Samenvatting Maatschappijleer
Begrippen thema Massamedia
Samenvatting begrippenlijst Maatschappijleer
Thema: MASSAMEDIA
HST 1 SOCIALISTATIE EN CULTUUR
Cultuur: alle waarden, normen en andere aangeleerde kenmerken die de leden van een groep of samenleving met elkaar gemeen hebben en dus als vanzelfsprekend beschouwen.
Interacties: gesprekken voeren, e-mailen, blikken uitwisselen enz.
Interdependenties: onderlinge afhankelijkheid
Bindingen:
- Affectieve: behoefte aan liefde en vriendschap / nationaal gevoel.
- Economische: alle handelingen die we zelf of van anderen doen voor levensonderhoud.
- Cognitieve: kennisoverdracht
- Politieke: een groep die dingen ,die de burger niet kan, doet: vb. wegen, onderwijs, gezondheidszorg
Interactieinterdependentie= Interactie: hierdoor wordt cultuur gevormd, veranderd en overgedragen. De cultuur bepaalt de manier van interactie. Mensen zijn met elkaar vervonden en toch onderling onafhankelijk. Interdependentie: mensen zijn toch allemaal afhankelijk, sommige duidelijk en anderen minder duidelijk (iedereen heeft bovenstaande bindingen)
Naturenurture: een twist over gedrag: is het aangeboren of aangeleerd. Nurture is het gevolg van menselijke gedragnigen en dus aangeleerd. Vb. klanken uitbrengen is nature en de taal die je spreekt is nurture.
Onderzoek M. Mead naar agressie: Onderzoek bij 3 primitieve stammen over rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Ze kwam tot de conclusie dat gedragingen cultuur bepalend zijn.
Cultuurkenmerken: regels in de cultuur
-normen en waarden
-feestdagen
-sport
-kennis
Culturen verschillen per plaats, tijd en groep.
Plaats:smakken Tijd:topless zonnen van dochters Groep: gabbers stoer of niet?
Rolgedrag/ rolpatronen: een patroon waardoor het menselijk gedrag min of meer is vastgelegd.
Theorie Erving Goffman: iedereen in elk contact met anderen erop gericht om een bepaald persoon te zijn, dia al dan niet samenhangt met de onderlinge verwachtingen. Een voorbeeld hiervan is een verliefd stel dat hand in hand loopt.
Presentation of the self: de persoonlijkheid die wij naar buiten toe laten zien, deze is sterk beïnvloedt door maatschappelijke opvattingen over de manier waarop je je in een bepaalde rol dient te gedragen
Impression management: We hebben verschillende maskers en per situatie gebruiken we er een. Een voorbeeld: winkelpersoneel.
Bovenstaande twee hangen duidelijk samen. Als een meisje verdorie zegt tegen een domme fout en ziet dat haar vriendin kijkt, en zegt: ik bedoel: kutzooi…Dan draagt ze een masker (want in het echt is ze braaf) en doet ze stoer tegenover haar vriendinnen.
Rolconflict: iemand wordt met tegenstrijdige verwachtingen gevonfronteerd. Vb: leraal met een leerling die 1/10 tekort heeft en een arts bij euthanasie (wanneer wel wanneer niet?)
Frontstage: speelt voorstelling af
Backstage: je kan daar even je rol laten vallen, geen regels van de frontstage vb wc,kleedkamer
Dominante cultuur: één cultuurgroep in de samenleving domineert. Hier is de dominante cultuur vooral een groep mensen met een invloedrijke pol. En ec. Positie:
-spreken NL’se taal
-vieren Koninginnedag
-gelijkheid man/vrouw
Subcultuur: als waarden, normen en andere cultuurkenmerken op bepaalde onderdelen afwijken van de dominante cultuur.
Tegencultuur: een cultuur die zich tegen de dominante cultuur verzet (vb. Dolle mina)
Trendwatcher: iemand die de trends signaleert
Bedrijfscultuur: de cultuur die bedrijven handhaven, zoals bijv. aanspraak klanten, kleding
Multiculturele samenleving: een maatschappij waar mensen met verschillende culturele achtergronden naast elkaar leven.
Jeugdculturen: subculturen onder de jongeren, zoals alto’s, gabbers, hiphoppers die ontstaan zijn door:
- na WOII meer welvaar en meer geld om te besteden
- jongeren willen eigen leeftstijl anders dan die van hun ouders
- Jongeren hebben behoefte aan geborgenheid van een groep.
Socialisatie: het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert
Internalisatie:
-kledingsoort smaken
-schrijven en spreken
-aanpassen aan verkeersregels
Socialisatieinternalisatie. Deze hangen vaak samen Want als ouders sporten leren ze dat hun kinderen vaak ook
Enculteratie: het aanleren van cultuurkenmerken in de samenleving of het milieu waarin men geboren is. Vooral bij kinderen
Acculteratie: het later aanleren van de kenmerken van een cultuur waar men niet oorspronkelijk toe behoort.
Je hebt eerder rolconflicten bij acculturatie.
Socialiserende instituties: instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen (carnaval,weekend,prinsjesdag) waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt, zoals:
-gezin
-school
-werk
-maatschappelijke groeperingen
-overheid
-media
-vriendengroep-
Sociale controle: de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.Dit kan op twee manieren:
-formeel: wetten, regels bij een club ed.
-informeel: Beleeftheidsvormen en andere ongeschreven regels
Vormen van sancties : beloningen en straffen
o Formele positieve sancties: koninklijke onderscheiding,diploma
o Formele negatieve sancties: boete
o Informele positieve sancties: applaus,fooi
o Informele negatieve sancties: naar de kamer sturen
Opvatting van Judith Rich Harris: ouders hebben niet de macht over het kind.
HST 2 MEDIA EN COMMUNICATIE
Communicatie: het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan een ontvanger
Communicatie heeft:
-sociale aspecten
-economische aspecten
Economisch-> de informatiesector is de belangrijkste sector, zie persbureaus computerbedrijven en internetproviders
Encoderen: het verpakken van de boodschap in een code (door zender vb. spandoek/woordenkeus)
Decoderen: vertalen en interpreteren van code (door ontvanger, vertalen in eigen denkwereld)
Ruis bij communicatie: boodschap komt niet goed over
Feedback (f1): reactie van de zender naar de ontvanger
Feedback (f2): reactie van ontvanger naar zender
Lichaamstaal: bewegingen
Oorlog en publieke opinie: als er beelden van een oorlog wordt gemaakt zie je het maar van een kant.
Sociale aspecten van communicatie: de één heeft de ander nodig (is sociaal)
Economische aspecten van communicatie: goed samenwerken en elkaar begrijpen in arbeidsomstandigheden
Soorten communicatie:
o Directe (face-to-face) en indirecte (niet face-to-face)
o Eenzijdige (eenrichtingsverkeer) en meerzijdige (deelnemers zijn ontvanger en zender)
o Verbale (gesproken/geschreven) en non-verbale (lichaamstaal/tekeningen/symbolen)
o massacommunicatie en interpersoonlijk (kleine groep)
Informatie bevat zowel kennis als nieuws (subjectieve begrippen)
Nieuws: Informatie over recente feiten die nog onbekend zijn bij het grote publiek
Kennis: Info die al bekend is,zoals talen en wiskunde
Massamedia: tv, radio, krant, boeken, aanplakbiljetten en films
Kenmerken:
o informatie is voor groot onbekend publiek
o informatie is openbaar en voor iedereen
o de relatie tussen zender en ontvanger is onpersoonlijk
o communicatie is meestal eenzijdig. Of reactie is naderhand (indirect)
Functie massamedia voor het individu:
o amusement
o nieuws
o meningsvorming
o cultuur
o educatie en onderwijs
Functie van de boodschappen van de media voor individu:
-sociaal: -met ander kunnen meepraten
-eenzaamheid verdrijven
-informatief
-recreatief: -ontspanning,gezelligheid
-spanning romantiek en sensatie
Functie massamedia voor de samenleving:
o instandhouding van de democratie (politieke functie)
o cultuuroverdracht (socialiserende functie)
o voor vrijetijdsbesteding (recreatieve functie)
Functies van de boodschappen van de media voor de samenleving:
-pol-informatief:informatie over maatschappelijke problemen die leven in de samenleving
-spreekbuis: als er een bepaald probleem erg in de publieke opinie is, komt daar een reactie op in de vorm van artikelen en programma’s
-controle:De media controleert de regering, bedrijven en maarschappelijke organisaties.
-commentaar: lezers aan het woord, redactioneel commentaar
-socialiserend: hier staan bepaalde normen en waarden ter discussie, worden overgedragen of doorbroken
Anoniem publiek: onbekend en onpersoonlijk publiek
Modellezer: de ultieme lezer, wordt verhaal aan aangepast
Tv en socialisatie: de tv kan invloed uitoefenen op je educatie, want de media laat jou normen en waarden zien
Prime-time en programma’s: op het moment van prime-time (veel kijkers) concurreren de zenders met hun programma’s
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
Beste Miranda.
Ik ben student aan de Universiteit Utrecht en schrijf een scriptie over het fenomeen sluikreclame. Nu las ik in jouw samenvatting dat coca-cola in een bioscoop de eerste sluikreclame vertoonde. Nu kan ik deze gebeurtenis op internet nergens terugvinden dus ik wilde vragen of je mij de titel van het boek zou willen sturen waar je deze informatie uit hebt gehaald? Op deze manier wordt mijn scripie wat completer :)
Met vriendelijke groet,
Michiel
19 jaar geleden
Antwoorden