Begrippen Maatschappijleer
H2 Politieke besluitvorming
Actiegroepen: groepen die strijden om beleid te beïnvloeden, ze willen bijv. dat er geen snelweg komt. Deze groepen groeien soms uit tot grote organisaties zoals Green Peace.
Algemeen belang: welvaart, onderwijs, gezondheid en veiligheid.
Barrièremodel: dit kun je in schema weergeven: herkennen probleem afweging besluitvorming uitvoering. Een eis moet eerst barrières doorstaan voordat het aangenomen wordt.
Belangen: wensen van mensen. De een wil lage lonen (werknemers), de ander weer hoge lonen (werkgevers).
Belangengroepen: deze groep komt op voor belangen voor een bepaalde groep van bijv. werknemers.
Christen-democratie: deze partij is gebaseerd op geloof. Op economisch gebied zitten ze tussen het liberalisme en het sociaal-democratisme in. Het CDA is een grote party hiervan.
Democratie: Daar heeft het volk de macht, het volk heeft dus plichten en rechten.
Democratisering:
Emancipatie: gelijkstelling van de wet.
Gelijkheid: elke burger heeft gelijke rechten, er mag dus geen discriminatie plaats vinden.
Grondrechten: de belangrijkste rechten, dat bijv. een rechter niet mag worden ontslaan.
Grondwet: hierin staan de belangrijkste regels van de staat.
Ideologie: opvattingen over hoe de maatschappij in de toekomst moet gaan functioneren.
Individualisering: de zelfstandigheid komt meer centraal en de afhankelijkheid neemt af.
Individuele vrijheid: de vrijheid van een individu, dit is altijd ter sprake in een democratie.
Internationalisering: het buitenland wordt meer bij de zaken betrokken.
Legitimiteit: veiligheid.
Liberalisme: hier staat de vrijheid centraal, er is een vrije economie. Bekende partij is VVD.
Lobby: mensen die (op straat) beslissingen van de overheid willen beïnvloeden.
Maatschappelijke ongelijkheid:
Maatschappelijke positie:
Macht: dit heeft de overheid heel sterk, dit kunnen ze gebruiken tegen individuen die zich niet aan de wet houden. Lichamelijk is ook mogelijk.
Machtsbron: middel om macht uit te oefenen.
Machtsmiddel: Middel om de macht te vergroten, ze kunnen dan dus straffen uitdelen.
Machtsverhouding: de verhouding in macht tussen bijv. overheid en bevolking.
Markt: geheel van vraag en aanbod van een goed.
Marktmechanisme: wat wordt waar, wanneer, hoe, hoeveel, voor wie en wat geproduceerd?
Massamedia: zij gaan de politiek kritisch volgen en fouten van ambtenaren aan het licht brengen.
Norm: gedragsregels die gebaseerd zijn op waarden.
Ontzuiling: het breken van zuilen. In die tijd verlorden de zuilen hun betekenis.
Overheid: deze hebben het hoogste gezag, ook wel staat genoemd.
Overheidsbeleid: dit is het zorgen voor bijv. minder werklozen, criminaliteit, corruptie. Geld speelt hierin een belangrijke rol.
Parlementair stelsel:
Parlementaire democratie: in een democratie beslist het parlement of wetten wel of niet doorgaan (hoogste gezag).
Particulier initiatief:
Planeconomie: het idee over het verdere verloop van de economie in een land.
Pluriformiteit: dan is er veel verscheidenheid, er is sprake van vrije meningsuiting.
Politiek: alles wat met de overheid te maken heeft.
Politiek probleem: groot probleem van de overheid, bijv. het grote aantal werklozen.
Politiek systeem: de formatie parlement en regering.
Politieke partijen: hebben ideeën over een bepaald beleid, bijv. onderwijs.
Politieke stromingen: mensen met dezelfde ideologie.
Pressie groepen: zij voeren druk uit op de overheid. Het verschil met politieke partijen is dat ze geen verkiezingen en houden niet bezig met hele overheidsbeleid.
Rechtsstaat: hier zijn de rechten gerangeerd, iedereen moet zich hieraan houden, ook de overheid.
Sociaal-democratie: ze zijn voor actieve overheid, verschil in belasting t.o.v. inkomsten. Bekende partij is PvdA.
Staat: afgebakend grondgebied voor een bevolking. De overheid (staat) heeft het hoogste gezag.
Systeemmodel: systeem voor invoer van een wet (schematisch weergegeven in verder verloop begrippenlijst).
Verzorgingsstaat: hierin stelt de overheid een taak op zich om de gezondheid van de burgers op zich te nemen.
Verzuiling: bepaalde ideeënkringen gaan fuseren, zo krijg je een zuil zoals bijv. de sociaal-democraten.
Vrije markt economie: dat de ondernemers vrij zijn te concurreren op de vrije arbeidsmarkt.
Waarde: wat iets waard is, het heeft een (belangrijke) betekenis.
Onderwerpen die ten sprake komen:
De functies van politieke partijen.
- ideeën over belangrijke beleidsterreinen (programma)
- veel vergaderingen
- als veel kandidaten gekozen worden, realiseren van programma
Hoe kunnen burgers deelnemen (participeren) in politiekbesluitvormingsprocessen?
- ze kunnen actie gaan voeren
- een alternatief plan opzetten (voorleggen aan de staat)
- een bezwaarschrift
- blokkade veroorzaken
Verschillen tussen politieke partijen en belangengroepen.
- belangengroepen zijn organisaties
- politieke partijen zijn echt een partij
- belangengroepen hebben minder macht dan politieke partijen
Verschillen tussen aan de ene kant CDA, D66, PvdA en VVD en aan de andere kant Groen Links, SP en Christen Unie.
- linkse partijen: PvdA, SP en Groen Links
- rechtse partijen: VVD en D66
- centrale partijen: CDA en Christen Unie
Oorzaken van ontzuiling in de 60-er jaren van de vorige eeuw.
- de confessionalisering
- ontkerkeling
- breking van autoritaire maatschappelijke structuren in de jaren ’60.
Kenmerken van Politieke problemen: wanneer is iets een politiek probleem?
- omschrijven
- wie zijn er bij betrokken?
- welke opvattingen hebben de betrokkenen?
- welke belangen hebben de betrokkenen?
- hoe was het vroeger?
- hoe is het elders?
- welke rol speelt de overheid/politiek bij dit onderwerp?
- wat is de oplossing?
Wat is het systeemmodel en welke rol spelen de omgevingsfactoren hierin?
- eisen (invoer) poortwachters (selectie) politieke agenda (binnen in het systeem) bekeken door politici (omzetting) besluit (uitvoeren) bij slechte omstandigheden uitvoer (terugkoppeling)
- factoren als economie en welvaart beïnvloeden het systeem zeker
Taken van de Tweede Kamer
- medewetgever
- beslist mee over financiële zaken
- controleert regering
Middelen die kamerleden kunnen gebruiken om hun taken uit te kunnen voeren.
- recht van amendement: het recht om wetvoorstellen te wijzigen, aan te nemen of verwerpen.
- recht van initiatief: zelf maken van wetvoorstellen.
- recht van interpellatie: bewindspersonen hebben kans om uitgenodigd te worden voor analyse van voorgenomen regeringsbeleid.
- recht van motie: mogelijkheid om schriftelijk uitspraak te doen over ministers waar gestemd voor moet worden.
- budgetrecht: het recht om begrotingsvoorstellen te wijzigen, aan te nemen of verwerpen.
- vragenrecht: de plicht om binnen 3 weken de gestelde kamervragen te beantwoorden.
Verschillen tussen de VVD en PvdA.
- VVD is liberalistisch, streeft naar rechten individu, vrijheid, vrije economie en gelijkheid qua belasting.
- PvdA is sociaal-economisch, uitbuiting, geen gelijkheid qua inkomen (meer verdienenden, meer belasting).
Rol van belangengroepen en actiegroepen als factoren in het politiek besluitvormingsproces.
- belangengroepen (consumentenbonden) komen op voor werknemers, werkgevers, ondernemers, artsen, automobilisten, enz.
- actiegroepen (bijv. aan de snelweg) zijn tamelijk een stuk kleiner dan belangengroepen, ze komen op voor bijv. de renovatie van een huis. Sommige actiegroepen groeien zelfs uit tot grote organisaties, zoals Green Peace.
REACTIES
1 seconde geleden
R.
R.
Hey, bedankt voor de coole samenvatting.
21 jaar geleden
Antwoorden