Politiek= De manier waarop in een land besluiten worden genomen. De meeste van deze besluiten worden genomen door de regering en het parlement. Maar ook burgers, media en ambtenaren kunnen invloed uitoefenen.
Politiek kun je het beste beschrijven als de inhoud van het overheidsbeleid en de wijze waarop dit beleid totstandkomt.
Zaken van algemeen belang:
Openbare orde en veiligheid: zoals politieagenten
Buitenlandse betrekking: zoals het sturen van militairen
Welvaart: zoals banen voor jongeren
Welzijn: zoals wachtlijsten ziekenhuizen wegwerken
3 niveaus politieke bestuur:
De gemeente
De provincie
Het rijk (hele land)
Stadsdeelraden (alleen in Amsterdam)
Veel van de beslissingen worden op Europees niveau genomen.
Manier invloed uitoefenen op de politiek:
Stemmen: uitbrengen van je stem is de meest bekende manier.
Lid van politieke partij worden: ze kunnen het verkiezingsprogramma beïnvloeden. Ook kunnen ze zich verkiesbaar stellen.
Contact opnemen met politici: dit contact kan leiden tot lobbyen. Lobbyen is proberen om politici van jou standpunt te overtuigen.
Verzoek indienen: je kunt een verzoek indienen. De gemeenteraad is verplicht jou verzoek te bespreken en te beantwoorden.
De pers benaderen: kranten moeten vol dus een ingezonden brief kan altijd. Soms bespreek de gemeenteraad of tweede kamer deze onderwerpen.
Lid worden van actiegroep: /
Burgerlijke ongehoorzaamheid: openlijk de wet overtreden met het doel politici te overtuigen dat het genomen besluit fout is.
Gerechtelijke procedures beginnen: door bezwaarschriften kunnen procedures jarenlang vertraagd worden.
Stroming= een geheel van opvattingen.
Ideologie= het geheel van ideeën over de mens, menselijke relaties en die inrichting van de samenleving.
Ideologieën met hun duidelijke standpunten:
Normen en waarden: deze gaan vooral over de mate van persoonlijke vrijheid.
De gewenste sociaal-economische verhoudingen: deze gaan over een rechtvaardige verdeling van de welvaart.
De gewenste machtsverdeling: de machtsverdeling in de samenleving.
De meeste politieke partijen handelen op basis van ideologieën. Twee politieke stromingen (liberalisme en socialisme) stonden lijnrecht tegenover elkaar omdat ze een compleet verschillende visie op de wereld hebben. De derde grote politieke partij in ons land is de Christen-democratie.
Progressief heeft in de politiek de betekenis van vooruitstrevend, de maatschappij willen veranderen. Ze benadrukken de tekortkomingen in de samenleving en willen grondige veranderingen. Ze hebben vaak contact met actiegroepen. Ze willen negatieve maatregelen veranderen met bijsturende maatregelen
Conservatief betekent behoudend. Ze benadrukken datgene wat al bereikt is. Meer aandacht voor de traditionele waarden. Meer contacten met kerkelijke organisaties. Ze benadrukken ze de waarden en normen als gehoorzaamheid, ijver en trouw. Ze houden alles bij het oude.
Soms gaan conservatieven nog verder en willen ze oude regels die inmiddels door andere zijn vervangen weer herstellen. Dit wordt ook wel reactionair genoemd. Het wordt ook wel als achteruitstrevend gezien.
Politiek links sluit aan bij de progressieve uitgangspunten. Ze benadrukken gelijkwaardigheid. Links komt op voor mensen met een achterstandspositie. Ze willen gelijke kansen voor iedereen. De overheid moet actief optreden om de zwakkeren te beschermen.
Politiek rechts sluit aan bij de conservatieve uitgangspunten. Ze willen bescherming van de persoonlijke en economische vrijheid. Ze zijn tegen een gelijke behandeling van de mensen. Als de inkomens bijvoorbeeld even hoog zijn verdwijnt de prikkel om hard te werken en om initiatief te nemen.
