MASSAMEDIA (blz. 63 t/m 114)
Socialisatie en cultuur (H1)
Een menselijk leven bestaat voor een groot deel uit interacties: gesprekken voeren, blikken uitwisselen, iemand een brief of een e-mail sturen, uitgaan, een voetbalwedstrijd spelen enz.
De uitkomst van interacties is vaak onvoorspelbaar.Toch zijn er ook altijd voorspelbare aspecten aanwezig. Dit komt doordat er allerlei normen of gedragsregels worden afgesproken.
Cultuur: alle waarden en normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen.
Voor alle mensen geldt dat zij wezenlijk van anderen afhankelijk zijn. De verschillende soorten afhankelijkheid rangschikken we in vier soorten bindingen:
Affectieve: betrekking op de behoefte aan vriendschap en liefde, die we van jongs af proberen te vervullen.
Economische: alle handelingen die we verrichten om in ons levensonderhoud te voorzien.
Cognitieve: overdracht van kennis, afhankelijk van leraren, journalisten die informatie verschaffen via massamedia.
Politieke: als burgers kunnen we niet veel dingen zelf regelen.(bestuursapparaat zorgt voor wezenlijke zaken als wegen, onderwijs etc.; politie zorgt voor verdedigen tegen fysiek geweld).
Nature-nurture-debat: de vraag of menselijk gedrag meer bepaald wordt door aangeboren of door aangeleerde kenmerken.
Nature: Degenen die de nadruk leggen op de aanleg beschouwen emoties en driften als biologisch bepaald. Zij noemen vaak het bestaan van twee basisdriften in ieder mens: het streven naar eenwording met medemensen en de destructieve neiging. Uit deze driften komen de meeste positieve en negatieve emoties voort die mensen elkaar vertonen.
Nurture: benadrukken de culturele verschillen die er bestaan tussen mensen als het gaat om het uiten van emoties. Gevoelens zijn aangeleerd.
Normen: gedragsregels
Waarden: principes
Sterke verschillen in de normen en waarden tussen mensen kunnen de basis zijn van allerlei conflicten.
Een samenleving verandert voortdurend. Culturen verschillen per plaats, tijd en groep. Dat wat gepast en ongepast is, verschilt per generatie en per samenleving.
Iedereen speelt in zijn leven bepaalde rollen, waaraan we onze identiteit ontlenen. Door middel van o.a. taalgebruik en kleding creëren we een beeld van onszelf.
De persoonlijkheid die de mens naar buiten toe laat zien, the presentation of the self, wordt sterk beïnvloed door maatschappelijke opvattingen over de manier waarop men zich in een bepaalde rol dient te gedragen.
Impression management: een mens heeft verschillende maskers die ze verwisselen als ze in een andere situatie terecht komen. De mens is er voortdurend op uit om geloofwaardig over te komen (Goffman).
Een rolconflict treedt op wanneer iemand met tegenstrijdige verwachtingen wordt geconfronteerd.
Vanwege de verscheidenheid aan cultuurgroepen is Nederland een multiculturele samenleving geworden. Over het algemeen delen deze cultuurgroepen de meeste essentiële normen en waarden die in Nederland als geheel gelden. Soms is dit niet het geval en gaat de cultuur van een groep lijnrecht tegen de heersende opvattingen in.
Dominante cultuur: een cultuurgroep die in een samenleving domineert.
Subcultuur: waarden, normen en andere cultuurkenmerken op bepaalde onderdelen wijken af van de dominante cultuur.
Alle groepen die hiervoor genoemd zijn vormen subculturen met eigen gewoonten en regels.
Tegencultuur: mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen (via protesten).Basis wordt gelegd door verzet en creëren van conflictsituatie.
Bedrijven ontwikkelen een eigen cultuur. Die uit zich in de kledinggewoonten, kledingvoorschriften, wijze waarop management omgaat met de mensen van de werkvloer etc.
Multiculturele samenleving: een maatschappij waar mensen met verschillende culture achtergronden naast elkaar leven.
Na de tweede wereldoorlog ontstond er emigratie en immigratie. In de jaren ’60 kwamen deze immigranten naar ons land in verband met een arbeidstekort. Later omdat ze in hun eigen land niet meer veilig waren, hier een betere toekomst verwachtten of hun gezinnen te verenigen.
Voor deze ontwikkelingen zijn twee hoofdoorzaken:
Betere communicatie: dankzij nieuwe media weten we meer van elkaar. Andere culturen zijn daardoor minder vreemd.
