Pluriforme samenleving

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1628 woorden
  • 8 juni 2009
  • 88 keer beoordeeld
Cijfer 7
88 keer beoordeeld

Maatschappijleer

Thema 1, Cultuur:

Pluriforme samenleving: Mensen met verschillende normen, waarden, gewoonten en leefstijlen.
Cultuur: Alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en als vanzelfsprekend beschouwen.
De functies van een cultuur:
Gedragsregulerend kader: cultuur doet het gedrag van mensen geordend verlopen
Een bron van je Sociale identiteit: Het draagt ertoe bij aan wie je bent en hoe je je presenteert
Gemeenschappelijk referentiekader: Mensen met dezelfde cultuur begrijpen elkaar makkelijker en kunnen gevoelens uitwisselen.

Cultuuroverdrachten:
• Socialisatie: Het proces waarbij iemand, bewust en onbewust, de waarden enz. van zijn groep krijgt aangeleerd. Het resultaat is aanpassing van het individu aan zijn omgeving.
• Identificatie: Socialisatie bij kinderen  imiteren. Dingen nadoen van diegene met wie je sterke bindingen hebt  identificatie.
• Socialiserende instituties: De plaats waar socialisatie plaats vindt:
- Het gezin
- De school
- Het werk
- De Vriendenkring
- Geloof
- Maatschappelijke groeperingen
- De overheid
- De media

Sociale controle: de manier waarop mensen anderen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden. Vindt dikwijls plaats door sancties, zowel positief als negatief
• Formeel: Gebaseerd op geschreven wetten en regels.
• Informeel: Beleefdheidregels
Enculturatie: Alle kenmerken van een cultuur al vanaf het begin aangeleerd
Acculturatie: Het later aanleren van cultuurkenmerken
Internalisatie: Je hebt bepaalde kenmerken van een cultuur zo eigen gemaakt dat ze van zelfsprekend zijn.
Dominante cultuur: Het geheel van waarden, normen en kenmerken dat door de meeste mensen binnen een samenleving word geaccepteerd. Ze zijn meestal overheersend binnen een samenleving.
Subculturen: Culturen die afwijken van de dominante cultuur. Hij hoeft niet perse tegenstrijdig te zijn, maar is dat wel zo dan heet het tegencultuur.

Thema 2, Sociale Cohesie:
Sociale Cohesie:
Het wordt gevormd door de bindingen die we met elkaar hebben en wij-gevoel dat hieruit kan ontstaan.
De verschillende soorten bindingen die we onderscheiden:
• Affectieve bindingen: bijv. vrienden met wie je omgaat
• Economische bindingen: bijv. de winkel waar je eten koopt:
- Minimum aan gemeenschappelijke historische kennis
- Iedereen moet toegang hebben tot die kennis
• Cognitieve bindingen: zoals een tennisleraar die je het spelletje uitlegt
• Politieke bindingen: omdat de politiek ons leven via wetten en regelgeving sterk beïnvloedt.

Als je het gevoel krijgt dat je niets gemeenschappelijk hebt met anderen dan is er nauwelijks sprake van een samenleving. De bindingen lopen door elkaar heen, je kan naast een affectieve ook een economische hebben met dezelfde persoon.
Globalisering: Mensen wereldwijd door betere vervoers- en communicatiemogelijkheden steeds nauwer met elkaar in verband staan en ook sterker van elkaar afhankelijk zijn.
Pluriformer: Bestaan uit steeds meer culturen. Hoe meer pluriformer, hoe moeilijker samenhang te bereiken.

Kenmerken samenleving tot 1940:
• Geringe sociale mobiliteit:Het was heel moeilijk om te stijgen op de maatschappelijkeladder.
• De samenleving was gezinsgericht en weinig individu. De vrouwen waren tot 1956 niet handelingsbekwaam: ze moesten toestemming hebben van hun man voor bepaalde dingen. Hierdoor was er weinig ruimte voor individuele ontplooiing.
• Hiërarchische verhoudingen: De samenleving was opgebouwd uit rangen en klassen.
• Sterke verzuiling: Het maatschappelijk leven werd bepaald door geloofs- en levensovertuigingen.
Na de jaren ’60: Meer diversiteit en meer ruimte voor individualisme.