Bij zowel links als rechts speelt de staat een duidelijke rol.
Bij links is dat om de zwakkeren te beschermen en bij rechts heeft de staat de rol van bewaker van de vrijheden. Rechts wil een goed leger en veel agenten.
Veel mensen hebben rechtse en linkse standpunten. Zij vormen het politieke midden. De verschillen tussen links en rechts zijn wel minder groot geworden. Rechts ziet de voordelen van een actieve overheid bij de werkgelegenheidprojecten. Linkse politici zien de voordelen van meer politie op straat.
Conclusie:
Links-> gelijkwaardigheid -> eerlijke verdeling inkomen kennis en macht, bescherming van de zwakkeren -> benadrukt de rol van de overheid op sociaal-economisch terrein-> sturende overheid om sociale gelijkheid te krijgen.
Rechts -> vrijheid -> persoonlijke en economische vrijheid -> benadrukt de belangen van het individu en het bedrijfsleven -> terughoudende overheid als beschermer van deze vrijheden.
Het Liberalisme ontstond aan het eind van de 18e eeuw. De woorden: ‘vrijheid, gelijkheid en broederschap’ staan hier centraal.
De liberalen richten zich vooral op het ideaal van de vrijheid. De staat moet zo min mogelijk beperkingen opleggen. Ze moeten persoonlijke vrijheid toestaan. Ook streden ze voor economische vrijheid.
De liberalen van nu vinden nog steeds dat de staat maar een kleine rol moet spelen en zijn voor een vrijemarkteconomie. Hierdoor kan een bedrijf met één man uitgroeien tot een wereldwijd concern. De overheid moet zich beperken tot een aantal kerntaken -> defensie, onderwijs en de bescherming van de rechtsstaat en de klassieke grondrechten. In ons land is de VVD de meest kenmerkende liberale partij.
Politiek links heeft zijn oorsprong in het socialisme. Deze ontstond als reactie op het liberalisme. Zowel liberalen als socialisten streven naar het welzijn van de mens. Socialisten zijn bang dat wanner je individuele vrijheid hebt, dat dan het recht van de sterksten gaat gelden. Ze kiezen daarom voor gelijkheid of gelijkwaardigheid als uitgangspunt. De socialisten willen dus dat de staat een grote rol speelt.
Een radicaal deel van de socialisten vonden dat alleen sociale wetten niet genoeg waren om alle mensen te bereiken. Hierdoor kreeg de overheid nog meer in handen. De gelijkheid en gelijkwaardigheid was hierdoor ver te zoeken.
De meeste socialisten zijn geen communisten. Ze vinden dat de overheid de zwakkeren moet beschermen. Ze vinden dat kennis, inkomen en macht meer gespreid moet worden. Ze willen dit via de democratische weg bereiken, daarom worden ze sociaal-democraten genoemd. De grootste sociaal-democratische partij in Nederland is: Partij van de Arbeid ( PvdA). Deze partij is wel wat naar het midden opgeschoven dus naast PvdA zijn er andere partijen ontstaan zoals GroenLinks en de Socialistische Partij (SP).
In het midden vind je de Christendemocratie. Dat ze de middenpositie hebben vind je terug in het feit dat ze niet kiezen voor de werkgevers of voor de werknemers. Ze benadrukken de gezamenlijke verantwoordelijkheid die beide groepen hebben. Ze streven naar een samenleving met christelijke grondslag. Hierbij is geloof, naastenliefde en harmonie belangrijk. In deze Ideologie is God het belangrijkste. Binnen deze stroming is rentmeesterschap een belangrijk beginsel.
Volgens de Christen-democraten heeft de overheid een aanvullende rol. De overheid moet zoveel mogelijk overlaten aan de particuliere organisatie zoals welzijnsinstellingen en schoolbesturen. De overheid voert alleen de dingen uit die ze uit hoort te voeren zoals de verdediging van de landsgrenzen.
