Hoofdstuk 1 *Mensen kunnen niet zonder anderen en beïnvloeden elkaar voortdurend. Ons leven bestaat voor een groot deel uit interacties: gesprekken voeren, blikken uitwisselen, brief sturen, enz. Uitkomst interacties: onvoorspelbaar ® weet niet of bijv feestje leuk is. voorspelbaar ® normen/gedragsregels afgesproken bijv. wedstrijdregels, lestijd. *Cultuur zijn alle waarden, niet alleen kunst of beschaving. (datgene wat is aangeleerd, nurture) Ontstaan van bepaalde cultuur: -mensen langdurig met elkaar te maken of samenleven. -mensen die korte tijd samenleven, vb. skiërs ® regels, delen van water, kleding. *Interpendenties, een belangrijk element van elke cultuur: onderlinge afhankelijkheid van mensen. (mensen van anderen afhankelijk) Er zijn geen mensen zonder bindingen. *Bij afhankelijkheid zijn er 4 soorten bindingen: 1. Affectieve: hebben betrekking op de behoefte aan vriendschap en liefde, die van jongs af proberen te vervullen. (ook band van supporters van voetbalclub of nationale gevoelens) 2. Economische: alle handelingen die we verrichten om in ons levensonderhoud te voorzien. (vb. werksituaties) 3. Cognitieve: zorgen voor leerprocessen die veel mensen doormaken. (overdracht van kennis door leraren en massamedia) 4. Politieke: komen voort uit het feit dat burgers veel dingen niet zelf kunnen regelen. (hebben bestuursapparaat nodig om zorgen voor wezenlijke zaken: wegen, onderwijs, veiligheid, gezondheid) *Natuur (staat tegenover cultuur): datgene wat is aangeboren, nature. Nature-nurture-debat: vraag of gedrag meet bepaald wordt door aangeboren of aangeleerde kenmerken. *Aanleg (nature-aanhangers): emoties en driften zijn biologisch bepaald, bestaan twee basisdriften van mens = streven naar eenwording met medemensen en destructieve neiging. *Nurture-aanhangers: benadrukken de culturele verschillen die bestaan tussen mensen als ze emoties gaan uiten, gevoelens zijn aangeleerd. *Sociologen en sociaal-psychologen: gedrag mens is combinatie, aangeboren en aangeleerd. Nature® vermogen om klanken voort te brengen, gevoelsbanden zoals lachen en huilen. Nurture® spreektaal. *In ieder cultuur worden normen (gedragsregels) en waarden (principes) ontwikkeld. -Ook andere cultuurkenmerken ontwikkeld: kennis, gewoonten, opvattingen, kunst, sport, symbool, feestdagen. (NL bijv. rood-wit-blauw of oranje = symbool van cultuur, sinterklaar vieren = gewoonte. *Cement van samenleving: normen en waarden. (nieuwe lid krijgt dit aangeleerd) -wezenlijke kenmerken: kleding, omgangsvormen, vrijetijdsbesteding veranderen steeds. *Culturen verschilt per plaats, tijd en groep: wat gepast of ongepast is verschilt per generatie en per samenleving. *Belangrijkste kenmerken van cultuur zijn verschillen in rolpatronen waardoor hem menselijk gedrag min of meer vastgelegd. Iedereen speelt in leven bepaalde rollen, dmv o.a. taalgebruik, kleding creëren we beeld van onszelf. *Persoonlijkheid die wij naar buiten toe laten zien (the presentator of the self), wordt sterk beïnvloed door maatschappelijke opvattingen over manier waarop iemand zich in bepaalde rol dient te gedragen. -Eigenschappen of gedragingen die niet in overeenstemming zijn met dit rolpatroon, worden vermeden. (minister met ‘u’ aanspreken, dokter niet in huilen uitbarsten bij patiënt) *Impression managment: we hebben verschillende maskers die we verwisselen als we in ander situatie terecht komen® zijn er voortdurend op uit om geloofwaardig over te komen -frontstage. Waar voorstelling zich plaats vind. -backstage: waar men rol kan laten vallen, vb wc. *Rolconflict: treedt op wanneer iemand met tegenstrijdige verwachtingen wordt geconfronteerd.
