groei in hun ogen geen grotere gelijkheid had gebracht
• In de jaren ’70 kwam er een wereldwijde recessie en een oliecrisis
• De werkgelegenheid verplaatste zich naar het buitenland, de werkloosheid steeg en de arbeidsongeschiktheid steeg zo dat het stelsel onhaalbaar dreigde te worden
• Nog geen effectieve oplossing gevonden, feiten passen nog steeds stelsel aan, namelijk:
- De collectieve kosten lopen uit de hand
- De veelheid aan voorzieningen en uitkeringen maakt mensen passief
- Het misbruik van voorzieningen
• Uitkering leidt tot blijvende afhankelijkheid, omdat een financiële prikkel ontbreekt (veel vet eten, roken  sneller ziek  bijna geen kosten  geen prikkel om gezond te gaan leven)
• De overheid probeert de risico’s van betaalbaarheid, inactiviteit van burgers en misbruik zo veel mogelijk in te dammen, enkele terreinen waarop maatregelen worden genomen:
- Stimuleren om te gaan of blijven (premie- en belastingopbrengsten stijgen, aantal uitkeringsgerechtigden daalt)
- Verantwoordelijkheid delen. Bijv. studenten die te lang over hun studie doen krijgen op een gegeven moment geen studiefinanciering meer en moeten meer collegegeld betalen
- Meer controleren. Door koppeling van computerbestanden en invoering van het burgerservicenummer (bsn) controleert de overheid steeds nauwkeuriger of iemand recht heeft op een uitkering, studiefinanciering of zorgtoeslag
• Behoefte aan kinderopvang is groter geworden, omdat steeds meer vrouwen gaan werken
• Door de flexibilisering wisselen werknemers vaker van baan en er zijn meer zzp’ers
• Door vergrijzing en ontgroening betalen steeds minder mensen de AOW en de pensioenen van steeds meer mensen
• Er rust dus in de toekomst een zware last op de schouders van de jongere generatie
• Solidariteit tussen de generaties is belangrijk voor de sociale cohesie in een land
• Dit kun je bevorderen door voldoende voorzieningen (bv. scholen en zorg voor ouderen)
• Op microniveau (families, gezinnen) heeft de verzorgingsstaat de onderlinge hulp en steunrelaties nog niet aangetast en is de solidariteit vaak nog steeds groot
• Op macroniveau (de samenleving als geheel) komt de financieringsgrondslag van de gezondheidszorg van de ouderen in gevaar
• Naast de solidariteit op microniveau zal er ook solidariteit op macroniveau nodig zijn
• Basisverzekering voor ‘cure’ en daarnaast een particulier opererende voorziening voor ‘care’
• Om te weten hoe de toekomstige verzorgingsstaat eruit zou kunnen zien, moet er een antwoord komen op de volgende vragen
- Welke individuen of groepen krijgen recht op een voorziening?
- Wat biedt de overheid als recht of voorziening aan?
- Hoe worden de voorzieningen gefinancierd?
• Collectief denken: iedereen krijgt dezelfde rechten, de overheid zorgt voor alle voorzieningen en iedereen betaalt via de belastingen mee
• Individualistisch denken: alleen degenen die iets nodig hebben krijgen het recht op een voorziening. Als je veel verdient, moet je ook veel voor de voorziening betalen.

 

 

 

 

 

 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.