De christen-democraten willen een zorgzame samenleving i.p.v. van verzorgingstaat. Ze willen gespreide verantwoordelijkheid. Het Christen-democratisch Appél (CDA) is de grootste christen-democratische partij. Daarnaast heb je de SGP en de ChristenUnie nog.
Een politieke partij bestaat uit een groep mensen die dezelfde ideeën hebben over de manier waarop onze samenleving verbeterd en bestuur moet worden.
One-issuepartijen richten zich op één aspect uit de samenleving waar zij een duidelijk standpunt over hebben.
Protestpartijen ontstaan uit onvrede met de bestaande politiek. D66 was een lange tijd een protest partij.
Aan het begin van deze eeuw kwamen twee protestpartijen op: De LPF en Leefbaar Nederland.
De lijst van Pim Fortuyn stelde een ‘nieuwe politiek’ voor waarbij ruimte was voor debat en discussie.
Nederland is een staat. Je spreekt van een onafhankelijk staat wanneer er drie elementen aanwezig zijn:
- een vast grondgebied: Territoir
- op het grondgebied woont een bevolking
- Er wordt een vorm van gezag uitgeoefend
Soevereiniteit= de hoogste macht. Deze wordt uitgeoefend door de overheid. De overheid bestaat uit verschillende instanties. Omdat wij de macht geaccepteerd hebben en wat deze instanties beslissen, kun je zeggen dat ze gezag hebben.
Gezag= dat je iemand belangrijk vind en dat je accepteert dat iemand boven je staat. Ook de overheid heeft gezag. Daarom accepteren we ook dat ze belasting innen.
Macht= het vermogen om je wil aan anderen op te leggen (eventueel tegen iemands zin)
Dictatuur= een staat waarin alle politieke macht in handen is van één persoon of een kleine groep.
De meeste westerse landen hebben een democratische regeringsvorm.
In ons land kan niet zomaar besloten worden wat ze willen;
- ze moeten zich houden aan een grondwet.
- de vrijheid van de overheid wordt beperkt door de kiezers. Ze kiezen namelijk voor hun ‘favoriet’ degene die ze graag als volksvertegenwoordiger zien.
- De overheid wordt heel erg door de media gevolgd.
Rechtstaat= een land waarin de macht van de overheid beperkt is. Ook de verhouding tussen de burgers en overheid is wettelijk vastgelegd.
Absolute macht= dat er aan niemand verantwoording af gelegd hoeft te worden. Het volk heeft niets te zeggen, maar betaalt wel hoge belastingen.
Een rechtstaat is dus een staat waarin de overheid gebonden is aan wettelijke regels en waarin de bevolking beschikt over politieke en sociale rechten.
Kenmerken van een rechtstaat:
- een grondwet
- burgers hebben grondrechten
- een scheiding tussen de verschillende machten
Om burgers te beschermen tegen de willekeur van de overheid zijn de belangrijkste rechten en plichten vastgelegd in de Grondwet. Hierin staan ook de regels waar de overheid zich aan moet houden. Er staat ook in dat je niet zomaar gearresteerd of vastgehouden mag worden.
In de Nederlandse Grondwet zijn grondrechten vastgelegd, ook wel mensenrechten genoemd. Hier horen ook de sociale grondrechten bij, deze zijn bedoeld om het leven van de inwoners te verbeteren.
Vrijheidsrechten= Hierin staat dat mensen binnen de geldende wetten hun eigen godsdienst mogen kiezen, hun eigen mening uitten, mogen wonen en werken waar ze willen en vergaderingen mogen organiseren.
Politieke grondrechten= burgers mogen in gelijke mate invloed uitoefenen op de wijze waarop een land wordt geregeerd. Ze mogen zelf hun bestuurder kiezen. Ook mogen ze een eigen politieke partij oprichten en hebben ze het recht om te demonstreren.