*Multiculturele samenleving (is NL geworden): er zijn allerlei cultuurgroepen met andere ideeën en gewoonten. -ze delen over algemeen de meest essentiële normen en waarden die in NL geheel gelden. *Dominante cultuur: als 1 cultuurgroep in een samenleving dominant is. *Subcultuur: als waarden, normen en andere cultuurkenmerken op bepaalde onderdelen afwijken van de dominante cultuur. (groepen met eigen regels en gewoonten, zien aan uiterlijk vb. piercings) *Tegencultuur: mensen die zich verzetten tegen de dominante cultuur of daar een bedreiging voor vormen. (bijv. dmv protesten, basis is verzet en creëren van conflictsituaties, vb. feministes in jaren 70 maar hebben tegencultuur verloren is dominant geworden, de rechts-extremisten vormen wel een tegencultuur) -vaak is tegencultuur een uiting van een generatieconflict. (vb. Prove-beweging (‘60), kraakbeweging en punkcultuur (‘70 en ‘80), jongeren gingen strijd aan met gevestigde waarden en normen die bij samenleving hoorden van hun ouders) *Bedrijfscultuur: kledinggewoonte, omgang met klanten. (IKEA = informele cultuur, je/jij tegen klanten. Bank = zakelijk cultuur, zeer formeel)
*Multiculturele samenleving: een maatschappij waar mensen met verschillende culturele achtergronden naast elkaar wonen. *Zoveel culturen naast elkaar wonen door: -mensen ‘vreemde’ uit omliggende landen zoals België, Duitsland, Frankrijk. (veranderde na WOII) -Nederlanders emigreren (elders vestigen) en mensen immigreren (naar NL komen). (vb. Jaren ‘60 veel immigranten want arbeiders te kort. Later omdat eigen land niet veilig of beter toekomst) * 2 hoofdoorzaken voor deze ontwikkeling: 1. Betere communicatie: media, radio, tv, internet. Mensen weten meer van elkaar, andere culturen hierdoor minder vreemd. Vroeger weet niet eens wat aan andere kant van wereld gebeurde. 2. Betere vervoer: auto, trein, vliegtuig. Reizen gaat sneller dan vroeger. -Global village (=een werelddorp): door 2 oorzaken zijn verre/exotische landen dichterbij gekomen. *Leven in een multiculturele samenleving: mensen moeten manier vinden om met elkaar cultuur om te gaan. (vb. Marokkaanse ouders bemoeien met partnerkeuze en Nederlandse ouders niet)
*Jeugdcultuur: zet zich vaak af tegen de dominante cultuur. -Vroeger was kinderarbeid, jongeren geen tijd of mogelijkheid om eigen cultuur te ontwikkelen. Na WOII nam welvaart toe, jongeren meer geld en tijd. -Ze hebben een ander leefstijl (generatiekloof tussen kinderen en ouders), ze willen eigen leven leiden en meer vrijheid. *Verbondenheid: jongeren met zelfde smaak en ideeën zoeken elkaar op en gaat op soortgelijke wijze gedragen. *Jeugdcultuur komt vaak voort uit muziekstromingen: rap: oorspronkelijk uit zwarte wijken van VS waar jongeren op straat muziek maakten met gesproken tekst. house: ontstaan in Europa als danscultuur, nummers met snelle dans ritme. -de cultuur onder de jongeren verouderd als deze massaal aanslaat, jongeren zoeken dan iets nieuws.
*Socialisatie: het proces waarbij iemand de waarden, normen en andere cultuurkenmerken van zijn samenleving of groep aanleert. (zorgt ervoor dat leven in samenleving geordend kan verlopen)
-doel: aanpassen van het individu aan zijn omgeving, maar ook instandhouding en continuering van cultuur over een periode van vele jaren.
