Paragraaf 1: Wat is politiek?
1.1
Politiek: de wijze waarop een land wordt bestuurd. Algemeen belang.
Kiezen we voor snel, daadkrachtig en efficiënt besturen of voor een maximale participatie van burgers in de politiek? Voor het doelmatig resultaat of een proces van democratische besluitvorming met een zorgvuldige afweging van verschillende belang.
1.2
Bovengenoemde niet in dictatuur.
Kenmerken:
- De drie machten zijn niet van elkaar gescheiden, maar in handen van een kleine groep mensen.
- Beperkte individuele vrijheid.
- Geen politieke vrijheid
- Overheidsgeweld
- Geen onafhankelijke rechtspraak.
- Massamedia en kunstuitingen onder censuur van de overheid.
Soorten dictaturen:
- Autocratische dictaturen: één leidersfiguur. Soms wordt die geholpen door een junta, een regering die grotendeels uit militairen bestaat. Bevolking onderdrukt, geen ideologie aanwezig, dus een zekere godsdienstvrijheid en economische speelruimte.
- Totalitaire dictaturen: een groep mensen of een partij grijpt de macht via een ideologische revolutie. De hele politieke, economische en sociale levens zijn gereguleerd. Sprake van indoctrinatie: de partijideologie ingegoten krijgen.
Andere vorm: theocratie: godsdienst verheven tot staatsideologie.
1.3
Democratie is de macht van velen: het volk regeert. Als overblijfsel van de directe democratie: het referendum, een volksstemming over een bepaald wetsvoorstel.
Kenmerken indirecte of representatieve democratie:
- Het volk kiest vertegenwoordigers die de beslissingen nemen en met een zekere regelmaat bij verkiezingen aan de bevolking verantwoording moeten afleggen over hun beleid.
- Trias Politica
- Rechtsstaat
- Individuele vrijheid
- Politieke grondrechten
- Politie en leger hebben beperkte bevoegdheden
- Onafhankelijke rechtspraak
- Persvrijheid
Onderscheid in representatieve democratie:
- Parlementair stelsel: participatie bevolking. Rechtstreeks gekozen parlement is hoogste machtsorgaan. Daarna kabinet geformeerd met ministers en staatssecretarissen. Hebben verantwoording. Niet-gekozen staatshoofd met beperkte macht door grondwet. (Koning(in) à constitutionele monarchie)
- Presidentiële stelsel: daadkracht. Volk kiest parlement en president. Als de macht van hem groot is à presidentieel stelsel. Om soms te beperken: missen van ontbindingsrecht (parlement ontbinden)
Vrijheid en gelijkheid is belangrijk voor democratie. Terugzien in grondwet:
- Taken en bevoegdheden van de drie politieke machten staan nauwkeurig omschreven.
- Alle Nederlanders >18 jaar hebben kiesrecht en recht om verkozen te worden. Een politieke partij oprichten, demonstreren of op andere manier mening uiten.
1.4
Robert Michels: democratieën en dictaturen hebben de neiging zich te ontwikkelen tot een oligarchie: een heerschappij van weinigen. Want de partijen die macht hebben worden groter en complexer. = ‘De ijzeren wet op de oligarchie’. Begint zodra politici de macht naar zich toe trekken. Wanneer grote massa een sterke leider wil. à Als volk apathisch en onverschillig is.
à Regentencultuur: politici en bestuurders regelen onderling de politieke zaken en schuiven elkaar de belangrijkste baantjes toe. Regeren minder namens, meer over het volk.
Dictatuur: autocratische leider heeft adviseurs nodig, dus macht in handen van een kleine politiek elite.
Seymour Lipset: overal waar welvaart toeneemt en de mensen beter worden opgeleid er een verlangen naar meer democratie ontstaat. à heel de wereld democratisch.
Hoe vrij is de wereld?
Vrijheid alleen mogelijk in democratische landen, waar:
- regeringen verantwoording schuldig zijn aan het volk;
- sprake is van onafhankelijke rechtspraak;
- sprake is van vrijheid van meningsuiting, vereniging en geloof;
- respect is voor de rechten van minderheden en vrouwen.
Paragraaf 2: Politieke stromingen
2.1
Aan het begin van parlementaire democratie, rol van de overheid beperkt. Als je niet kon werken was je afhankelijk van liefdadigheid of de kerk. Toen industrialisatie en urbanisatie. Toen de eerste politieke partijen. Grepen terug op 3 belangrijke ideologische, politieke stromingen: liberalisme, confessionalisme en socialisme.
Ideologie: een samenhangend geheel van ideeën over de mens en de gewenste inrichting van de samenleving.
Standpunten:
- Normen en waarden die voor iedereen in de samenleving zouden moeten gelden. (Grenzen van individuele vrijheid.)
- De gewenste sociaaleconomische verhoudingen van de samenleving. (Wat is een rechtvaardige verdeling van welvaart?)