Betere vervoer: dankzij de ontwikkeling van betere transportmiddelen kunnen we tegenwoordig alle uithoeken van de wereld zien.
Door deze twee oorzaken zijn landen die we vroeger ver en exotisch vonden, dichtbij gekomenà “global village” (een werelddorp).
Leven in een multiculturele samenleving betekent dat mensen een manier moeten vinden om met elkaars cultuur om te gaan. We moeten ons aanpassen aan de plaatselijke normen. Tegelijkertijd wordt onze samenleving door de opname van culturen verrijkt.
Na WOII nam de welvaart toe. Jongeren kregen meer vrije tijd en hadden meer geld te besteden. Hierdoor konden zich onder jongeren verschillende cultuurstijlen ontwikkelen.
Omdat de leefstijl meestal afwijkend is, is er dikwijls een generatiekloof tussen kinderen en ouders. Jongeren willen een eigen leven leiden en meer vrijheid hebben om dingen zelf te beslissen. Behalve dit verzet is er ook een uiting van verbondenheid.
Jeugdculturen komen vaak voort uit muziekstromingen. Rap komt uit zwarte wijken van de VS, zingen over maatschappelijke problemen zoals racisme.
Volwassenen proberen vaak greep te krijgen op jeugdculturen. Ze zijn een belangrijke doelgroep voor het bedrijfsleven (sommige bedrijven hebben trendwatchers).
Belangrijkste kenmerk van jongerenculturen: jongeren willen hun eigen wereld waar volwassenen niks mee te maken hebben.
Socialisatie: het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. Het doel is aanpassing van het individu aan zijn omgeving. Het zorgt ervoor dat het leven in een samenleving geordend kan verlopen.
Door de socialisatie komen collectieve gedragspatronen tot stand (gemeenschappelijke gebeurtenissen). Ook hiermee worden normen en waarden overgebracht.
Datgene wat je als je persoonlijke identiteit beschouwt, wordt mede gevormd door talloze sociale ervaringen die je in de loop van de tijd hebt doorgemaakt. We zijn ieder op onze eigen manier uniek, maar tegelijkertijd worden we in gedrag en opvattingen sterk bepaald door de cultuur waar we deel uitmaken.
Bij cultuuroverdracht maken we onderscheid tussen twee vormen:
Enculturatie: het aanleren van cultuurkenmerken in de samenleving of het milieu waarin men is geboren.
Acculturatie: het later aanleren van de kenmerken van een cultuur waar men niet oorspronkelijk toe behoort.
In vrijwel ieder mensenleven komt het socialisatieproces tot stand via het gezin.
Socialiserende instituties: instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt.
Vijf belangrijke socialiserende instituties:
- School: kinderen leren discipline, samen te werken, taken te verrichten etc.
- Werk: prestatie leveren. Bepaalt leefritme.
- Maatschappelijke groeperingen: mensen leren zich te gedragen naar de normen en waarden van groeperingen.
- Overheid: in onze maatschappij gelden talloze regels.
- Media: door de opkomst van televisie beheersen de massamedia veel meer dan vroeger ons dagelijks leven. Daarom zijn ze belangrijker geworden voor de verspreiding van onze cultuur.
Sociale controle: de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.
We noemen sociale controle formeel wanneer deze is gebaseerd op geschreven regels (wetten, reglement sportclub, arbeidscontract).
Informele sociale controle: beleefdheidsvormen en andere ongeschreven regels.
Sociale controle vindt vaak plaats in de vorm van sancties, waarmee mensen ervoor zorgen dat anderen zich gedragen naar de geldende formele en informele normen. Dit kan negatief of positief karakter hebben, namelijk beloningen en straffen:
- formele positieve sancties (koninklijke onderscheiding, diploma)
- formele negatieve sancties (boete)
- informele positieve sancties (applaus na voorstelling)
- informele negatieve sancties (kind naar kamer sturen)
Het doel van socialisatie en sociale controle is bereikt, wanneer er internalisatie van de cultuur plaatsvindt: mensen maken sommige aspecten van hun cultuurgroep zo eigen, dat zij zich automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van hen verwacht.
Socialisatie en internalisatie vinden ook vaak plaats doordat kinderen het gedrag van hun ouders nabootsen.
Voorbeelden internalisatie: het dragen van kleding, de aanpassing aan verkeersregels, schrijven en spreken, telefoneren, elkaar begroeten etc.
REACTIES
1 seconde geleden