Politieke besluitvorming

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 3136 woorden
  • 21 januari 2002
  • 90 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
90 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
Slim oefenen met Mijn Examenbundel

Wil jij onbeperkt online oefenen met examenopgaven, uitlegvideo's en examentips bekijken en je voortgang bijhouden? Maak snel een gratis account aan op mijnexamenbundel.nl. 

Ontdek Mijn Examenbundel

Maatschappijleer paragraaf 1 t/m 5 samenvatting lesboek

( 1 ) De politiek is er omdat je nu eenmaal niet met 15 miljoen mensen kunt vergaderen over bijvoorbeeld het aanleggen van een snelweg. De politiek houdt zich bezig met het nemen van beslissingen over wat er met de samenleving moet gebeuren. In de politiek zijn politici actief. Hun hebben als taak het nemen van verantwoorde beslissingen bij maatschappelijke kwesties. Iedereen merkt elke dag de gevolgen van de politiek. We geven enkele voorbeelden van politieke besluiten:
· de leerplicht geldt tot 18 jaar
· een brommer moet verzekerd zijn
· Criminelen worden gestraft
· Het milieu moet schoner worden
· Er moeten meer banen voor jongeren komen.

Het politieke bestuur in ons land kent 3 niveaus:
· het hele land
· de provincie
· de gemeente

Daarnaast worden er ook internationaal politieke besluiten genomen. Denk maar aan de Europese unie, zoals de euro. Maar ook de verenigde naties, zoals het sturen van militairen naar landen waar een burgeroorlog dreigt.
Politici kunnen in ons land niet zomaar besluiten wat ze zelf willen.
· ten eerste moeten zij zich houden aan de grondwet
· ten tweede wordt de politiek op de voet gevolgd door journalisten van kranten en de t.v
· Ten derde wordt de vrijheid van politici ook beperkt door de kiezers.

Gezag is macht die:
· wettelijk is geregeld
· wordt gecontroleerd door de bevolking
· wordt geaccepteerd door de burgers

als inwoner van ons land kun je op verschillende manieren invloed uitoefenen op de politiek. Je kunt:
· stemmen
· lid worden van een politieke partij
· contact opnemen met politici
· een verzoek indienen
· de pers benaderen
· lid worden van een actiegroep
· overgaan tot burgerlijke ongehoorzaamheid

( 2 ) een ideologie = het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving.
Ideologieën hebben duidelijke standpunten over:
· normen en waarden die voor iedereen zouden moeten gelden
· de gewenste sociaal-economische structuur van de samenleving
· de gewenste machtsverdeling in de samenleving

progressief = vooruitstrevend
conservatief = behoudend
reactionair = het herstellen van oude vervangen regels

politiek links sluit aan bij progressief. Links benadrukt de gelijkheid. Links komt dus met name op voor mensen met een achterstandpositie.
Politiek rechts sluit aan bij conservatief. Rechts legt daarbij de nadruk op (persoonlijke en economische) vrijheid. Rechts is dus voor een passieve overheid.
Links en rechts schuiven steeds meer naar het politieke midden op.

Links rechts

basisprincipes gelijk(waardig)heid vrijheid

eerlijke verdeling van inkomen, persoonlijke vrijheid
kennis en macht. Economische vrijheid

Bescherming van de zwakkeren bescherming van deze vrijheden
Zowel nationaal als internationaal.
Benadrukt de belangen van de
Samenleving als geheel > benadrukt de belangen van het
Actieve overheid Individu en het bedrijfleven >

De liberale stroming ontstond in de 19de eeuw als gevolg van de Franse Revolutie. De vrijheid gelijkheid en broederschap stond hierin centraal. De liberalen richten zich vooral op het ideaal van de vrijheid. De strijd voor de vrijheid had ook conservatieve kenmerken. Bij de huidige liberalen is vrijheid nog steeds belangrijk. In ons land is de VVD de meest kenmerkende liberale partij.
Politiek links heeft zijn oorsprong in het socialisme. Deze stroming ontstond ook in de 19de eeuw als reactie op het liberalisme. De liberalen leggen de nadruk op individuele vrijheid. De socialisten leggen de nadruk op gelijkheid.
Karl Marx zag een samenleving voor zich waar mensen bondgenoten waren, samenwerkten, samen besluiten namen en samen de opbrengsten van het werk zouden verdelen. Zo ontstond het communisme, dat ernaar streefde om alle productiemiddelen in handen van de gemeenschap te brengen.
De socialisten zijn gematigder dan de communisten. Zij zijn niet tegen particulier initiatief, maar vinden wel dat de overheid sturend moet optreden. De grootste socialistische partij in nederland is de PVDA. Omdat de PVDA naar het midden is opgeschoven zijn er links van de PVDA andere partijen ontstaan. In het politieke midden bevindt zich de christen-democratie. Deze richting streeft naar een samenleving op christelijke grondslag. Van links naar rechts kennen we de volgende politieke partijen in de tweede kamer:
De Partij van de arbeid ( PVDA ) :
· Staat links van het midden en is een socialistische partij
· Vindt dat kennis macht en inkomen op een eerlijke manier moet worden verdeeld
· Vindt dat de overheid de economie moet sturen om massale werkloosheid tegen te gaan
· Vindt dat de lage inkomens sneller moeten stijgen dan de hoge
· Vindt dat buitenlanders die langer dan vijf jaar legaal in Nederland verblijven, kiesrecht moeten krijgen voor alle politieke organen.