- De gewenste machtsverdeling in de samenleving.
2.2
Progressief |
Conservatief |
Vooruitstrevend, gericht op de toekomst. Benadrukken de gebreken en pleiten voor veranderingen. |
Behoudend, gericht op heden en verleden: houden wat je hebt. Benadrukken wat je al hebben bereikt. Reactionair: vervanging van regels terugdraaien (achteruitstrevend). |
Links (PvdA, SP, Groenlinks) |
(D66, CDA) |
Rechts (VVD, PVV) |
Gelijkwaardigheid, overheid moet actief de zwakkeren beschermen. |
Het politieke midden, benadrukken van de gezamenlijke verantwoordelijkheid van burgers en overheid. Voor je zelf zorgen, overheid bijspringen. |
Vrijheid van eigen verantwoordelijkheid, eigen zaken regelen. Op sociaaleconomisch terrein overheid passief opstellen en optreden als nodig. |
2.3
Politieke stromingen:
Liberalisme: individu zo optimaal mogelijk ontplooien, wat goed is voor het individu, is goed voor de maatschappij. Mensen zijn gelijkwaardig.
Sleutelbegrippen: vrijheid, individuele verantwoordelijkheid en tolerantie.
Vroeger ideaal: persoonlijke en economische vrijheid.
Nu: vrijemarkteconomie, macht overheid beperken. VVD en D66 (progressief).
Socialisme: mogelijkheden elk individu om te ontplooien zijn ongelijk verdeeld. Vrijheid en gelijkwaardigheid krijgen pas betekenis als mensen ook gelijke kansen hebben. Mensen moeten solidair zijn: sterkste schouders zwaarste lasten.
Einde aan armoede en de ongelijkheid.
Hoe gelijkheid bereiken:
- Communisten wilden dat arbeiders door revolutie alle macht zouden overnemen. (Oprichten USSR in Rusland). Sovjet-Unie echter ontwikkeld tot totalitaire dictatuur.
- Sociaaldemocraten wilden maatschappelijke verbeteringen bereiken angs parlementaire weg.
Nu: niet tegen vrijemarkteconomie, maar nog steeds dat kennis, inkomen en macht eerlijker verdeeld moet worden. Verzorgingsstaat in stand houden en uitbouwen, sociale grondrechten zijn namelijk vastgelegd. PvdA, SP en GroenLinks.
Confessionalisme: politieke opvattingen baseren op geloofsovertuiging. à NL: oprichting christelijke partijen.
Uitgangspunt: God heeft bedoeling met de wereld en mens moet daarnaar richten.
Organische staatsopvatting: samenleving is vergelijkbaar met menselijk lichaam waarin alle onderdelen van elkaar afhankelijk zijn en alleen functioneren in onderlinge samenhang. Gezinnen vormen en samenlevingsverbanden is menselijke natuur. Verantwoordelijkheid voor elkaar dragen.
Nu: streven naar samenleving waarin rentmeesterschap, solidariteit, harmonie en gespreide verantwoordelijkheid belangrijke waarden zijn. De visie van een zorgzame samenleving. Overheid heeft aanvullende rol en overlaten aan maatschappelijke middelveld, welzijnsinstellingen en schoolbesturen.
Rentmeesterschap: mens moet goed voor Gods aarde zorgen.
Solidariteit: naastenliefde, de zorg voor de kwetsbaren in de samenleving.
CDA, ChristenUnie (iets linkers) en SGP (klein, streng orthodoxe christelijke partij).
Secularisme: expliciet niet religieus.
Er bestaan ook nog 3 andere kleinere stromingen:
- Fascisme: Gaat uit van de ongelijkheid van de mens (tijd van Hitler).
- Ecologische stroming: Mensen die voor het milieu strijden. Duurzame energie.
- Populisme: Probeert de stem van het volk te laten horen (Pim Fortuyn, Geert Wilders). Meer bepaalde stijl van politieke bedrijven dan een echte ideologie. Opkomen eenvoudige burger. Heeft neiging politieke kwesties te versimpelen en daadkrachtige oplossingen aan te dragen. (Toenemen criminaliteit à harder straffen).
Nationalistische standpunten: tegen immigratie. Ze bloeien op in crises en politieke verwarring.
Sociaaldemocratie |
Christendemocratie |
Liberalisme |
- Gelijkwaardigheid
- Benadrukt de rol van de overheid op sociaal-economisch terrein. - Sturende overheid om sociale gelijkheid tot stand te brengen. |
- Harmonie
- Benadrukt de verantwoordelijkheid van burgers voor elkaar. - Aanvullende rol van de overheid ter ondersteuning van particuliere organisaties. |
- Vrijheid
- Benadrukt de belangen van het individu en het bedrijfsleven. - Terughoudende overheid die orde en gezag hand-haaft. |
Paragraaf 3: Politieke partijen
Een groep mensen met globaal dezelfde ideeën over een ideale samenleving.