Thema 3, veranderingen in de Nederlandse samenleving:
Ontwikkelingen na de 2e wereldoorlog:
• Grotere sociale mobiliteit: het maakte niet meer uit in welk milieu je was geboren, je kon makkelijker op de maatschappelijke lader stijgen en ook vaker van baan wisselen.
• De individuele ontplooiing kreeg meer kans. Mensen gingen apart wonen, in hun eentje, met partner of kinderen. Door financiële vooruitgang is het niet meer noodzakelijk om bij elkaar te blijven. De vrouwen kwamen in opstand, abortus werd toegestaan en ze kregen ongeveer evenveel kansen als de mannen. Ook andere groepen, zoals homo’s, emancipeerde. Ze mochten trouwen met elkaar
• Minder hiërarchische verhoudingen: De welvaart leidde tot grotere mondigheid. Het respect voor bijv. politieagenten nam af en dus ook de sociale controle. De gevolgen waren onverschilligheid: Mensen werden de dupe van zinloos geweld.
• Ontkerkelijking en ontzuiling: Mensen waren minder betrokken bij gelovige gemeenschappen. Dit kwam o.a. door de opkomst van de TV. De ontzuiling ging gepaard met secularisatie: Organisaties zoals scholen gingen zich losmaken van de kerk.
• Opkomst jeugdculturen: Jongeren kregen meer vrije tijd, en hadden meer geld te besteden. Ze gaan zich meer op leeftijdsgenoten richten dan op hun ouders.

Thema 4, toenemende immigratie:
Pushfactoren: De factoren om je land te verlaten. De redenen om naar een land te komen zijn pullfactoren. Nederland had vrijheidsgodsdienst, persvrijheid en was een handelsnatie.
Immigranten uit voormalige Nederlandse koloniën.
Gastarbeiders: Vuil en zwaar werk bleef over, bedrijven haalde buitenlanders voor een laag loon.
Asielzoekers en vluchtelingen: Als je vlucht voor geweld, onterechte veroordeling enz. dan ben je een asielzoeker.
Een vluchteling kreeg vanaf 2000 een verblijfsvergunning als:
• Hij geldige identiteitspapieren bij zich heeft
• Hij kan laten zien dat hij risico loopt in zijn eigen land
• Hij kan laten zien dat hij niet teruggestuurd kan worden
De procedure voor aanname:
• Vluchteling meldt zich aan bij aanmeldcentrum (AC)
• Hier word besloten of de asielzoeker word doorgelaten, zo ja, naar asielzoekerscentrum
• Mensen die worden afgewezen gaan naar een uitzetcentrum

Gezinshereniging: Mensen die legaal in NL. wonen en hun gezin onder voorwaarden over laten komen. Hierdoor ontstond kettingmigratie: naast directe familie kwamen ook andere familieleden naar Nederland.
Gezinsvorming: Iemand laat een partner overkomen uit een ander land.

Thema 5, Verschillende vormen van samen leven:
Er bestaan verschillende manieren hoe mensen omgaan met de culturele diversiteit:
• Segregatie: Het opdelen van de samenleving in gescheiden delen. Kinderen gaan naar aparte scholen enz. Meestal veroorzaakt door een culturele groep die alle macht bezit en de andere groepen buitensluit.
• Assimilatie: De tegenhanger van segregatie: De bevolkingsgroep past zich zo volledig aan, dat de oorspronkelijke cultuur zo veel mogelijk verdwijnt.
• Integratie: Als bevolkingsgroepen zich aanpassen aan de dominante cultuur, maar gedeeltelijk hun eigen cultuur behouden. Het moet van twee kanten komen: Enerzijds wordt van nieuwkomers verwacht dat zij beried zijn te integreren, anderzijds moet de samenleving die integratie mogelijk maken. Iedereen moet zich dus aanpassen.
Melting pot: De culturen van etnische groepen versmelten met de dominante cultuur, zodat er in feite een nieuwe cultuur ontstaat.
Salad bowl: Ook een vermenging van culturen maar niet als één melting pot: cultuurgroepen behouden hun eigen typische kenmerken.
Cultuurrelativisten: Je mag niet over een andere cultuur oordelen. Culturen zijn in het beginsel gelijkwaardig aan elkaar.
Cultuuruniversalisten: Ze bestrijden het uitgangspunt van cultuurrelativisten en vinden dat bepaalde waarden in elke cultuur moeten, zoals de mensenrechten. Een cultuur word volgens hun beter naarmate de basiswaarden zorgvuldiger worden gegarandeerd en beschermd.
De gastarbeiders mochten groten delen van hun eigen cultuur behouden. Hierdoor werd duidelijk dat een deel van de nieuwkomers achterbleef op alle opzichten. Dit kwam door:
• De teruglopende economie: veel goedkoop werk werd door machines gedaan
• De omvang en concentratie van migrantengroepen. Mensen gingen zich afscheiden
• De gezinsvorming: Mensen kwamen naar Nederland vanwege hun partner maar bleven hun eigen taal praten.
• Taalachterstand.
• Discriminatie en beeldvorming

In de jaren ’80 paste Nederland zijn integratie beleid aan op het wegwerken van achterstanden en het opbouwen van de verzorgingsstaat. Dit doen ze doen doelgroepenbeleid, investeren in achterstandswijken, het taalniveau te verhogen en het strenger worden.