-door socialisatie komen in een cultuur collectieve gedragspatroon tot stand. (gemeenschappelijke gebeurtenissen, zoals carnaval, prinsjesdag, Kerstmis)
-via socialisatie worden allerlei normen, waarden en gewoonten overgebracht. Allerlei behoeften, emoties en gedragspatronen zijn er resultaat van. Gedrag en opvatting sterk bepaald door cultuur.
-zonder socialisatie kan vrijwel niemand overleven en is er ook geen cultuur® samenleving valt uit elkaar.
*Cultuuroverdracht 2 vormen:
1. Enculturatie: het aanleren van cultuurkenmerken in de samenleving of het milieu waarin men is geboren. (kinderen)
2. Acculturatie: het later aanleren van kenmerken van een cultuur waar men niet oorspronkelijk toe behoort.
(etnische minderheden)
*Socialiserende instituties: instellingen, organisaties en overige collectieve gedragspatronen waarmee de cultuuroverdracht in een samenleving plaatsvindt.
*Er zijn behalve gezin nog 5 belangrijke soc. Instituties:
1. School: hier leren ze discipline. (op tijd komen, taken verrichten, leren samenwerken)
2. Werk: hier moet prestatie leveren. (werk op tijd af hebben, werk bepaald leefritme)
3. Maatschappelijke groeperingen: leren gedragen naar normen en waarden van deze groepering (sportsclubs)
4. Overheid: er gelden talloze regels en wie niet aanhoudt wordt gestraft.
5. Media: belangrijke cultuur verspreiders, beïnvloeden gedrag. (tv, krant, boeken, films)
*Sociale controle: de wijze waarop mensen andere mensen stimuleren of dwingen zich aan de geldende normen te houden.
*Vind vaak plaats in de vorm van 4 soorten sancties: (gaat om beloningen of straffen)
1. Formele positieve sancties: koninklijke onderscheiding of diploma
2. Formele negatieve sancties: boete
3. Informele positieve sancties: applaus na een voorstelling
4. Informele negatieve sancties: kind dat naar kamer wordt gestuurd
*Doel van socialisatie en sociale controle bereikt als internalisatie van de cultuur plaatsvindt.
*Internalisatie: dat mensen zich sommige aspecten van hun cultuurgroep zo eigen hebben gemaakt, dat zij zich automatisch gaan gedragen zoals de groep dat van hen verwacht. (vb. niet in broek doen, maar op wc)
*Nabootsen van ouders, hierdoor kan socialisatie en internalisatie ook plaatsvinden. (hand geven, sporten).
Hoofdstuk 2
*Communicatie: het proces waarbij een zender bedoeld of onbedoeld een bepaalde boodschap overbrengt aan ontvanger.
-boodschap: informatie bestaande uit bijv. gedachten, gevoelen of gedragingen.
-overbrengen: gesproken, geschrevene, gebaren, kleding, tv, kunstwerken enz.
-wanneer ontvanger (of andersom) reageert ontstaat er een feedback/terugkoppeling.
*Encoderen: zender verpakt een boodschap in een bepaalde vorm of code.
*Decoderen: ontvanger vertaalt en interpreteert deze informatie.
(vb. telefoongesprek, spreker encodeerd woord in elek. signalen en via kabel decodeert de ontvanger in klanken)
*Communicatie heeft 2 kanten: een sociaal proces dat in elk groepsgedrag is terug te vinden en economische aspecten. (bij werk elkaar begrijpen, samenwerken en communicatielijnen fax en e-mail belangrijk)
*informatiemaatschappij: steeds meer mensen houden zich beroepsmatig bezig met verzamelen, verwerken, analyseren en doorgeven van informatie.
*Informatie: slaat niet alleen voor kennis (datgene wat iemand weet), maar ook nieuws (al datgene wat van buitenaf als wetenswaardige gegevens op iemand afkomt).
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden