Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? šŸ”
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

thema c

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 2791 woorden
  • 2 april 2012
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
18 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test
VWO-5 Aantekeningen Inleiding Verzorgingsstaat en $ 7.1.

Verzorgingsstaat is een samenleving met een particuliere marktsector en een overheid die een sociaal minimum garandeert. In een verzorgingsstaat heb je sociale rechten (recht op werk, recht op sociale zekerheid, recht op gezondheidszorg, recht op onderwijs) en plichten (belasting en sociale premies betalen, sollicitatieplicht, leerplicht, veilig werken).
Kenmerken verzorgingstaat:
1. Gemengde economie: naast de particuliere sector met de vrije ondernemingsgewijze productie (privƩondernemingen met als doel winst te maken) is er de collectieve sector dat door de overheid gefinancierd wordt (geheel van ambtenarensalarissen, uitkeringen en publieke voorzieningen).
2. Publieke voorzieningen: onder te verdelen in niet-welzijnsvoorzieningen als defensie, aanleg van wegen en welzijnsvoorzieningen als onderwijs en gezondheidszorg.
3. Stelsel van sociale zekerheid: het geheel van uitkeringen beschermt mensen in geval zij zelf niet voor hun eigen inkomen kunnen zorgen.

Er zijn drie soorten uitkeringen:
1. Werknemersverzekeringen (NWW= Nieuwe Werkloosheids Wet en WIA= Wet werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen)

geldt voor werknemers (mensen in loondienst),

verplicht verzekerd door de wet,

betaald door werknemers via premies , 

equivalentiebeginsel: hoogte en duur van de uitkering worden bepaald door 

 arbeidsverleden

2. Volksverzekeringen (AOW= Algemene Ouderdoms Wet en AKW=Algemene Kinderbijslag Wet)

geldt voor iedereen
betaald door werknemers via premies
solidariteitsbeginsel: iedereen betaalt mee naar draagkracht en de uitkering is voor iedereen gelijk

3. Sociale voorzieningen (WWB=Wet Werk en Bijstand) financiering uit belastinggeld
naar draagkracht belasting betalen, uitkering is het laatste redmiddel: eerst andere uitkeringen aanspreken en geen eigen vermogen hebben
behoeftebeginsel: de hoogte van de uitkering is zo hoog dat men precies krijgt wat men nodig heeft om minimaal van te kunnen leven (sociaal minimum)
Arbeidswetgeving: de overheid bemoeit zich met:

- de kwantiteit van de arbeid: de overheid neemt maatregelen om de werkgelegenheid te bevorderen
- de kwaliteit van de arbeid: de situatie op de werkplek (arbeidsomstandigheden, medezeggenschap, kinderopvang)
- de hoogte van het wettelijk minimum (jeugd)loon
- goedkeuring van CAO’s (collectieve arbeidsovereenkomsten tussen werkgevers en werknemers)

 $ 7.2. Deze paragraaf gaat over de vraag hoe de verzorgingsstaat is ontstaan?
De verzorgingsstaat in Nederland is een compromis tussen aanhangers van vrije ondernemingsgewijze productie en aanhangers van overheidsbemoeienis met de economie.

Het ontstaan van de verzorgingsstaat is in vier periodes te verdelen.
1. 1800-1870: liefdadigheid

 nachtwakersstaat: staat waarin de overheid zich niet met de economie bemoeit stakingen en vakbonden waren verboden
gesloten samenleving: samenleving waarin men in zijn eigen sociale laag blijft
godsdienstige plicht om de minderbedeelde geloofsgenoten te helpen

2. 1870-1900: geboorte van de verzorgingsstaat
Nederland industrialiseert in hoog tempo
sociale kwestie: de armoede vanaf 1870 ontstaan door de industrialisatie
langdurige en heftige strijd van socialistische politici en vakbeweging
recht om te staken door de vakbonden
 
3. 1900-1945: uitbouw van de verzorgingsstaat
invoering leerplicht
elke zuil kreeg hun eigen onderwijs en ziekenhuizen
nationale werknemersverzekeringen als Ongevallenwet en Werkloosheidswet
trek naar de stad voor hulp
 
4. 1945-1970: voltooide verzorgingsstaat
AOW en Bijstandswet werden ingevoerd

opname sociale verzorgingsrechten in de Grondwet
minder bevoogdend toespreken door hulpverleners
begin crisis van de verzorgingsstaat (vooral 1975); grote politieke en maatschappelijke onenigheid over de inrichting van de verzorgingsstaat
 
 De periode van 1870 tot 1945 was het hoogtepunt van het beschavingsoffensief. Dit was een poging van de elite om de aanbieders een net leven bij te brengen.
 