Sociale grondrechten= geven iedere burger recht op woonruimte, werk, medische hulp, voldoende voedsel, onderwijs enz. Wanneer ziekte, ouderdom of werkeloosheid voorkomt kan iedereen beroep doen op de sociale voorzieningen van de staat.
Politieke macht= is het vermogen om invloed en controle uit te oefenen of politieke besluiten.
Trias politica= de macht splitsen in drie onderdelen:
- de wetgevende macht
- de uitvoerende macht
- de rechterlijke macht
De wetgevende macht stelt wetten vast waar burgers zich aan moeten houden zoals de leerplichtwet. De regering ( ministers en Koningin) en het parlement ( eerste en tweede kamer) zorgen hier voor. De voorstellen worden door minister ingediend-> de ambtenaren werken ze uit en bereiden ze voor -> het parlement beslist over voorstel een wet wordt.
De uitvoerende macht zorgt ervoor dat de eenmaal goedgekeurde wetten ook precies worden uitgevoerd. De ministers zijn hiervoor verantwoordelijk. Ze geven richtlijnen aan hun ambtenaren die een wet moeten uitvoeren.
De rechterlijke macht beoordeeld of wetten goed worden nageleefd. Deze macht is in handen van de rechters. Ze kunnen een overtreder ook bestraffen.
Democratie= een staatsvorm waarbij de bevolking invloed heeft op de politieke besluitvorming.
Vroeger bestond er in sommige steden een directe democratie. Belangrijke beslissingen werden op grote stadspleinen genomen d.m.v. volksstemmingen.
Een overblijfsel hiervan is het referendum. Een referendum is een volkstemming over een wetsvoorstel. In Nederland is tot nu toe nog geen landelijk referendum geweest. Er zijn wel gemeentelijke referenda gehouden.
De 2 voordelen van het houden van een referendum:
- de bevolking wordt betrokken bij de politiek
- politici zijn beter op de hoogte van de mening van de bevolking
Maar er zijn ook nadelen:
- het is moeilijk een vraagstelling te bedenken waarop alleen Ja of Nee op geantwoord kan worden
- Het is duur om regelmatig een referendum te houden
- Extreme denkbeelden kunnen onderwerpen word waarover men een referendum wil houden. De vraag is of zoiets wenselijk is
Nederland heeft een parlementaire democratie omdat het parlement de belangrijkste beslissingen neemt. Naast dit is Nederland ook een constitutionele monarchie. Een monarchie is een staatsvorm met een koning als staatshoofd.
In de uitoefening van deze taken moet de koningin zich houden aan de Grondwet (constitutie). Door de grondwet heeft de koningin maar weinig macht. Politieke besluiten worden genomen door het kabinet. De ministers zijn vaak verantwoordelijk.
Om de paar jaar worden deze politieke bestuursorganen rechtstreeks gekozen:
- het Europees parlement
- de tweede kamer
- de Provinciale staten
- de gemeenteraden
- de stadsdeelraden
Alle Nederlanders van 18 jaar en ouder hebben een actief kiesrecht. Alleen de rechter kan iemand zijn kiesrecht ontnemen. Het recht om je verkiesbaar te mogen stellen noemen we het passief kiesrecht. Je moet Nederlands zijn en minstens 18 jaar.
Buitenlanders die langer dan 5 jaar in Nederland wonen hebben alleen (actief en passief) kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen.
Een partij die mee wil doen aan de Tweede-Kamerverkiezingen moet hier aan voldoen:
- ze moeten zich officieel laten registreren bij de Kiesraad. Dit vereist een waarborgsom van 450, -
- het moet overal waar ze mee willen doen een kandidatenlijst inleveren
- ze moeten in elk kiesdistrict waarin ze mee willen doen, de steun van 30 bewoners hebben. Deze moeten zich melden op het gemeentehuis met paspoort.
- de partij moet 11.250,- betalen. Dit bedrag krijgen ze terug als 75% van de stemmen haalt die nodig is om 1 zetel te krijgen.
