Hoofdstuk 2 Waarden en Normen
Cultuur -> Waarden (bijv. Gelijkberechtiging man/vrouw) (dominant) -> Normen (bijv. Gelijke betaling, wet)
Normen religieuze
Fatsoens
Morele
Rechts -> codificatie: alles is in de wet vastgelegd
Soorten: gewoonterecht
Staatsrecht
Publiekrecht (burgers vs overheid)
Privaatrecht (burgers onderling)
Strafrecht
Hoofdstuk 3 Wat is criminaliteit?
Criminaliteit -> strafbaar of strafwaardig -> Overtredingen en misdrijven -> straffen volgens legaliteitsbeginsel
Trias Politica: uitvoerende, wetgevende, rechtsprekende macht
Rechtsprekende -> Hoge Raad -> jurisprudentie
Zware criminaliteit vs kleine criminaliteit (veelvoorkomende) • Agressieve • Seksuele • Vermogens • Verkeers • Overig
Hoofdstuk 4 Cijfers en andere onderzoeksgegevens over criminaliteit
Geregistreerd -> niet geregistreerd
• Politiestatistieken
1. geen aangifte
2. selectief opsporingsbeleid
3. vaker zichtbare criminaliteit
4. juiste verhoudingen
5. veel wordt nooit ontdekt
• Ophelderingspercentages -> seponeren / transacties
Niet geregistreerd • Slachtofferenquêtes • Self-report-onderzoeken
Verantwoordelijk voor kleine criminaliteit
1. probleemjongeren
2. mensen van etnische afkomst
3. locatie
4. milieugebonden
5. georganiseerde misdaad
6. steeds meer meisjes
Hoofdstuk 5 Het ontstaan van criminaliteit
Renaissance -> Thomas More (1478-1538) -> Sociale oorzaken Rousseau, Montesquieu, Voltaire (rationele verklaringen)
Cesare Beccaria (1738-1794) -> maatschappelijke oorzaken -> klassieke school
Cesare Lombroso (1835-1909) -> evolutietheorie, erfelijk -> antropologische school
Ferri (1856-1929) -> biologische en sociale oorzaken
Durkheim-> normaal maatschappelijk verschijnsel -> milieuschool
Alfred Cohen -> iedereen wil rijkdom, als het niet lukt, dan criminaliteit
Robert Merton -> anomietheorie
Rienk Jonkman -> criminaliteit verzet tegen maatschappij -> verzetstheorie
Hirschi en Box -> waarom mensen geen criminaliteit plegen -> bindingen • attachment (hechte banden • commitment (overwegen risico’s) • involvement (tijd en energie) • belief (geweten)
Shaw en McKay -> jeugdcriminaliteit, jeugd leerde geen normen en waarden
Edwin Sutherland -> negatieve en positieve factoren -> witteboordencriminaliteit
Becker -> deviant gedrag -> stigma
Willem Buikhuisen -> alle factoren spelen mee, sociaal, persoonlijk, biologisch
Moderne criminologen -> multi-causale benadering
Braithwaite -> onderlinge samenhang individuen en samenleving
Hoofdstuk 6 Criminaliteit als sociaal en politiek probleem
Sociaal probleem = criminaliteit geeft een probleem voor de samenleving. Politiek probleem = Het heeft een oplossing nodig, dus het is ook de politiek houdt zich er mee bezig
Criminaliteit Sociaal
Criminaliteit zorgt voor materiele schaden:
• De bestrijding van criminaliteit moet betaald worden
• Er moet meer bewaakt worden
• Er komt zwart geld
Dit moet de burger allemaal betalen via de belasting dus de hele samenleving is de dupe van criminaliteit.
Criminaliteit zorgt voor immateriële schade: (met name mensen die slachtoffer zijn geweest) • Morele verontwaardiging. (mensen winden zich er over op) • Mensen worden beperkt in hun vrijheid • Ze worden bang • Eigenrichting (het recht in eigen hand nemen). • Vervaging normbesef • Verlies aan vertrouwen van medemensen en organisaties.
Massamedia laat de criminaliteit in het nieuws zien. Meestal is dit overdreven, zo krijgen mensen een verkeerd beeld van de criminaliteit.
Politiek probleem, omdat het de rechtsorde verstoort.
Staat
Rechtstaat is te herkennen aan:
• Een grondwet
• Legaliteitsbeginsel
• Scheiding van machten (Trias Politica)
• Wetgeving bepaald met volksvertegenwoordigers > democratische rechtsstaat
• De uitvoerende macht moet zich houden aan de wetgevende macht
• Rechtelijk macht
• Grond – of vrijheidrechten van burgers zijn omschreven en gewaarborgd
Trias Politica:
• Wetgevende macht zegt wat strafbaar is en wat voor strafvervolging er op staat.
• Uitvoerende macht. Moeten zorgen dat de wetten worden uitgevoerd.
• Rechterlijke macht: Onafhankelijk rechtspraak.
Er zin wel eens spanning tussen wetgevende en uitvoerende macht, omdat de uitvoerende macht wel eens dingen wil doen om criminelen op de sporen maar volgens de wet mag dat niet. Meestal is hier de OM (openbaar ministerie) bijbetrokken.
Hoofdstuk 7 Strafrecht
Wetgeving criminaliteit: • Strafrecht. (Welk gedrag is strafbaar, onder welke voorwaarden en welke straffen.) • Strafprocesrecht. (Procedures die gevolgd moeten worden als de politie iemand wil veroordelen.)
De belangrijkste bronnen van strafrecht:
• Wetboek van strafrecht • Wetboek van Strafvordering • Opiumwet • Wegenverkeerswet • Wet op de economische delicten • Algemenen zaken inzake Rijksbelasting • Verschillende milieuwetten • De vuurwapen wet.
Wetboek van strafrecht: ( 3 delen) • Algemene Bepalingen • Misdrijven • Overtredingen
Algemene Bepalingen. Principes die horen bij een rechtsstaat. Ze beschermen de burger tegen de overheid. • Legaliteitbeginsel ( Je mag alleen gestraft en veroordeeld worden als daar goede regels voor zijn). - Delictsomschrijving - Strafmaximum. • Ne bis in idem Principe. (Je mag niet twee keer voor hetzelfde gestraft worden.) • Verjaring. ( Na verloop van tijd mag je niet meer vervolgd worden) Verjaringstermijn hangt af van de ernst van de misdaad.
Straffen en maatregelen. Straffen: • Hoofdstraffen • Gevangenisstraf • Hechtenis • Geldboetes • Taakstraffen ( alternatieve straf), alleen bij straf onder de 6 maanden. • Bijkomende straffen. Naast de hoofdstraf en wat met het delict te maken hebben. En de rechter kan beslissen of diens naam bekent wordt gemaakt.
Maatregelen: Niet bedoelt om de dader te laten boeten, maar om de samenleving tegen de dader te beschermen. - De belangrijkste maatregel is terbeschikkingstelling (TBS) - De dader wordt dan behandeld in een inrichting. - Worden vooral op gelegd bij ontoerekenbaarheid. - Kan in combinatie van een straf
Voorwaardelijke straf: - De straf wordt niet in uitgevoerd, behalve als de veroordeeld geen strafbaar feit pleegt. Of het niet nakomen van afspraken.
Strafbaarheid van gedrag. Als gedrag voldoet aan de delictsomschrijving is het pas strafbaar al het voldoet 4 voorwaarden: • Alleen menselijk gedrag is strafbaar. Dieren kunnen niet gestraft worden. • Het moet bewezen zijn. (legaliteitsbeginsel) • Het gedrag moet wederrechtelijk zijn. ( = in strijd met de rechtsorde) Rechtvaardigingsgrond: Verdachte bekent maar hij heeft een goede rede waarom hij niet gestraft zou moeten worden. • Noodweer: Je verdedigde jezelf tegen iemand. Direct relatie • Overmacht: Je wordt gedrongen. Je kon er niks aandoen. Indirecte relatie • Relatieve overmacht / noodtoestand: Je moet kiezen tussen uit 2 kwaden. Je werd gedwongen in een geestelijke situatie.
• Schuldbeginsel ( De dader moet schuldig zijn). Schulduitsluitingsgrond = Er is een rede dat het zijn schuld niet is en in Nederland is het zo. ‘Geen schuld, geen straf” • Ontoerekingsvatbaarheid van de dader. Een gestoorde weet niet wat hij doet. • Noodweerexces: Door emoties sla je harder dan nog is. ( lijkt op noodweer.) • Psychische overmacht / overmachtexces: Iemand stond onder zwaar psychische druk. Moet wel zo zwaar zijn dat iedereen het dan had gedaan. • Afwezigheid door schuld: Je wist niet dat je het deed. Bijv. je verkoopt vergiftige melk dat een ander er in had gedaan en jij wist van niks.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden