Verzorgingsstaat

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2936 woorden
  • 23 juni 2016
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
8 keer beoordeeld

VERZORGINGSSTAAT
Paragraaf 1: Wat is een verzorgingsstaat?
In Nederland is het zo geregeld dat als je geen geld hebt of geen werk hebt, je geld krijgt van de overheid. Dit is in feite de betekenis van een verzorgingsstaat
.1 Nederland als verzorgingsstaat
Nederland = verzorgingsstaat sinds 1962. Eerder was het “welvaartsstaat” maar Thöenes vond dat het niet alleen om welvaart ging. Hij vond het een samenleving waarin de overheid zich garant stelt voor het collectieve sociale welzijn, maar wel binnen een democratisch staatsbestel en met handhaving van het kapalistische productiesysteem. (actief ingrijpen van de overheid zou dus niet ten kost mogen gaan van de economische vrijheid en de grondrechten van burgers)
Delen van risico’s

Verzorgingsstaat=vanzelfsprekend. Hierbij is de solidariteitsgedachte belangrijk. Van de overheid wordt verwacht om dmv wetten en maatregelen solidariteit af te dwingen.
Functies van verzorgingsstaat
Verzorgingsstaat gaat om welvaart(uitkeringen en verzekeringen) én welzijn(scheppen van voorwaarden waardoor de bevolking sociale en economische activiteiten kan ondernemen). Er zijn               4 belangrijke functies opgesteld:
• Verzekeren (Als je werkt betaal je premies voor als je ziek, werkloos of arbeidsongeschikt raakt. Van je belastinggeld worden de AOW en kinderbijslag betaalt) deze regelingen worden het socialezekerheidsstelsel genoemd.
• Verzorgen (Als je ziek word word je opgenomen en verzekerd)
• Verheffen (Een kans om omhoog te gaan in de sociale ladder en om goede scholing te krijgen)
• Verbinden (Het verzorgingsstelsel zorgt dat je afhankelijker wordt van elkaar en onderwijs maakt je verbondener)
Rechten en plichten
Er zijn ook sociale grondrechten dit zijn bijv.
• Voldoende werkgelegenheid (art. 19)
• Bestaanszekerheid en welvaart (art. 20)

• Een goed leefmilieu (art. 21)
• Volksgezondheid en voldoende woongelegenheid (art. 22)
• Goed onderwijs (art. 23)
Bij een verzorgingsstaat horen niet alleen rechten maar ook plichten (bijv. sollicitatieplicht).
.2 Tussen plan en vrije markt
Nederland kon ook iets anders zijn geweest, dit kan je zien aan vrijemarkteconomie (vrijheid) en planeconomie (gelijkheid).
Gelijkheid: planeconomie
Communistische en socialistische denkbeelden zijn gebaseerd op gelijkheid. Zo was er een planeconomie = hoofdkenmerk de productiemiddelen zijn in hand van de staat, die werk vervolgens verdeelt. In de communistische staatsopvatting neemt de staat de totale verzorging van zijn burgers op zich. Echter bij de sovjet unie ging dit verkeerd: er werd veel geweld gebruikt. Deng Xiaoping (1976 – 1989) stopte de planeconomie en hiermee ook de staatsverzorging. Een planeconomie-staat wordt ook een collectieve samenleving genoemd.
Vrijheid: vrijemarkteconomie

In een kapitalistische staat staat vrijemarkteconomie, samen met de waarde vrijheid centraal. Hierbij doet de overheid veel minder (nachtwakersstaat). Hier wordt ook niet het delen van het risico, maar het risico van het delen benadrukt. Dit wordt ook een individualistische samenleving genoemd.
.3 Drie modellen
De verzorgingsstaat bevindt zich ergens tussen de planeconomie en de vrijemarkteconomie. Er zijn echter verschillende verzorgingsstaten:
Scandinavisch model
In scandinavische landen staat flexicurity centraal. Hierdoor kan je makkelijker ontslagen worden, maar ook makkelijker worden aangenomen. Als je niet snel wordt aangenomen, krijg je individuele begeleiding ook krijg je een goede uitkering. Ook zijn de verlofregelingen heel soepel. Hierdoor is het heel duur en kent scandinavie een hoge collectieve lastendruk.
Angelsaksisch model
Deze landen kennen minder uitgebreide sociale zekerheid en hebben veel vrijheid en verantwoordelijkheid. Prioriteit is goed ondernemingsklimaat. Ook wordt hier “harder” gewerkt. Uitkeringen zijn korter en minder geld.
Rijnlands of corporatistisch model
Dit is een mengeling van de twee hiervoor: aan de ene kant een collectieve sector en aan de andere kant een harmonieuze samenwerking tussen overheid, werkgeversorganisaties en vakbonden. Nederland hoort bij dit model sinds 1960. Ookal neigen we steeds meer naar het angelsaksisch model en de vrije markt.
De kenmerken van een verzorgingsstaat zijn dus niet vaststaand, maar dynamisch.    