Het Christen Democratisch Appèl ( CDA ) :
· staat in het politieke midden en vindt dat het gezin de basis vormt van onze samenleving
· vindt dat mensen meer voor elkaar moeten zorgen
· vindt dat een vrouw niet alleen mag beslissen over een abortus
· vindt dat ouders in eerste instantie zelf verantwoordelijk zijn voor een goede kinderopvang

de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie ( VVD ):
· staat rechts van het midden en is een liberale partij
· is voor persoonlijke en economische vrijheid van mensen en bedrijven
· vindt dat de overheid zo min mogelijk moet ingrijpen in de samenleving, zodat de persoonlijke en economische vrijheid niet wordt aangetast
· is een groot voorstander van bezuinigingen op overheidsuitgave
· vindt dat grote inkomensverschillen zijn toegestaan
· is van mening dat autobezitters niet extra zwaar moeten worden belast voor de luchtvervuiling.

Democraten 66 ( D66 ):
· staat iets links van het midden
· is in 1966 opgericht door mensen die vonden dat de Nederlandse politiek was vastgelopen
· Vindt dat de mensen meer moeten worden betrokken bij de politiek
· Meent dat gevangenisstraffen, waar mogelijk, moeten worden vervangen door alternatieve straffen
· Wil dat burgers direct de minister-president kiezen, die vervolgens zijn eigen ministers aanwijst
Groen Links:
· staat links van de PVDA en is in 1989 ontstaan door het samengaan van 3 kleine partijen
· vindt de bescherming van het milieu belangrijk en werd daarom lange tijd een ‘one-isseu’ partij genoemd
· vindt dat bedrijven moeten worden gedwongen schoner te produceren
· is voorstander van het matigen van de economische groei en bezuinigingen op defensieuitgaven
· is van mening dat er gratis openbaarvervoer moet komen als alternatief voor het autogebruik
· vindt dat homoseksuele relaties precies dezelfde wettelijke status moeten krijgen als heteroseksuele relaties

Klein rechts:
· bestaat uit 3 christelijke partijen: de staatkundig Gereformeerde partij ( SGP ), het Gereformeerd Politiek Verbond ( GPV ) en de Reformatorisch Politieke Federatie ( RPF )
· vindt dat de overheid strikt volgens de bijbel moet regeren
· vindt dat voor moord de doodstraf mogelijk moet zijn
· is van mening dat samenwonen nooit gelijk mag worden gesteld aan het huwelijk
· stelt abortus en euthanasie gelijk aan moord en dus moeten beide strafbaar blijven

De Socialistische Partij ( SP ):
· Is de meest linkse partij in de tweede kamer
· Zit niet alleen in de politiek maar werkt ook direct voor de mensen
· Komt vooral op voor de armen en is dan ook van mening dat rijke mensen meer belasting moeten betalen

De Centrum Democraten ( CD ):
· staan uiterst rechts in de politiek. Haar aanhang bevindt zich vooral in de grote steden. Centraal staat de afwijzing van buitenlanders
· verloren in 1998 al hun zetels in de tweede kamer
· vinden de toename van buitenlanders de oorzaak van alle problemen
· zijn van mening dat de ontwikkelingshulp moet worden afgeschaft

( 3 ) In feite spreken we van een onafhankelijke staat, wanneer er drie elementen aanwezig zijn:
· er is en vast grondgebied of territoir
· op het grondgebied woont een bevolking
· er wordt een vorm van gezag uitgevoerd

dictatuur = een staat waarin de macht in handen is van één persoon of een kleine groep mensen.
Rechtsstaat = als er sprake is van een democratische regeervorm waarin de verhouding tussen burgers en overheid nauwkeurig is vast gelegd. De rechtsstaatgedachte is afkomstig uit de 19de eeuw. Een land is een rechtsstaat als:
· er is gelijkheid van alle burgers ongeacht zaken als ras, geslacht en inkomen
· er is een constitutie of grondwet die voorschrijft hoe overheid en burgers met elkaar om moeten gaan
· er is een onafhankelijke rechterlijke macht, die niet gebonden is aan beslissingen van de overheid
· burgers kunnen allen in gelijke mate invloed uitoefenen op de wijze waarop hun land wordt geregeerd
· Grond- of vrijheidsrechten van burgers, ook wel mensenrechten genoemd zijn omschreven en gewaarborgd. De belangrijkste hiervan staan in de grondwet. Vrijheidsrechten bepalen onder meer dat mensen binnen de geldende wetten en regels naar eigen keuze hun godsdienst mogen belijden, hun mening mogen uiten en publiceren, mogen wonen en werken waar ze willen en vergaderingen mogen organiseren.
Politieke grondrechten garanderen dat burgers bij vrije verkiezingen zelf hun bestuurders kunnen kiezen en zichzelf beschikbaar stellen. Sociale grondrechten geven iedere burger recht op huisvesting, werk, voldoende voedsel, onderwijs, gelijke behandeling, enz. In voorkomende gevallen zoals ziekte, ouderdom en werkloosheid kan iedereen aanspraak maken op de sociale voorzieningen van de staat.

Constitutionele monarchie dat wil zeggen dat de koningin zich moet houden aan de grondwet.
Een rechtsstaat is een staat waarin de overheid is gebonden aan wettelijke regels en waarin de bevolking beschikt over politieke en sociale rechten.
Het woord democratie afkomstig van het Griekse ‘demos’ ( volk ) en ‘kratein’ ( regeren ) , en betekent dus letterlijk: Het volk regeert. Een democratie is dus een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming. Een referendum is een volksstemming over een wetsvoorstel. Het houden van een referendum heeft 2 duidelijke voordelen:
· De bevolking wordt meer betrokken bij de politiek.
· Politici zijn beter op de hoogte van de mening van de bevolking over een kwestie.
Maar er zijn ook nadelen:
· Het is erg moeilijk om een duidelijke en volledige vraagstelling op te stellen waarop alleen met ‘ja’ of ‘nee’ geantwoord kan worden.
· In de praktijk is het kostbaar en organisatorisch onuitvoerbaar om regelmatig een referendum te houden.
· Extreme denkbeelden of niet – realistische maatregelen kunnen onderwerpen worden waarover de bevolking een referendum wil. Het is de vraag of zoiets wenselijk is

Met politieke macht bedoelen we het vermogen om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten.

De fransman Montesquieu heeft het idee ontwikkeld van de Trias politica, de scheiding der machten. Het idee was om de politieke macht op te splitsen in 3 onderdelen, namelijk:
· de wetgevende macht
· de uitvoerende macht
· de rechterlijke macht
Het doel van deze verdeling is om machtsmisbruik te voorkomen.
De wetgevende macht stelt wetten vast waaraan de burgers zich moeten houden.
De uitvoerende macht zorgt ervoor dat eenmaal goedgekeurde wetten ook precies worden uitgevoerd.
De rechterlijke macht beoordeelt of wetten goed worden nageleefd.

( 4 ) Eens in de 4 jaar worden de leden van een aantal politieke bestuursorganen rechtstreeks gekozen, namelijk van:
· de tweede kamer
· de provinciale staten
· de gemeenteraden
Daarnaast worden elke 5 jaar de leden van het europees parlement gekozen.
Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder hebben actief kiesrecht en mogen bij verkiezingen hun stem uit brengen.
Het recht om je verkiesbaar te mogen stellen noemen we passief kiesrecht. Elke kandidaat moet minstens 21 jaar zijn. Buitenlanders die langer dan 5 jaar legaal in Nederland wonen, hebben alleen kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen. Een partij die mee wil doen aan de Tweede – Kamerverkiezingen moet voldoen aan 3 voorwaarden:
· de partij moet ingeschreven staan in elk kiesdistrict waarin het mee wil doen
· de partij moet in elk kiesdistrict 25 handtekeningen van sympathisanten inleveren
· de partij moet per kiesdistrict een waarborgsom van 1000 gulden betalen. De partij krijgt dit bedrag terug als ze 75 % van de stemmen halen, die nodig zijn om één zetel te krijgen.

In een verkiezingsprogramma staan de belangrijkste plannen en opvattingen van de partij vermeld.
De lijsttrekker is de persoon die als eerste op de lijst van kandidaten staat geplaatst. Hij of zij bepaalt tijdens de campagne het gezicht van de partij.
Bij de verkiezingen spelen de media een belangrijke rol.
Je stemt niet op een partij maar op een persoon.
Zwevende kiezers zijn:
· mensen die niet op een vaste partij stemmen, maar geregeld wisselen
· mensen die vlak voor de verkiezingen nog niet weten op welke partij ze zullen stemmen
De kiesdeler wil zeggen de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor één zetel.
Kabinet is een ander woord voor alle ministers en staatssecretarissen samen.
Het doel van de kabinetsformatie is een aantal bekwame bestuurders, ministers en staatssecretarissen te vinden die:
· het globaal eens zijn over het toekomstige beleid
· samen de steun hebben van de meerderheid van de Tweede – Kamer

De kabinetsformatie verloopt over het algemeen in 8 stappen:
· de koningin krijgt adviezen
· de koningin benoemt een informateur
· de informatie
· de informateur gaat terug naar de koningin
· de koningin benoemt een formateur
· de formatie
· de formateur gaat terug naar de koningin
· de koningin benoemt het nieuwe kabinet

Een coalitie is een samenwerkingsverband van twee of meer partijen.
Het is de bedoeling dat het kabinet 4 jaar lang aanblijft tot de nieuwe Tweede – Kamer – verkiezingen.
Soms lopen de problemen zo hoog op, dat het bestaan van het hele kabinet gevaar loopt. We spreken dan van een kabinetscrisis. Hiervoor zijn 2 redenen:
· de ministers kunnen het onderling niet met elkaar eens worden over een aantal kwesties
· de meerderheid van de Tweede–Kamer steunt het kabinet niet meer en zegt zijn vertrouwen in de minister op.
In beide gevallen gaat de minister – president naar de koningin om het ontslag van zijn kabinet aan te bieden.
Om het land niet onbestuurbaar te maken, blijven de oude ministers in functie zolang er nog geen nieuw kabinet is gevormd. Zij handelen alleen nog maar de lopende zaken af en maken geen nieuwe omvangrijke plannen of wetsontwerpen meer. Dat noemen we een demissionair ( aftredend ) kabinet.

( 5 ) De regering wordt gevormd door de koningin en de ministers. De koningin is formeel ons staatshoofd, maar zij moet zich houden aan de grondwet. De ministers vormen het dagelijks bestuur van ons land. Het parlement, dat uit de eerste en tweede kamer bestaat, heeft als belangrijkste taken het discussiëren en stemmen over wetsvoorstellen, en het controleren van de ministers. De ministers vormen met elkaar de ministerraad. Ministers en staatssecretarissen tezamen worden het kabinet genoemd. De belangrijkste taak van de regering is de voorbereiding en uitvoering van het overheidsbeleid. Dit gebeurt voornamelijk door:
· het opstellen van wetsvoorstellen
· het uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten
· het jaarlijks opstellen van de rijksbegroting en deze aanbieden aan het parlement

De belangrijkste taken van de koningin zijn:
· Het plaatsen van haar handtekening onder alle wetten
· Het voorlezen van de troonrede op prinsjesdag
· Het benoemen van ministers en formateurs
· Het voeren van regelmatig overleg met de minister – president over het kabinetsbeleid

Een minister heeft een eigen ministerie waar veel ambtenaren voor hem of haar werken. Een minister heeft één of twee staatssecretarissen onder zich. Het doel van het kabinetsbeleid is het uitvoeren van het regeerakkoord dat aan het begin van de kabinetsperiode is opgesteld. Minister – president wordt ook wel premier genoemd. Het parlement wordt ook wel de Staten-Generaal genoemd. In de Tweede -Kamer zijn 150 zetels te halen. De eerste kamer wordt ook wel senaat genoemd en daarin zijn 75 zetels te halen. Een fractie is de groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Aan het hoofd staat telkens een fractievoorzitter, die vaak woordvoerder is van zijn partij. Wanneer een partij maar één zetel heeft spreken we van een éénmansfractie. De partijen van de 1 en 2de kamer kunnen worden verdeeld in regerings - en oppositiepartijen. De belangrijkste taken van het parlement zijn:
· Wetgeving. Ministers maken de meeste wetsvoorstellen. Goedkeuring en verandering van wetsvoorstellen gebeurt nadat eerst de 2de kamer en daarna de 1ste kamer over het wetsvoorstel hebben gestemd
· Controle van de ministers.