$ 7.3. Deze paragraaf gaat over de vraag welke visies er zijn op de verzorgingsstaat?
De Nederlandse verzorgingsstaat bevindt zich tussen de planeconomie met alleen maar rechten en de vrijemarkteconomie met alleen maar plichten. In de Nederlandse verzorgingsstaat is er een balans tussen de waarden sociale gelijkheid en solidariteit aan de ene kant en eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid aan de andere kant.
 
 Er zijn drie visies op de verzorgingstaat:
1. Linkse/progressieve partijen zijn voor een brede verzorgingsstaat met een grote rol voor de overheid
2. Politieke middenpartijen zijn voor een verzorgingsmaatschappij waar de overheid en maatschappelijke organisaties samen de zorg voor kansarmen op zich nemen
3. Rechtse/conservatieve partijen zijn voor een waarborgstaat waarbij de overheid alleen een sociaal minimum garandeert

 Linkse brede verzorgingsstaat:
 nivellering: inkomensverschillen verkleinen door belastingheffing  geen verschil in beloning tussen hoofd- en handenarbeid, werklozen en arbeidsongeschikten moeten aanspraak kunnen maken op een hoge en eventueel langdurige uitkering ter voorkoming van bijstand
koppeling: uitkeringen en het wettelijk minimumloon stijgen met hetzelfde percentage als de gemiddelde CAO-lonen
passende arbeid: arbeid die aansluit bij de interesse en opleiding van de werkloze moet worden aangeboden bij werkloosheid,  gesubsidieerde banen door de overheid
 grote collectieve sector
nationaliseren: particuliere bedrijven in staatshanden brengen

Politieke midden verzorgingsmaatschappij:
 mensen zijn zelf verantwoordelijk voor het verwerven van hun eigen inkomen
in CAO’s maken werkgevers en werknemers rechtvaardige loonafspraken
werkgevers en werknemers moetende sociale verzekeringen regelen
maatschappelijke organisaties moeten het bestaan van mensen zeker stellen
halve koppeling: alleen koppelen als er niet teveel werklozen zijn en alleen behoud van koopkracht garanderen
gespreide verantwoordelijkheid: in eerste plaats moeten maatschappelijke organisaties in eigen huis voor elkaar zorgen, de overheid heeft slechts een aanvullende taak als mensen toch tussen wal en schip vallen
 
 Rechts waarborgstaat:
overheid moet zich mogelijk belasting heffen
denivellering: inkomensverschillen vergroten om mensen te prikkelen te werken
staat moet alleen waarborgen dat mensen niet onder bestaansminimum zakken
burgers kunnen zichzelf tegen werkloosheid, arbeidsongeschiktheid en ouderdom verzekeren en minimumloon moet naar beneden
 versoepeling ontslagrecht zodat werkgevers makkelijker mensen kunnen aannemen
 meer verschil tussen uitkeringen en minimumloon
 ontkoppeling: geen koppeling van minimumloon en uitkeringen aan de
 CAO-lonen
 privatiseren: staatsbedrijven in particuliere handen brengen
 kleine collectieve sector: minder belastingen en premies betalen

$ 8.1 Deze paragraaf gaat over de vraag of de verzorgingsstaat de armoede oplost?

 Arbeidsdeling (de verdeling van arbeid in beroepen en functies) leidt tot sociale stratificatie: een samenleving waarin groepen van hoog naar laag zijn ingedeeld wat betreft inkomen, status en macht. Er ontstaan sociale lagen in de maatschappij van hoog naar laag. Dit in tegenstelling tot een egalitaire samenleving waar geen sociale ongelijkheid (mensen verschillen in status, inkomen en macht) is.

 
 Meestal lopen opleidingsniveau, status en inkomen parallel, wat statusconsistentie betekent. Het tegenovergestelde is statusdiscrepantie, wat kan leiden tot persoonlijke en sociale spanningen. Sociale ongelijkheid is moeilijk waar te nemen, want het is niet eenvoudig om de werkelijke inkomensverdeling te achterhalen. Hiervan zijn drie soorten inkomensverdelingen:
1. De primaire inkomensverdeling is de verdeling voordat er belasting is betaald.
2. De secundaire inkomensverdeling is de verdeling nadat er belasting is betaald
3. De tertiaire inkomensverdeling betreft subsidies die mensen krijgen (bijvoorbeeld huursubsidies en zorgtoeslagen voor lagere sociale groepen en het profiteren van de hogere inkomens van universiteiten en musea.