Paragraaf 2: ontstaan verzorgingsstaat
2.1 Het begin van de verzorgingsstaat
De nachtwakersstaat
Eerst was er geen verzorgingsstaat maar een nachtwakersstaat. Hierbij deed de overheid zeer weinig, het was dan ook gebaseerd op liberale standpunten.
• Rol van de overheid liberaal
• Economie = vrije markt
• Overheid alleen beschermen vd rechtsorde
• Ziek en zwak afhankelijk van liefdadigheid
De eerste sociale wetten en maatregelen
Er kwamen wetten voor financiele steun, zoals de Armenwet en andere sociale verzekeringen. Een beroemde is de kinderwet van Van Houten (1874). Allerlei politieke partijen begonnen dingen te vinden:
• Christenen: zwakkeren beschermen
• Socialisten: betere leefomstandigheden en sterkere rechtspositie van arbeiders

• Liberalen: vonden verpaupering van arbeidswijken een bedreiging
2.2 Opbouw van de verzorgingsstaat
In de 20e eeuw kwamen er meer taken voor de overheid, er kwam meer behoefte voor collectieve goederen en diensten, die ook deels door de overheid moesten worden gedaan, zo kwam er een gemengde markteconomie.
Crisis en WOII
Rond 1930 was er een crisispunt en als reactie daarop werden de uitkeringen verlaagd. Dit was het begin van een toenemend interventie van de overheid. Eerst werd dit niet echt gesteund, maar na de 2e wereldoorlog wel, hierna gingen de politieke partijen elkaar ook meer ondersteunen.
Naoorlogse opbouwfase
Na de oorlog werden de waardes gelijkheid en vrijheid extreem bevochten want die oorlog, dat wilde niemand meer. Er was dan ook een principieel verschil. Na de oorlog was alles veel collectiever.
Na de bevrijding was er een nieuwe sociale wetgeving.
2.3 Uitbouw van de verzorgingsstaat
De echte uitbouw van de verzorgingsstaat begon pas in de jaren 50.
Drie soorten uitbreiding
De uitbreiding van de sociale voorzieningen betrof drie terreinen:

• Het aantal risico’s dat gedekt werd
• Het aantal gerechtigden
• Het aantal sectoren
Door deze uitbreidingen is iedereen tegenwoordig gedekt.
Mijlpalen
Er zijn enkele mijlpalen geweest zoals:
• Algemene ouderdomswet (AOW)
• Vaccinatie
• Bijstandswet
• Anticonceptiepil
• Woningbouwverenigingen
• Onderwijs
Maatschappelijke gevolgen
Er zijn sindsdien veel meer kansen om in maatschappelijke positie te stijgen. Hierdoor veranderen ook culturele standpunten. Dit totaal heet de culturele veranderingen.
Wat vinden de politieke stromingen?

• Liberalen: zien de verzorgingsstaat als sociaal vangnet voor mensen met problemen maar ook als belemmering vd economische groei.
• Sociaaldemocraten: accepteren de vrijemarkteconomie vooral omdat het grotendeels is gebaseert op gelijkheid
• Christendemocraten: zijn vooral tevreden over de grote rol van het maatschappelijke middenveld en de samenwerking tussen werkgevers en werknemers, wat ook door de andere twee partijen wordt gesteund.    
Paragraaf 3: Sociale partners
3.1 Hoofdrolspelers
2 belangrijke partijen mbt het sociaaleconomische deel vd verzorgingsstaat: de overheid en de werkgeversorganisaties.
Overheid
5 belangrijke doelstellingen:
• Een evenwichtige arbeidsmarkt. Met behulp van subsidies probeert de overheid iedereen te helpen.
• Een rechtvaardige inkomensverdeling. Door invoering van het wettelijke minimumloon en door belasting afhankelijk van je inkomen.
• Een evenwichtige betalingsbalans. Door bijv. de lonen minder te laten stijgen, kan Nederland beter concurreren met andere landen.