Bij de wetgevende taak, kan het parlement gebruikmaken van de volgende rechten:
· Ten eerste heeft het parlement stemrecht bij wetsontwerpen.
· Ten tweede geeft het recht van initiatief de leden van de 2de de mogelijkheid om wetsontwerpen in te dienen
· Ten derde houdt het recht van amendement in dat een wetsvoorstel door de 2de kamer op onderdelen mag worden gewijzigd.

De 1ste kamer mist het recht van initiatief en het recht van amendement. Zij kan een wetsontwerp dus alleen in zijn geheel aannemen of verwerpen.
Ook bij de controlerende taak kan de 2de kamer gebruik maken van een aantal rechten, waarmee de parlementsleden het beleid van de minister aan de orde kunnen stellen:
· het recht om over kleine kwesties mondelinge of schriftelijke vragen te stellen.
· Het recht van interpellatie. Interpelleren betekent een minister ter verantwoording roepen.
· Het recht om een motie in te dienen. Dat is een schriftelijke uitspraak over het beleid van een minister waarover de kamer moet stemmen.
· Het recht om parlementaire enquête aan te vragen.
· Het budgetrecht om de rijksbegroting wel of niet goed te keuren. De kamers mogen ook wijzigingen aanbrengen in de rijksbegroting.

Werkboek alle begrippen

Progressief: benadrukt de gebreken in de samenleving en pleit voor grondige veranderingen.
Conservatief: benadrukt meer datgene wat bereikt is.
Socialisme: politieke stroming die streeft naar gelijkheid en gelijkwaardigheid.
Liberalisme: politieke stroming die streeft naar zo veel mogelijk persoonlijke en economische vrijheid.
Christen-democratie: politieke stroming die zich in het politieke midden bevindt en de nadruk legt op gedeelde verantwoordelijkheid met het gezin als hoeksteen van de samenleving.
Ideologie: het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en de inrichting van de samenleving.
Politieke partij: een groep mensen die dezelfde ideeën hebben over de manier waarop onze samenleving verbeterd en bestuurd moet worden.
Politici: personen die tot taak hebben verantwoorde keuzes te maken bij maatschappelijke kwesties.
Gezag: macht die wettelijk is geregeld en gecontroleerd en geaccepteerd wordt door de bevolking.
Burgerlijke ongehoorzaamheid: het openlijk de wet overtreden met het doel politici te overtuigen dat het genomen besluit fout is.
Dictatuur: een staat waarin de macht in handen is van 1 persoon of een kleine groep mensen.
Democratie: een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming.
Rechtsstaat: een staat waarin de overheid is gebonden aan wettelijke regels.
Referendum: een volksstemming over een wetsvoorstel.
Politieke macht: het vermogen om invloed en controle uit te oefenen op politieke besluiten.
Trias Politica: De wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht.
Actief kiesrecht: zelf je stem mogen uitbrengen.
Demissionair: het kabinet maakt geen nieuwe plannen meer en handelt de lopende zaken af.
Zwevende kiezer: mensen die van partij wisselen of nog niet weten op wie ze moeten stemmen.
Kabinet: alle ministers en staatssecretarissen.
Coalitie: een samenwerkingsverband van 2 of meer partijen.
Geheim van huis ten Bosch: de koningin is onschendbaar en haar adviezen zijn geheim.
Staatssecretaris: een soort onderminister die verantwoordelijk is voor een deel van het beleidsterrein van de minister.
Recht van initiatief: leden van de 2de kamer mogen wetsontwerpen indienen.
Motie: een schriftelijke uitspraak over het beleid van een minister.
Kabinet: ministers en staatssecretarissen.
Regering: koningin en ministers.
Recht van amendement: de 2de kamer mag een wetsvoorstel op onderdelen wijzigen.
Staten-Generaal: het parlement.
Interpelleren: Ter verantwoording roepen ( van minister of regering ).
Parlementaire enquête: een gedetailleerd onderzoek naar een onderdeel van het regeringsbeleid.
Politiek beleid: de manier waarop politiek doelstellingen kunnen worden bereikt.
Lobby: druk uitoefenen op politici om hun standpunten te beïnvloeden.
Parlement: 1ste en 2de kamer.

Uitgangspunten van democratisch denken en handelen: 1: wetten en regels worden met instemming van alle burgers gemaakt en toegepast op alle inwoners. 2: politieke macht is verdeeld over verschillende groepen mensen. 3: politieke problemen worden opgelost zonder gebruik van geweld. 4: verkiezingen zijn vrij en geheim. 5: de meerderheid houdt rekening met rechten en belangen van minderheden. 6: iedereen wordt gelijk behandeld onder gelijke omstandigheden. 7: niemand staat boven de wet.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.