Ideologische partijen: terug te voeren op politieke stromingen.
Populistische partijen: harde aanpak.
One-issuepartijen: één aspect van de samenleving (Partij van de Dieren).
Protestpartijen: ontstaan uit onvrede (D66).
Vervullen functies in onze democratie:
- Integratie van ideeën: de opvattingen van veel mensen worden gebundeld tot één politiek programma.
- Informatie: via partijen komen kiezers verschillende standpunten te weten. Stimuleren van eigen mening.
- Participatie: vorige 2 functies mensen interesseren om actief deel te nemen.
- Selectie van kandidaten: ze stellen lijsten op van kandidaten om kiezen makkelijker te maken voor burgers.
Vroeger partijen populair die gemakkelijk terug te voeren waren daar de 3 ideologische stromingen.
Daarna kerk/geloof minder strikt. Grote gevolgen voor het politieke landschap:
- Daling aantal christenen à inkrimping achterban CDA. Toen als middenpartij profileren voor nieuwe kiezers, lukte gedeeltelijk.
- PvdA deel van achterban verdwijnen. Arbeiders kregen het beter, geen aanleiding stemmen op hen. Nu ook opkomen voor nieuwe verdrukten.
- VVD profiteerde door individualisering van de samenleving en zelfstandige ondernemers groeide.
- Zwevende kiezers: laten de keuze voor een partij afhangen van het moment en vooral ook van de persoonlijkheid van de partijleiders.
Politieke partijen van links naar rechts
SP - GroenLinks - Partij voor de Dieren - PvdA - D66 - ChristenUnie - CDA - VVD - SGP - PVV
Positie politieke partijen
Paragraaf 4: Verkiezingen
4.1
Actief kiesrecht: Het recht om te kiezen
Passief kiesrecht: Het recht om gekozen te worden.
Er zijn wel bepaalde voorwaarden om aan verkiezingen te mogen deelnemen:
- Je moet je laten registreren bij de Kiesraad;
- Een kandidatenlijst en een ondertekende steunbetuiging van dertig Nederlanders inleveren;
- Een bedrag van ruim 11.000 euro betalen.
Mensen die niet de Nederlandse nationaliteit hebben, maar minstens 5 jaar in Nederland wonen mogen uitsluitend deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen.
Je moet 18+ zijn en geen strafblad hebben.
Het Nederlandse kiesstelsel is gebaseerd op evenredige vertegenwoordiging, waarbij alle uitgebrachte stemmen worden verdeeld over het beschikbare aantal zetels (coalitiestelsel). Bij de berekening wordt uitgegaan van de kiesdeler: de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt om één zetel te krijgen.
- Voordeel: elke stem telt even zwaar, dus ook kleine partijen en altijd veel meningen.
- Nadeel: alle partijen spreektijd, debatten lang duren en onoverzichtelijk. Of moeilijk een bestuursorgaan te vormen.
Daardoor sommige landen kiesdrempel: een land moet dan een minimumpercentage stemmen halen om mee te kunnen delen in de zetels.
Districten –of meerderheidsstelsel: Hierbij wordt het land verdeeld in een aantal districten (VS en Engeland). De kandidaat die in een bepaald district de meerderheid van de stemmen haalt, wordt afgevaardigd voor het landelijk parlement.
- Voordeel: kiezers kennen kandidaten beter.
- Nadeel: afgevaardigde denkt te veel aan belang eigen district. En de stemmen op een verliezer gaan verloren, waardoor partij met de meeste stemmen niet de meeste zetels krijgt.
Verkiezingsstrijd
Voor de verkiezingen advies van spindoctor: een communicatiedeskundige die de partij en de lijsttrekker adviseert. à verkiezingsstrategie.
Dagelijks opiniepeilingen: onderzoeken wat mensen zullen gaan stemmen.
Grote rol van media à tv- en internetdemocratie.
Punten die rol spelen bij stemmen:
- Standpunten van de partij.
- Eigen belangen (ondernemers VVD, ouderen CDA/PvdA/PVV)
- Kans op cruciale rol in vorming kabinet. Strategisch stemmen.
- Aantrekkingskracht van de lijsttrekker.
Je stemt op een persoon. Degene die laag staan kunnen met voorkeursstemmen toch in de Tweede Kamer komen. à volksvertegenwoordiger kan niet uit kamer gezet worden.
4.2
Formatie: Meteen na de Tweede Kamerverkiezingen wordt er begonnen met de vorming van een nieuw kabinet, bestaande uit ministers en staatssecretarissen.
Meerheid is nodig voor wetsvoorstellen.
Coalitie: Een combinatie van verschillende partijen die gaan samenwerken op bestuurlijk niveau.
Eerst onderzoekt informateur welke partijen samen kabinet willen vormen dat meerheid is. Deze partijen moeten hoofdlijnen bespreken, regeerakkoord.
Dan echte formatie van kabinet, overige posten, ministers en staatssecretarissen.