• Het creëeren van goede arbeidsvoorwaarden. Bijv. door het halfjaarlijkse overleg met vakbonden en werkgeversorganisaties.
• Goede arbeidsomstandigheden. Bijv. door de arbowet en de inspectiedienst
Vakbonden en werkgeversorganisaties
Het grootste deel van de kosten wordt betaald door bovenstaanden, beiden hebben zich georganiseerd:
Werknemers
Werknemers zijn per beroep georganiseerd in vakbonden, die vaak overkoepeld worden door vakcentrales. De leden kunnen bij de vakbond aankloppen als ze een probleem hebben.
Werkgevers
Werkgeversorganisaties zorgen voor de belangen van werkgevers en onderhandelen met vakbonden. Ook oefenen zij druk uit op de regering.
3.2 Permanent overleg

Werkgeversorganisaties en vakcentrales worden samen sociale partners genoemd. Zij overleggen en maken afspraken die dan weer aan de regering wordt doorgegeven.
Op landelijk niveau
In de Sociaal-economische raad (SER) overleggen werkgevers en –nemersorganisaties, vertegenwoordigers van het Ministerie van Economie en onafhankelijke deskundigen. Samen vormt dit een adviesorgaan voor de regering. In de Stichting van de Arbeid overleggen de werkgevers en –nemersorganisaties over de arbeidsvoorwaarden. Deze afspraken worden opgenomen in het centraal akkoord, dat als richtlijn geld voor afspraken op bedrijfstakniveau.
Binnen bedrijfstakken
Het belangrijkste deel van overleg binnen bedrijfstakken is opgeschreven in de collectieve arbeidsovereenkomst. Als de minister van Sociale Zaken het cao algemeen verbindend verklaart, geldt deze voor alle werkgevers en werknemers binnen een bedrijfstak.   3.3 Harmonie of conflict
In nederland probeert men vooral in harmonie met elkaar om te gaan, als de belangentegenstellingen worden benadrukt, spreekt men van het conflictmodel.
Veranderde rol vakbeweging
Sinds WOII is de rol van de vakcentrales verandert. In de jaren daarna veranderde het ook steeds. De houding waarbij compromissen worden gesloten wordt het poldermodel genoemd. Internationaal werd dit model geprezen.


Paragraaf 4: Verzorgingsstaat, de praktijk
4.1 Onderwijs
Doelen:
• Iedereen zijn gang laten gaan en talenten laten ontwikkelen
• Zorgen voor voldoende hoogopgeleid personeel
Hiervoor is het doorstromingssysteem uitgevonden.
Leerplicht en controle
Om goed te zorgen dat deze twee doelen worden nagestreefde is de leerplicht ingesteld en wordt er onderwijsinspectie gedaan.
4.2 Gezondheidszorg
Een andere belangrijke taak is het zorgen voor de gezondheid van het volk.
Zorgverzekering
Sinds 2008 is iedereen van boven de 18 verplicht om een zorgverzekering af te sluiten. In het basispakket zijn de meeste kleine zaken verzekerd. Jaarlijks geeft de overheid ongeveer 75 miljard uit aan zorg. Je betaalt de zorgverzekering door:
• Premies

• Inkomensafhankelijke belasting
Hiernaast geldt er ook nog een eigen risico van een paar honderd euro per jaar.
Marktwerking
De verantwoordelijkheid is deels van de overheid afgenomen door marktwerking. Dit betekent dat zorgverzekeringen deels zorg “inkopen”. Veel kritici vragen zich af of dit niet ten kostte gaat van de kwaliteit van de zorg.
4.3 Sociale zekerheid
In de jaren 60 werd de verzorgingsstaat “voltooid” en was er een socialezekerheidsstelsel opgebouwd uit twee delen:
• Sociale verzekeringen
• Sociale voorzieningen
Sociale verzekeringen
=mensen betalen premie om zich te verzekeren tegen een bepaald risico, deze zijn verplicht
Werknemersverzekeringen

Deze zijn bestemd voor werknemers, maar werkgevers betalen ook. Uitbetaling gaat meestal door Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). De hoogte van de uitkering is gekoppeld aan de laatst uitgekeerde loon   Drie belangrijkste werknemersverzekeringen:
• De Werkloosheidswet (WW)
• De Wet uitbreiding loondoorbetalingsplicht bij ziekte (WULBZ)
• De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
Volksverzekeringen
Hiervoor betaalt iedereen die een inkomen heeft mee.
Drie belangrijkste volksverzekeringen:
• De Algemene Ouderdomswet (AOW)
• De Algemene Nabestaandenwet (ANW)
• De Algemene Kinderbijslagwet (AKW)
Sociale voorzieningen
= bestemd voor mensen die geen aanspraak maken op de sociale verzekeringen. (bijv. omdat ze nog nooit hebben gewerkt). Hiervoor wordt geen premie betaalt. Dit is de Bijstandsuitkering dit kan je weer omzetten in de:
• Algemene bijstand = voor ongewone extra kosten