 Nederland is een meritocratie: een samenleving waarin de eigen individuele verdiensten de plaats op de maatschappelijke ladder bepalen. De positie van mensen is niet langer het gevolg van de herkomst van de persoon (ascibed status), maar van de herkomst van de door de persoon verworven vaardigheden en kennis door het volgen van onderwijs (achieved status).

Hoe groot is de armoede in Nederland?
Ondanks dat er sprake is van sociale mobiliteit (het stijgen en dalen op de maatschappelijke ladder) is er sprake van armoede en blijft de onderste maatschappelijke laag evenwel grotendeels gesloten.
 
Een klein deel van de onderklasse zijn sterke werklozen (werklozen die zich goed weten te redden ondanks hun werkloosheid). Bij de zwakke werklozen (werklozen die door hun werkloosheid in armoede vervallen of in psychische problemen komen) heerst moderne of stille armoede (langdurig heel sober leven, weinig sociale contacten, slecht zelfbeeld en dit is alles is niet zichtbaar).
 
 Zal er altijd een arme groep zijn?
 Rechtse politici:
 Nederland is een open samenleving: samenleving met veel sociale mobiliteit
 Er is slechts relatieve armoede
 Kansloze drop-outjongeren moeten leren wat op tijd komen is en werken
 
 Linkse politici:
 Nederland is een half-opensamenleving: samenleving met beperkte sociale mobiliteit
 Overheid moet extra financiĆ«le steun geven aan bijstandsgezinnen
 Quotering: de overheid verplicht werkgevers om een bepaald percentage langdurig werklozen aan te nemen
 
 Politieke midden:
Overheid kan in sommige individuele gevallen bijzondere bijstand geven
Maatschappelijke groepen zouden hulp moeten bieden om jongeren dichter bij de arbeidsmarkt te krijgen


$ 8.2 Deze paragraaf gaat over de vraag of er wel echte solidariteit is in de verzorgingsstaat?

Sociale cohesie: een samenleving waarin mensen een wij-gevoel hebben doordat ze gemeenschappelijke banden voelen. Een wij-gevoel is voorwaarde voor solidariteit, dat wil zeggen dat mensen elkaar in nood willen ondersteunen.

De volgende processen hebben de sociale cohesie op de proef gesteld:
Globalisering: de komst van migranten, massa-ontslagen door verplaatsing van bedrijven naar lage lonen-landen, geen baan voor het leven meer
Individualisering: mensen zijn meer op zichzelf gericht, meer ƩƩnouder gezinnen, gescheiden gezinnen
Ontideolisering: mensen hangen geen grote ideeƫn meer aan over de inrichting van de samenleving en over het geloof

 Er zijn vier soorten solidariteit:
 Formele solidariteit: vastgelegd in wetten
 Informele solidariteit: wijze waarop mensen zelf hulpbehoevenden helpen
 Actieve solidariteit: met veel inspanning andere mensen helpen
 Passieve solidariteit: zonder veel inspanning andere mensen helpen

 Verslapt de verzorgingsstaat de sociale cohesie?
 Linkse politici:
 uitgebreide verzorgingsstaat versterkt de informele solidariteit
 er is een cultuur van ā€˜voor elkaar zorgen’
 
 Rechtse politici:
 uitgebreide verzorgingsstaat vermindert de sociale cohesie
 gedwongen solidariteit roept verzet op (belastingfraude, zwart werken)
 
 Politieke midden:
 de verzorgingsstaat heeft de informele solidariteit kapot gemaakt
 calculerende burgers worden gecreĆ«erd door een uitgebreide en beperkte verzorgingsstaat, alles aan de overheid of de markt overlaten kweekt een anonieme samenleving

 Paragraaf 8.3: Deze paragraaf gaat over de vraag of arbeid mensen in de verzorgingsstaat ziek maakt. Er is sprake van rationalisering van het arbeidsproces: het zo efficiĆ«nt mogelijk met tijd, geld en arbeid omgaan in een organisatie.