Regeerakkoord: De hoofdlijnen van het beleid van het nieuwe kabinet worden opgenomen in het regeerakkoord.
Als de informateur enkele partijen bij elkaar heeft gebracht brengt deze verslag uit aan de koningin die dan een formateur benoemt: Iemand die daadwerkelijk het kabinet gaat vormen van ministers en staatssecretarissen.
Het regeerakkoord wordt elk jaar bijgesteld en aangevuld in de troonrede, die de koningin aan het begin van het parlementaire jaar in de Ridderzaal voorleest tijdens een speciale gezamenlijke zitting van de Staten-Generaal (Eerste + Tweede Kamer) = Prinsjesdag.
Miljoenennota: Een samenvatting van de rijksbegroting.
Algemene beschouwingen in de Tweede Kamer: Hier leveren vooral de oppositiepartijen kritiek en worden verzoeken ingediend. Uiteindelijk stemt de Kamer over alle plannen.
Als de economische groei anders blijkt uit te pakken wordt de miljoenennota bijgesteld. De eerste bijstelling het de voorjaarsnota (derde woensdag in mei, ook wel gehaktdag genoemd).
4.3
Kabinet regeert 4 jaar. Halen het meestal niet, redenen:
- Ministers worden het niet eens over een of meer kwesties en de regeringspartijen besluiten daarom gezamenlijk dat het niet verder gaat;
- Een meerderheid in de Tweede Kamer verwerpt het beleid van het kabinet en de ministers zijn niet bereid hun beleid te wijzigen.
Een minister kan ook aftreden d.m.v. motie van treurnis, afkeuring of wantrouwen.
Biedt kabinet ontslag aan: vervroegde verkiezingen en blijven de ministers in functie tot nieuw kabinet à demissionair kabinet. Geen missie, maar afhandelen.
Soms besluit het kabinet na kabinetscrisis dat probleem niet groot is. à informateur kan nieuw kabinet vormen zonder nieuwe verkiezingen, maar niet vaak. Omdat het kabinet meestal valt over een kwestie die in de hele samenleving de gemoederen hoog doet oplopen. Daarom kiezers opnieuw uitspreken.
Paragraaf 5: Regering en parlement
5.1
Regering: koning(in) en de ministers
Kabinet: ministers en staatssecretarissen
Elke minister heeft zijn eigen beleidsterrein. Beleidsvoornemens worden besproken in de ministerraad, de gezamenlijke vergadering van de ministers. Voorzitter van de ministerraar is de minister-president, de premier.
Voor onderdelen van het takenpakket van een minister kunnen staatssecretarissen worden aangesteld. De koningin is onschendbaar, maar ministers en staatssecretarissen kunnen op het matje worden geroepen.
Ambtenaren werken voor een ministerie of departement waar een minister de leiding heeft. Ambtenaren bereiden wetsvoorstellen voor en geven adviezen. Een minister zonder ministerie wordt een minister zonder portefeuille genoemd.
De belangrijkste taken van de koningin zijn:
- Het ondertekenen van alle wetten;
- Het voorlezen van de troonrede op Prinsjesdag;
- Het benoemen van ministers en (in)formateurs;
- Het regelmatig overleg voeren met de minister-president over het kabinetsbeleid.
De koningin is niet verantwoordelijk voor alle wetten, ook niet voor de troonrede. In de troonrede wordt terug –en vooruitgeblikt. De ministers bepalen de tekst. (Troonrede is ministeriële verantwoordelijkheid)
De koning(in) is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.
5.2
Parlement: Tweede en Eerste kamer à Staten-Generaal
De Tweede Kamer telt 150 leden, deze hebben twee taken:
- Ze zijn medewetgever:
• Stemrecht: De Tweede kamer kan wetsvoorstellen van de regering verwerpen of aannemen.
• Recht van amendement: De Tweede Kamer kan ook wijzigingen in een wetsvoorstel aanbrengen.
• Recht van initiatief: De Tweede Kamer mag ook wetsvoorstellen indienen.
• Budgetrecht: De Tweede Kamer heeft het recht in en tussen de verschillende begrotingsposten te schuiven.
- Ze controleren de regering:
• Recht van motie: In een motie doet de Tweede Kamer een uitspraak. Je hebt motie van treurnis, afkeuring en wantrouwen.
• Vragenrecht: De Tweede Kamer heeft het recht om vragen te stellen.
• Recht van interpellatie: Als een Kamerlid op korte termijn een specifiek onderwerp wil bespreken kan hij een interpellatie of spoeddebat aanvragen.
• Recht van enquête: Dit geeft de Tweede Kamer de mogelijkheid zelfstandig een onderzoek in te stellen als zij naar haar mening niet voldoende informatie krijgt of heeft gekregen.