Thema 6, Botsende grondrechten:
Het is niet altijd duidelijk waar de grenzen van persoonlijke vrijheid liggen. Dit is in het bijzonder:
• Als er spraken is van botsende grondrechten
• Als naleving niet of moeilijk kan worden afgedwongen
Drie grondrechten kunnen met name botsen:
• Het verbod op discriminatie
• De vrijheid van godsdienst
• De vrijheid van meningsuiting
Iedereen mag zijn mening geven maar moet wel binnen de wet blijven. Het is echter heel moeilijk om hier grenzen aan te stellen. De vrijheid van godsdienst word bewaakt door een overheid die seculier is. Dat wil zeggen een overheid die niet gelovig is.

Thema 7: Internationale vergelijking: Kerk en staat:
Er zijn vier modellen:
• Er is een staatsgodsdienst die andere religies uitsluit
• Er wordt geen enkele godsdienst toegestaan
• Religies worden toegestaan, maar de kerk en staat zijn scherp gescheiden
• Religies worden toegestaan en zelfs actief ondersteunt door de overheid

Het religieuze model:
De staat legt één bepaalde religie dwingend op. Er is dan sprake van een staatsgodsdienst. Nederland heeft nooit ene staatsgodsdienst gehad en daardoor kwamen veel religieuze minderheden naar Nederland. Meestal staan de geestelijke leiders boven een president o.i.d.

Het atheïstische model:
Deze ontkent god. Dit is met name het geval bij het communisme. Het was echter moeilijk om geen godsdienst toe te staan.

Het religieus neutrale model:
Een staat die zich op religieus gebied neutraal opstelt, heeft de scheiding van kerk en staat als ideaal. Laïcité: De scheiding van kerk en staat.

Het pluriforme model:
De regering ondersteunt geloven en simuleert ze. Nederland is hier een goed voorbeeld van. De voordelen zijn dat er een grote mate van verbondenheid kan ontstaan binnen een groep. Het nadeel is dat de cohesie in ‘eigen’ kring ten koste kan gaan van een ‘nationale sociale cohesie’.

Thema 8: De toekomst van de pluriforme samenleving:
Gemeenschappelijke waarden en normen:
Grondlegger van het waarden en normen debat is Jan Peter Balkenende. Volgens hem kan de samenleving alleen bestaan als de mensen bepaalde warden en normen met elkaar delen.

Conflicten hou je niet tegen:
Deze zijn het niet eens met het standpunt van Balkenende. In elke samenleving komen wel conflicten voor. Deze kan je niet tegenhouden en die moet je ook niet tegen willen houden. De belangrijkste dingen voor een samenleving zijn:
• Een eerlijk rechtsproces
• Religieuze tolerantie
• Het zoeken naar wetenschappelijke waarheid
• Niet- gewelddadige conflictbeslechtingen
Deze punten hebben 1 ding gemeen: ze zijn niet partij gebonden, en dat biedt ruimte voor meningsverschillen.

Stop de slachtofferrol:
Moslims moeten zelf een flinke bijdrage leveren aan het beter functioneren in de pluriforme samenleving. Ze moeten dus stoppen met iemand anders de schuld te geven en naar zichzelf gaan kijken.

Vier de komst van migranten:
Niet de integratie moet de centrale opgave zijn, maar het participeren in de samenleving. We moeten laten zien dat we kunnen leven met verschillende culturen. Circulaire migratie moet mogelijk zijn en zelf gestimuleerd worden.






REACTIES

I.

I.

hoe meer pluriformer? je moet nog even de overtreffende trap leren

14 jaar geleden

H.

H.

Irene, flikker op als je hier alleen komt om dingen af te zeiken. Deze persoon zet zijn samenvatting online en jij gaat hem lopen afkankeren, BAH

13 jaar geleden

D.

D.

volledig met Henk eens

13 jaar geleden

M.

M.

maar het is ook niet normaal dat henk met ziektes gaat schelden...

12 jaar geleden

H.

H.

best goed

11 jaar geleden

E.

E.

Hartstikke bedankt, ziet er goed uit!
En serieus Henk, met ziektes schelden is laag.

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.