In Nederland is de relatie tussen de sociale partners (werkgevers en werknemers) vrij goed. De arbeidsverhoudingen worden gekenmerkt door grote sociale rust. Nederland kent een overlegeconomie: werkgevers en werknemers praten veel met elkaar om conflicten op te lossen. Op landelijk niveau praten werkgevers (VNO-NCW) en werknemers (FNV, CNV en MHP) met elkaar in de Stichting van de Arbeid. Soms komen zij tot een Centraal Akkoord, wat een raamwerk is voor alle CAO’s.
 
 In een CAO staan de primaire arbeidsvoorwaarden (lonen en werktijden van het personeel) en secundaire arbeidsvoorwaarden (arbeidsomstandigheden en eventuele extra’s voor het personeel). Op bedrijfsniveau zijn formele zeggenschapsverhoudingen vastgelegd. De arbeidsverhoudingen kunnen heel divers zijn, De bedrijfscultuur, de wijze waarop leiding en personeel met elkaar omgaan, kan heel informeel zijn, maar ook professioneel of heel formeel.

 Tegen arbeid kan worden aangekeken via arbeidsethos (de mate waarin arbeid een belangrijke plaats inneemt in het leven van mensen) en arbeidsmoraal (de redenen waarom mensen werken, te denken valt aan geld, status en ontplooiing).
 

Is Nederland ziek? Komt de hoge ziekte-uitval door de verzorgingsstaat?
 Rechtse politici:
 meer welvaart en economische groei
 winstmaximalisatie: zoveel mogelijk rendement voor de onderneming
 prestatieloon: beter betaald worden bij meer presteren
 de uitgebreide verzorgingsstaat heeft de Nederlandse werknemers ā€œveeleisend, ziek en luiā€gemaakt
 
 Politieke midden:
selectieve economische groei: stijging van de welvaart die niet ten koste gaat van werknemers en milieu
werkgevers en werknemers moeten maatschappelijk verantwoord ondernemen (milieubehoud, mensenrechten in de derde wereld)
harmoniedenken: werkgevers en werknemers hebben gemeenschappelijke belangen
 
Linkse politici:
krimpeconomie
: samenhang waarin de totale welvaart daalt of krimpt (meer aandacht voor mens, dier en milieu)
economie en verzorgingsstaat moeten ā€˜onthaasten’
werknemers zouden meer zeggenschap moeten hebben in de onderneming
 conflictdenken: werkgevers en werknemers hebben tegengestelde belangen

 Paragraaf 9.1: Deze paragraaf gaat over de vraag hoe de omroepen gefinancierd moeten worden en hoe de berichtgeving van de omroepen ons beeld van de verzorgingsstaat kan beĆÆnvloeden.

 In een democratie is er in tegenstelling tot een dictatuur met staatstelevisie en indoctrinatie (opdringen van een mening) en censuur (voorafgaand toezicht) sprake van persvrijheid (journalisten moeten in alle vrijheid informatie kunnen verzamelen en pluriformiteit (media-aanbod dat bestaat uit kranten en omroepen met elk een verschillende identiteit). Deze begrippen horen bij de basis van een democratie.
 In Nederland is er een gemengde economie; dat zie je ook aan de financiering van de media. De financiering van de geschreven pers (kranten en tijdschriften) wordt vrijwel geheel overgelaten aan de markt, maar de omroep kent een duaal bestel: bestel met publieke en commerciĆ«le tv-zenders.
 1. Publieke zenders: zenders die grotendeels gefinancierd worden door de overheid.
 - financiering door STER advertentie- inkomsten, belastinggeld en programmablad-inkomsten
 - totaalprogramma aanbieden door elk net met 35% informatie, 25% cultuur en 25% amusement
 - ieder net heeft een bepaalde kleur: populair (Nederland 1), verdieping (Nederland 2) en grensverleggend (Nederland 3)
 - sluikreclame: verborgen reclame in een tv-programma is niet toegestaan
 2. CommerciĆ«le zenders: kranten en omroepen die in particulier bezit zijn.
 - doel is winst maken door reclame uit te zenden rond de programma’s
 - markt van vraag door kijkers en adverteerders en aanbod van de eigenaren van de zenders bepaalt wat er uitgezonden wordt

 Berichtgeving over de verzorgingsstaat zit in de verborgen boodschap (de politieke mening die in programma’s verstopt zit).

De verborgen boodschap is te achterhalen  door te kijken naar:
- Nieuwsselectie: keuze uit gebeurtenissen die journalisten maken, waarbij actualiteit, uitzonderlijkheid, nabijheid, beschikbaarheid van beelden en elitisme (belangrijke personen) een rol spelen. Met betrekking tot de verzorgingsstaat kan er een keuze gemaakt tussen schending van sociale verzorgingsrechten aan de orde stellen en duidelijk maken dat er te veel sociale verzorgingsstaten zijn in Nederland.
- Nieuwsweergave: wijze waarop journalisten in beeld, geluid en commentaar over de geselecteerde nieuwsfeiten berichten (voorbeeld: lengte van de nieuwsitems, filmshots, cameraposities). Schending van de verzorgingsstaat: kwijlende monden van bewoners in een verpleegtehuis; misbruik van sociale verzorgingsrechten: undercover bij koppelbazen).

Wat is het beste omroepbestel in een democratie?
Het omroepbestel speelt een belangrijke rol in het politieke debat, omdat de tv-programma’s een grote impact hebben op de publieke meningsvorming. Het duale omroepbestel staat niet ter discussie. Soms zijn er debatten over het vele geld dat naar de publieke omroepen gaat.
 Linkse partijen vinden een uitgebreide publieke poot noodzakelijk voor een democratie, pluriformiteit en de kwaliteit van programma’s.
Rechtse partijen vinden dat meer marktwerking beter is voor een democratie, dekking van de financiĆ«le kosten en de kwaliteit van programma’s.

Paragraaf 9.2: Deze paragraaf gaat over de vraag welke verschillende soorten verzorgingsstaten er zijn en hoe ideaal de Nederlandse verzorgingsstaat is voor Afrika. Er zijn verschillende typen verzorgingsstaten ondanks de globalisering. De verhouding tussen de particuliere en collectieve sector blijft namelijk een beslissing van de nationale landen.

Scandinavische model (Denemarken, Zweden, Noorwegen en Finland)
 55% collectieve sector van het nationaal inkomen
 uitgebreide voorzieningen (ziekenhuizen, kindercrĆØches)

 iedereen moet werken om de voorzieningen betaalbaar te houden
 jonge moeders, vroegtijdig schoolverlaters en ouderen zijn actief op de arbeidsmarkt
 uitkeringen zijn relatief hoog, uitkeringen zijn niet gekoppeld aan het arbeidsverleden, maar aan de behoefte
 
 Continentale model (Duitsland, BelgiĆ« en Frankrijk)
 45% collectieve sector van het nationaal inkomen
 goede welzijnsvoorzieningen
 uitkeringen zijn hoog, uitkeringen zijn gerelateerd aan het arbeidsverleden
 kostwinnersmodel staat centraal
 werkgevers en werknemers beheren samen de kassen van de werknemersverzekeringen

 Angelsaksische model (Verenigd Koninkrijk, VS, AustraliĆ« en Canada)
 35% collectieve sector van het nationaal inkomen
 hoge economische groei
 lage belastingen
 veel scholen en openbare vervoersbedrijven zijn in particuliere sector
 publieke scholen en publieke ziekenhuizen zijn van mindere kwaliteit
 uitkeringen zijn laag en kortdurend en beperkt tot de meeste behoeftigen

 Zuidelijke model (Portugal, Spanje en Griekenland)
 kleine collectieve sector
 bejaarden, zieken en werklozen worden door familie opgevangen
 levensverwachting en het opleidingsniveau zijn relatief laag
 veel mensen verdienen geld in de landbouw
 

 De globalisering van de economie staat niet ter discussie, maar wel de manier waarop deze vorm gegeven moet worden.
 Rechtse politici gaan uit van de moderniseringstheorie:
 binnenlandse problemen belemmeren dat er voldoende geld is om te investeren
 economische groei ontstaat als het Westen in de Derde Wereld kan investeren
 westerse landen kunnen de economie in Afrikaanse landen moderniseren
 Linkse politici gaan uit van de afhankelijkstheorie:
 westerse multinationals krijgen vrij spel van de politieke elite in derdewereldlanden, waardoor het ā€˜arme zuiden’ volledig afhankelijk is
 
Nederland draagt sociale verzorgingsrechten als goed onderwijs en goede gezondheidszorg via ontwikkelingssamenwerking uit. Maar het model van de Nederlandse verzorgingsstaat wordt niet geƫxporteerd naar Afrika, omdat de Nederlandse regering vindt dat andere landen zelf hun eigen weg moeten kiezen.
>

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.