Senaat = Eerste Kamer. Deze telt 75 leden. Dit is in tegenstelling tot de Tweede Kamer een deeltijdfunctie. Ze vergaderen eenmaal per week. De taak van de Eerste Kamer is veel beperkter omdat ze allen wetsvoorstellen mogen aannemen en verwerpen. De Eerste Kamer heeft wel het recht om schriftelijke vragen te stellen, het recht van interpellatie en van enquête.
5.3
De grote lijnen van het regeringsbeleid liggen vast in het regeerakkoord. Deze beleidslijnen worden door ambtenaren uitgewerkt in wetsvoorstellen. Een wetsvoorstel gaat altijd eerst voor advies naar de Raad van State. Dan naar de Tweede Kamer, eventueel naar de Eerste Kamer (bij goedkeuring). Dan naar de koning(in) en de verantwoordelijke minister, dan gepubliceerd in het Staatsblad en wordt het een wet.
Regering neemt besluit zonder Tweede of Eerste kamer bij:
Koninklijke Besluiten: meestal kleine dingen, zoals benoeming van een burgemeester.
Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB): besluit van de regering over specifieke regels binnen een al bestaande wet.
Hoe tot stand komen?
Initiatief à Ontwerp à Advisering door de Raad van State à Behandeling door de Tweede Kamer à Behandeling door de Eerste Kamer à Ondertekening à Publicatie in Staatsblad
5.4
Dualisme: er is een duidelijke taakverdeling tussen regering en parlement die voortvloeit uit het principe van de Trias Politica, machtenscheiding.
De taakverdeling tussen wetgevende en uitvoerende macht is voor alle bestuurslagen: wetgevende stelt vast, uitvoerende voert ze uit. Uiteindelijk heeft de volksvertegenwoordiging het laatste woord.
Politieke cultuur, consensuspolitiek.
Kenmerkend voor de Nederlandse politiek is de bereidheid tot overleg en het sluiten van compromissen. Dit wordt ook wel het poldermodel genoemd. De naam vindt zijn oorsprong in het Akkoord van Wassenaar, dat in 1982 gesloten werd tussen werkgevers –en werknemersorganisaties. Toen gingen werkgevers akkoord met minder werktijd en minder loon.
Paragraaf 6: Politiek in de praktijk
6.1
Het systeemmodel van David Easton: Dit systeemmodel geeft een schematisch beeld hoe politieke besluiten tot stand komen en welke politieke factoren daarin een rol spelen. Volgens het systeemmodel bindt het proces in vier fasen plaats:
- Fase 1: Invoer of input: de samenleving brengt allerlei eisen en wensen naar voren, het komt op de politieke agenda. Poortwachters van de democratie: politieke partijen, wensen uit samenleving vertalen in concrete politieke eisen.
- Fase 2: Omzetting of conversie: ambtenaren onderzoeken het onderwerp en schrijven een advies: de beleidsvoorbereiding. à Beleidsbepaling: minister kiest samen met ambtenaar of kwestie verwerken tot maatregel of wetsvoorstel. Daarna stemmen en gevolgen bespreken.
- Fase 3: Uitvoer of output: beleidsuitvoering, minister blijft eindverantwoordelijk.
- Fase 4: Terugkoppeling: uit feedback kunnen politici afleiden of gewenste effect heeft gehad. Eventueel bijstellen.
6.2
Alle individuele burgers, groepen, bestuursorganen en instanties die betrokken zijn bij het politieke besluitvormingsproces noemen we politieke en maatschappelijke actoren.
Ambtenaren houden zich bezig met beleidsvoorbereiding.
Beleid: de bewuste inzet van middelen om een beoogd doel te realiseren.
Adviseurs
- Raad van State (juristen en oud-politici) Benoemd door regering, beoordeelt wetsvoorstellen en heeft belangrijke functie in het bestuursrecht.
- Sociaal Economische Raad (SER) 11 werknemersorganisaties, 11 werkgeversorganisaties, 11 onafhankelijke deskundigen (benoemd door regering). Adviseren van de regering over hoofdlijnen van sociaaleconomische beleid.
- Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) Allerlei wetenschappers uit verschillende takken van de wetenschap (benoemd door regering). Toekomstige ontwikkelingen te beschrijven die belangrijk zijn om in de gaten te houden voor beleid op de lange termijn.
- Centraal Plan Bureau (CPB) Onderzoeksinstituut dat analyses maakt van het economische beleid van de regering, zodat dit evt. bijgestuurd kan worden. (Deel van Ministerie van Economische Zaken, maar ook onafhankelijk adviesorgaan.)
Burgers
Burgers kunnen op regionaal niveau makkelijk toegang krijgen tot bestuurders en volksvertegenwoordigingen.
Landelijk niveau ook. Nieuw is het burgerinitiatief: een voorstel van een individuele burger dat onder bepaalde voorwaarden in de Tweede Kamer moet worden besproken. Soms maken mensen misbruik van burgerlijke ongehoorzaamheid om hun onvrede te uiten.
Pressiegroepen
Groepen die druk uitoefenen op politici om ze voor hun standpunten te winnen.