• Bijzondere bijstand = bijv. als je wasmachine plots kapot gaat

Paragraaf 5: Werk in de verzorgingsstaat
De manier waarop we werken is heel erg verandert in de loop van de jaren. Eerst mechanisering en daarna automatisering.
5.1 Waarom werken we?
Het verschil tussen werk en hobby is het economische nut. Soms kan je van een hobby je werk maken.
Fundamentele behoeften
Werk speelt een belangrijke rol in het vervullen van je behoeftes. Hiernaast is een plaatje van de pyramide van maslow met de 5 basisbehoeften. Gerangschikt op welke je eerst moet doen om de volgende te kunnen verwezelijken.
Betekenis van werk

In de loop van de tijd is het arbeidsethos sterk veranderd. In de oudheid werd werk beschouwd als een noodzakelijk kwaad. Rijke mensen zagen het als iets minderwaardigs en deden liever aan sport. In de middeleeuwen was er ong. dezelfde instelling. Volgens de bijbel was werk echter iets goeds. Veel verlichtende denkers hierna vonden dat werk ene middel tot sociale mobiliteit was. Hierna (1983) werd ook het recht op arbeid ingesteld. Hierbij beloofde de overheid om zo veel mogelijk werkgelenheid. In de verzorgingsstaat werd het zelfs als maatschappelijke plicht gezien om te werken en dus mee te betalen aan de premies.
5.2 Arbeid en sociale ongelijkheid
Nederland = gelaagde samenleving, dat wil zeggen dat niet iedereen dezelfde kansen en mogelijkheden heeft. Dit wordt ook sociale ongelijkheid genoemd. Verschillen in welvaart zijn terug te voeren naar inkomens. Machtsverschillen zijn gebaseerd op de ongelijke afhankelijkheidsrelaties. Sociale privileges zijn bepaalde voorrechten die hier het gevolg van zijn. Hierbij wordt ook gesproken van sociaal kapitaal.
Maatschappelijke positie
Sociale ongelijkheid heeft te maken met maatschappelijke positie. Hierbij zijn 4 factoren van invloed:
• Economische factoren
• Politieke factoren
• Sociale factoren
• Culturele factoren
De overheid helpt een handje
Zonder diploma’s en werkervaring is het moeilijk om op te klimmen, zo hebben sommigen een achterstand. Hiervoor is het emancipatiebeleid.

Paragraaf 6: De arbeidsmarkt
6.1 Evenwicht
Wanneer je op zoek gaat naar werk kom je op de arbeidsmarkt. Het artikel is arbeid. Het aanbod van arbeidskrachten bestaat uit de hoeveelheid beroepsbevolking. De vraag naar arbeidskrachten heet de werkgelegenheid. Als de vraag groter is dan het aanbod hebben we gastarbeiders nodig. Andersom heet het werkloosheid. Iemand is werkloos als hij/zij geen baan heeft en actief op zoek is naar een baan. De overheid streeft naar stabiliteit omdat:
• Bij een hoge werkeloosheid stijgen de uitkeringen en dalen de belastingsinkomsten.

• Bij een tekort aan arbeidskrachten stijgen de lonen waardoor de exportpositie van het land verslechterd
Werkloosheid
Iemand is officieel werkloos als hij/zij
• Tussen de 15 en 67 jaar is
• Niet werkt of minder dan 12 uur per week werkt
• Actief op zoek is naar een baan
• Ingeschreven staat als werkzoekende bij het UWV WERKbedrijf
Er zijn vier soorten werkloosheid:
• Frictiewerkloosheid
• Seizoenswerkloosheid
• Conjuncturele werkloosheid
• Structurele werkloosheid
6.2 Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt
De belangrijkste ontwikkelingen op dit moment zijn:
• Verdwijnen van bedrijfstakken en opkomst van nieuwe bedrijfstakken
• Schaalvergroting bij bedrijven

• Informatisering van arbeid
• Flexibilisering van arbeid
• Internationalisering van de arbeidsmarkt
Oude en nieuwe bedrijfstakken
De behoefte aan hoger en lager geschoold personeel is toegenomen. De ontwikkeling van nieuwe industriële producten is meestal wel gebleven. Verder is de dienstsector gegroeid.
Schaalvergroting
Er zijn meer multinationals ontstaan.
Informatisering
Informatietechnologie is bij heel veel beroepen onmisbaar geworden. Informatie is bij veel plekken belangrijker geworden dan kennis. De informatie wordt vooral toegepast in de ICT-sector.
Flexibilisering
Vroeger werd er veel voor vaste diensten gekozen terwijl flexibele arbeidsrelaties veel meer “in” zijn nu. Dit heeft voordelen voor werkgevers en werknemers, ookal komt er nu een dunne lijn tussen “even wat doen voor je werk” en vrije tijd.
Globalisering

Niet alleen multinationals maar ook immigranten zijn van belang bij globalisering.
Gevolgen voor de verzorgingsstaat
Veranderingen zullen de verzorgingsstaat in gevaar brengen maar verandering is onvermijdelijk.