Lobbyen: via persoonlijk contact proberen steun te krijgen voor je standpunten en belangen. Andere manier is actievoeren.
Soorten pressiegroepen:
- Belangenorganisaties: komen op voor belangen bepaalde groep uit samenleving (vakbonden, werkgeversorganisaties = sociale partners).
- Actieorganisaties: voor een bepaald thema/onderwerp. In actie komen voor een kortlopende en minder omvattende kwestie, dan spreek je van een actiegroep.
Massamedia (Vijfde macht) vervullen in onze samenleving vijf politieke functies:
- Informatief (maatschappelijke kwesties en volgen politieke kwesties).
- Onderzoekend/agendafunctie (signaleren en analyseren van problemen in de samenleving die terechtkomen op politieke agenda).
- Commentaarfunctie (commentaar geven op politieke kwesties via analyses etc.).
- Spreekbuisfunctie (media geven mensen ruimte om zegje te doen).
- Controlerende functie (media volgen ministers kritisch, beloftes nakomen en wetten overtreden, geholpen door Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB). Verplicht overheid om alle info openbaar te maken.)
Vrije media zijn een basiswaarde voor een goed functionerende democratie. De overheid stimuleert de pluriformiteit van de media: voldoende keuze tussen verschillende soorten media zodat iedere politieke mening belicht wordt.
6.3
Omgevingsfactoren: factoren die niet direct onderdeel van het probleem vormen, maar wel de besluitvorming beïnvloeden:
- Demografische factoren, zoals de samenstelling van de bevolkingsopbouw.
- Ecologische factoren, de wisselwerking tussen mens en milieu. Zoals de groei van de luchtvaart.
- Culturele factoren, gevormd door de geschiedenis van een land en de daaraan gekoppelde normen, waarden en gewoonten.
- Technologische factoren, zoals de ontwikkelingen op het gebied van communicatie of medische technologie. (Privacy etc.)
- Economische factoren, zoals de mate van economische groei en werkgelegenheid.
- Sociale factoren, zoals de verdeling in maatschappelijke klassen en de verschillen daartussen.
- Internationale factoren, zoals de uitbreiding van EU-wetten waar Nederland zich aan moest houden.
Paragraaf 7: Provincie en gemeente
Nederland heeft drie bestuurslagen: het Rijk, de provincie en de gemeente.
Subsidiariteitsbeginsel: bevoegdheden delegeren
7.1
Het Rijk delegeert bevoegdheden aan gemeenten en provincies:
- Elke provincie/gemeente heeft haar eigen specifieke problemen die soms lastig te vergelijken zijn en die daarom het best lokaal kunnen worden aangepakt.
- De inwoners hebben meer mogelijkheden om hun democratische rechten in praktijk te brengen.
à lost democratische dilemma op van de vraag op welke manier de effectiviteit van politieke besluitvorming enerzijds en het debat daarover anderzijds het beste gewaarborgd zijn.
7.2
De provincie
De plannen van een gebied moeten voldoen aan structuurvisie.
Elke 4 jaar: verkiezingen Provinciale Staten, de provinciale vertegenwoordigers.
Gedupeerden worden voorgedragen door de partijen in de PS die samen een coalitie hebben gevormd.
Commissaris van de koning(in) is de voorzitter van Gedeputeerde Staten en PS. Niet gekozen, maar benoemd (officieel koning(in)) maar door minister Binnenlandse Zaken.
7.3
De gemeente
Taken: ordelijk verloop van openbaar leven in gemeente. In het kader van decentralisatie veel nieuwe taken (uitkeringen etc.). En invullen structuurvisie met bestemmingsplannen.
Taakverdeling:
- Gemeenteraad neemt belangrijke besluiten. Raadsleden elk 4 jaar gekozen.
- Dagelijkse bestuur in handen van het college van burgemeester en wethouders, B en W. Vooral uitvoerende taak. Ook hier dualisme: de gemeenteraad controleert het college van B en W. Wethouders zijn dus geen lid van de gemeenteraad.
- Burgemeester voor 6 jaar benoemd. (Vergelijkbaar met commissaris van koning(in).)
Gemeentelijke herindeling: de samenvoeging van gemeenten heeft als doel om enerzijds de gemeentelijke kosten te verlagen en anderzijds de bestuurskracht van gemeenten te vergroten. à meer efficiëntie à dienstverlening verbetert.
Wel: groeiende kloof tussen burgers en bestuur. à minder betrokkenheid van inwoners bij de gemeentepolitiek. Dus verdwijnen van dorpspartijen.
7.4
Hoewel provincies/gemeenten bestuurlijke autonomie hebben, toch gebonden aan Den Haag.
Machtskwestie: een kwestie tussen twee verschillende machtspersonen.
Vaak tussen burgemeesters en ministers.
Paragraaf 8: Nederland en de wereld
8.1
Het dilemma rond de effectiviteit van democratische besluitvorming.
Europese Unie dwingt meer macht af, eerst veel voor terugkrijgen. Het verzet groeit echter tegen nog meer verlies van autonomie.
Na de Tweede Wereldoorlog ontstaan.
De strijd om grondstoffen à 1951 Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS).
1957: uitbreiding EGKS, Europese Economische Gemeenschap (EEG). Afschaffen van invoerrechten. Samenwerking leverde grote economische groei en welvaart op. Maar unificatie van het recht leverde problemen op, veel verschil in democratie.
1992: met het Verdrag van Maastricht werd de EU en de Economische en Monetaire Unie opgericht. Steeds meer sloten zich aan. 2013: 28 lidstaten.
Eurozone: 17 lidstaten, de groep van EU-landen die een gecoördineerde economische, financiële en monetaire politiek voeren. (Euro), en bevoegdheden overgedragen aan het Europese Stelsel van Centrale banken met de Europese Centrale Bank aan het hoofd.
Tegenwoordig is er veel kritiek op de effectiviteit van de politieke besluitvorming in Europa.
EU op aantal terreinen supranationale organisatie: de aangesloten landen hebben hun bevoegdheden grotendeels overgedragen aan de EU. (Europese wetten staan boven nationale.)
Andere gebieden: intergouvernementeel: besluiten alleen genomen kunnen worden met instemming van alle afzonderlijke landen (vetorecht).
Laatste jaren: euroscepsis: burgers/regeringen twijfelen aan/protesteren tegen te veel supranationale regels.
Bestuur heeft scheiding van machten:
- Wetgevende macht: de Raad van de Europese Unie en het Europees Parlement.
- Uitvoerende macht: Europese Commissie.
- Rechtsprekende macht: het Hof van Justitie van de Europese Unie.
Europese Commissie: dagelijks bestuur, iedere liedstaat een commissaris en beleidsterrein. Commissie geeft leiding aan ambtelijke apparaat en ontwerpt de conceptbegroting. Voorstellen voor wetten/regels, en worden besproken/gewijzigd in het Europees Parlement.
De Raad van de Europese Unie: de Raad van Ministers, regeringen van alle lidstaten. Samenstelling afhankelijk van beleidsonderwerp. 9 verschillende raden, elk specifiek beleidsterrein. Elk lidstaat een vertegenwoordiger in de raad, zwaarte van stem bepaald door bevolkingsomvang. Wetgevende macht en bepalen of de wetsvoorstellen worden overgenomen.
De Europese raad: Regeringsleiders van de EU-landen vergaderen hierin. Geen wetgevende taak, maar stelt hoofdlijnen politieke beleid vast. Voorzitterschap rouleert (half jaar).
Het Europees parlement: Vertegenwoordigers afhankelijk van inwoners, verdeeld over verschillende Europese politieke partijen. (Commissie en de Raad van ministers nemen de meeste besluiten.) Onderwerpen op agenda zetten en meedenken, geen voorstellen en geen commissarissen naar huis sturen. à beperkte bevoegdheden: democratisch tekort. Krijgen waarschijnlijk geen wetgevende macht, lidstaten niet bereid hun nationale soevereiniteit nog verder over te hevelen.
Het Hof van Justitie van de EU: zorgen dat regels op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd en toegepast. 27 rechters, één uit elke lidstaat. Uitspraken gaan boven uitspraken NL-rechter.
Lid worden, land moet:
- stabiele democratie hebben die de rechtsstaat, de eerbiediging van mensenrechten en de bescherming van minderheden waarborgt;
- over een functionerende markteconomie beschikken die bestand is tegen de concurrentie van de interne markt;
- het ‘acquis communaitaire’, het geheel van EU-verdragen, richtlijnen, verordeningen en de jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie in zijn nationale wetgeving opnemen;
- administratief in staat zijn om besluiten van de EU uit te voeren.
- Toetreding vereist de instemming van alle bestaande lidstaten.
8.2
Verenigde Naties. Internationaal recht, mondiale veiligheid, behoud van de mensenrechten, ontwikkeling van de wereldeconomie en onderzoek naar maatschappelijke en culturele ontwikkelingen.
Kennen verschillende suborganisaties.
Secretaris-generaal: hoogste ambtenaar VN. Leiding VN en voorzitter Algemene Vergadering, bijeenkomst VN-leden die bij meerderheidsbesluit resoluties en verklaringen kan aannemen.
- Resoluties zijn uitspraken waarin het gedrag van een land wordt veroordeeld.
- In een verklaring stellen de VN basisprincipes op die essentieel zijn voor internationale samenwerking. (UVRM/Millenniumverklaring etc.)
De Veiligheidsraad: internationale veiligheid en vrede. Bij meerderheid van stemmen hoe een resolutie moet worden uitgevoerd. Vijf permanente leden: VS, Rusland, China, Frankrijk en Engeland, hebben vetorecht: het recht om de uitvoering van een resolutie te verbieden (VN daarom niet in staat doeltreffende maatregelen te nemen).