Paragraaf 7: De verzorgingsstaat onder druk
De verzorgingsstaat beschermt ons van allerlei risico’s maar de verzorgingsstaat zelf heeft ook risico’s.
7.1 Verzorgingsstaat onder druk
Er is al sinds het begin kritiek op de verzorgingsstaat en de toenemende staatsbemoeienis. Er zijn ook veel mensen die vinden dat de verzorgingsstaat de gelijkheid in gevaar bracht.
Onbetaalbaar

Zoals je al verwacht is het onderhouden van de verzorgingsstaat erg duur. Er was ook een wereldwijde recessie. Deze feiten tasten het stelsel aan:
• De collectieve kosten lopen uit de hand
• De veelheid aan voorzieningen en uitkeringen maakt mensen passief
• Het misbruik van de voorzieningen
Hoge kosten
• {1970} 170.000 mensen deden beroep op de bijstand, nu 310.000
• {1960} 1 miljard euro naar onderwijs, in 2010 34 miljard euro
• {1960} 100.000 mensen arbeidsongeschiktheidsuitkering in 2004 1 miljoen. (daarna daling)
• {1960} 800.000 mensen AOW-uitkering, nu 3 miljoen
• {1980} 17 miljard euro aan gezondheidszorg, in 2010 87 miljard
Vangnet of hangmat?

De hoeveelheid aan uitkeringen en voorzieningen maakt mensen passief. Hierdoor ontbreekt een financiele prikkel wat tot gevolg heeft dat er een blijvende afhankelijkheid is. In de gezondheidszorg zien we hetzelfde patroon (mensen die bijv. veel eten of roken maken veel gebruik van de gezondheidszorg en hebben geen prikkel om wel gezond te doen)
Misbruik
Sommige mensen maken misbruik van de voorzieningen door bijvoorbeeld 2 adressen op te geven terwijl je eigenlijk samenleeft.
Wat doet de overheid eraan?
Er zijn een paar maatregels:
• Stimuleren om te gaan of blijven werken.
• Verantwoordelijkheid delen
• Meer controleren
7.2 Nieuwe tendensen
Overheidsmaatregels kunnen de problemen gedeeltelijk oplossen maar hierdoor gebeurt het volgende:
• Verschuiving van oude naar nieuwe risico’s
• Veranderde verhoudingen tussend de generaties   Nieuwe risico’s, nieuwe behoeften
De verzorgingsstaat biedt vooral bescherming tegen risico’s van werk. Hier zijn ook een paar veranderingen geweest. Een paar voorbeelden:

• Mannen en vrouwen zijn nu meestal beide kostwinner
• Er is meer flexibilisering
Verhouding tussen de generaties
Door vergrijzing en ontgroening betalen steeds minder mensen de AOW en wordt het aan meer mensen uitgekeerd. Hierdoor rust een grote last op de jonge generatie. Dit kan leiden tot spanning. De verhouding tussen jong en oud heeft nu minder aandacht dan de verhouding tussen arm en rijk. Hierdoor is solidariteit belangrijk. Om dit te bevorderen is het belangrijk dat voor alle generaties voldoende voorzieningen zijn.
‘Care’ en ‘Cure’
Een andere belangrijke vraag is wie er voor de ouderen gaat zorgen. Op microniveau is de solidariteit vaak nog steeds heel groot en onaangetast door de overheid. Terwijl dit op macroniveau niet het geval is, hier is het verschil tussen care en cure heel belangrijk. Care wordt meestal gedaan dmv mantelzorg.
7.3 Hoe nu verder?

Voor deze vraag heb je drie vragen waar je antwoord op moet weten:
• Welke individuen of groepen krijgen recht op een voorziening?
• Wat biedt de overheid als recht of voorziening aan?
• Hoe worden de voorzieningen gefinancierd?
Je kan al deze vragen op de collectieve en individualistische manier beantwoorden. Met collectief wordt bedoelt dat iedereen meebetaalt, ook degenen die geen gebruik maken van de voorzieningen, met individualistich wordt bedoelt dat alleen degenen die gebruik maken van de voorzieningen, er aan meebetalen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.