Paragraaf: Nederland of de Verenigde Staten van Europa?
- Nederland verliest in de EU langzamerhand haar onafhankelijkheid. Meebetalen aan de problemen van andere landen. Eruit stappen? We redden het heus wel.
- Nederland sterk afhankelijk van export, EU is broodnodig. Wel meer politiek samenwerken, dan kan je slagvaardiger handelen.
Paragraaf 9: Democratie in discussie
Correctief referendum: volksraadpleging waarin door het volk een beslissing meot worden genomen over een politiek thema op basis van stemming. De uitslag is bindend voor de volksvertegenwoordiging.
Raadplegend referendum: Hetzelfde, maar uitslag is niet bindend.
Gaat om de belangen van de partijen en kan als nadeel werken in volgende verkiezingen.
9.1
Het Nederlandse democratische stelstel is gebaseerd op het Huis van Thorbecke, al vaak grondwetswijzigingen.
Randvoorwaarden voor goed functionerende democratie:
- Voldoende participatie van burgers:
- Formeel: gebruik van burgerrechten
- Informeel: meedenken en doen in de maatschappij op niet formeel niveau (media etc.).
- De grondrechten worden gerespecteerd: persvrijheid en vrijheid van meningsuiting zijn essentieel. En begrensd door respect tussen bevolkingsgroepen en discriminatieverbod.
- Een minimum aan sociale cohesie: sociale, etnische, religieuze of andere tegenstellingen kunnen in een samenleving leiden tot politieke instabiliteit, uiterste gevallen kan democratie door onlusten en opstanden in gevaar komen. Een te grote sociale tweedeling door sociale ongelijkheid ongewenst.
- De macht van de politici heeft voldoende legitimiteit: politieke besluiten moeten voldoende effectief zijn en burgers moeten zich er in kunnen herkennen. Als niet zo is, verliezen van legitimiteit en haar draagvlak. à kloof tussen bevolking en politiek.
9.2
Als de burgers zich niet meer herkennen in overheidsmaatregelen, komt het democratisch stelsel in gevaar.
Wel sprake van representatie: vertegenwoordiging, maar verwoorden niet langer van burgers.
Niet meer representatief voor meerderheid bevolking.
Is het wel nodig dat politici zo precies mogelijk de wensen van kiezers volgen?
- Liberalen: vertegenwoordigers hebben globale opdracht van de kiezers en veel speelruimte om zelf argumenten af te wegen. Eigen verantwoordelijkheid. (VVD)
- Sociaaldemocraten: sterke band tussen kiezers en politici is belangrijk. Kiezen voor representativiteit. (SP en PvdA)
Tegenwoordig veel hoogopgeleiden in de kamers, meestal niet uit commerciële sector. Representativiteit: geen afspiegeling van de bevolking. (Hoewel wel meer vrouwen.) Laagopgeleiden voelen zich niet vertegenwoordigd, politici zijn zakkenvullers.
Vertegenwoordigen politici?
- Monistisch politiek stelsel zijn wetgevende en uitvoerende macht nauw met elkaar verweven. Geen duidelijke scheiding.
- Dualistisch stelsel maakt de regering niet deel uit van het parlement. Taken en bevoegdheden strikt gescheiden. President+ministers zijn uitvoerende, wetgevende in macht van het Congres. Houden elkaar in evenwicht.
NL = staatsrechtelijk dualistisch. In praktijk vaak monistisch, regeringspartijen stemmen bijna altijd automatisch in met kabinetsbeleid. Regeringspartijen wijzen op afspraken in regeerakkoord. Oppositiepartijen vinden dat ze weinig kans hebben in een open debat andere partijen te overtuigen.
Alleen bij een minderheidskabinet heeft de oppositie meer invloed à democratie krijgt oorspronkelijke karakter terug waar voor- en tegenstanders elkaar in een open en publiek debat met argumenten proberen te overtuigen.
9.3
Is politiek een zaak van burgers of van professionals?
Participatie versus effectiviteit: Een zo groot mogelijke participatie is dat wel uitvoerbaar?
- Meer inspraak gaat ten koste van de effectiviteit van besluitvorming. Burgers denken vooral aan eigenbelang en korte termijn, inspraak vertraag het proces.
- Besluiten horen bij de mensen. Meer overleg komt de kwaliteit ten goede en levert zinvolle informatie op. En dan een besluit eerder loyaal accepteren. Zijn bestuurders ook niet uit op eigenbelang? Politici soms ook tunnelvisie.
- D66: participatie maximaal stimuleren d.m.v. referendum. Andere mensen: minister-president/burgemeester rechtstreeks kiezen.
- Tegenstanders politiek geen populariteitspoll.
REACTIES
1 seconde geleden
M.
M.
wat heb je op de toets gekregen?? Als ik dit allemaal leer krijg ik dan een voldoende?
9 jaar geleden
Antwoorden