Partijen die meedoen aan de verkiezingen hebben een verkiezingsprogramma. Hierin staan de belangrijkste plannen en opvatting van de partij vermeld. De kandidaten leggen de belangrijkste standpunten uit. De bekendste is de lijsttrekker, de persoon die voor een partij als eerste op de lijst van kandidaten staat geplaatst.
Bij de verkiezingen spelen de media een heel belangrijke rol. De lijstrekkers komen dan dagelijks op tv. Ze beloven dat ze veel zullen veranderen.
In Nederland worden verkiezingen gehouden via het stelsel van evenredige-vertegenwoording. Hierbij worden de 150 zetels verdeeld op basis van alle uitgebrachte stemmen. Bij de berekening wordt uitgegaan van de kiesdeler. Dus de hoeveelheid stemmen die je nodig hebt voor 1 zetel. Sommige landen hebben een kiesdrempel, een partij krijgt dan alleen zetels wanneer er een bepaald percentage stemmen is behaald.
Voorkeurstem= op diegene stemmen die jij belangrijk vind ook al staat deze persoon niet boven aan op de lijst.
Zwevende kiezers:
- mensen die niet op een vaste partij stemmen. Ze wisselen geregeld
- mensen die ontevreden zijn over de partij waar ze de vorige keer op hebben gestemd.
- mensen die nog nooit gestemd hebben
De laatste tijd zijn er veel zwevende kiezers. Mensen zijn minder trouw aan een partij en stappen makkelijk over.
Kabinet= een ander woord voor alle ministers en staatssecretarissen samen.
Kabinetsformatie= de regering samenstellen.
De kabinetsformatie moet het eens zijn over het beleid en de steun hebben van de meerderheid van de tweede kamer.
De kabinetsformatie verloopt in 8 stappen:
- De koningin krijgt advies
- De koningin benoemd een informateur
- De informatie, er moeten compromissen gesloten worden
- De informateur gaat terug naar de koningin
- De koningin formateur
- De formatie
- De formateur gaat terug naar koningin
- De koningin benoemt het nieuwe kabinet.
Coalitie= een samenwerkingsverband van één of meer partijen.
Kabinetscrisis:
- de ministers worden het onderling niet eens over een aantal kwesties
- de meerderheid steunt de Tweede Kamer niet meer
Hierdoor ontstaat een vervroegde Tweede kamer verkiezing. De oude ministers blijven tot dat er een nieuw kabinet is gevormd. Dit wordt ook wel een demissionair kabinet genoemd.
De ministers vormen het dagelijks bestuur in ons land.
Belangrijkste taken van de regering:
- opstellen wetsvoorstellen
- uitvoeren van eenmaal aangenomen wetten
- jaarlijks opstellen van de rijksbegroting
Belangrijkste taken koningin:
- plaatsen van handtekening onder alle wetten
- voorlezen van de Troonrede op Prinsjesdag
- het benoemen van ministers en (in)formateurs
- voeren van overleg met minister-president.
Portefeuille= het eigen beleidsterrein van een minister en een eigen ministerie waar veel ambtenaren voor hem of haar werken.
Het doel van het kabinetsbeleid is het uitvoeren van het regeerakkoord. Deze is aan het begin van de kabinetsperiode opgesteld.
De minister voort regelmatig vooroverleg met de ministers uit de sociaal-economische driehoek: economische zaken, sociale zaken, en werkgelegenheid, en financiën.
Parlement wordt gevormd door de Eerste en Tweede kamer. Ook wel de Staten-Generaal genoemd. De eerste kamer wordt indirect gekozen, namelijk door de leden van een ander gekozen orgaan.
De tweede kamer behandelt het wetsvoorstel -> hierna bespreekt de eerste kamer het wetsvoorstel, hierin zitten 75 leden.
Fractie= een groep vertegenwoordigers van een politieke partij in een gekozen orgaan. Aan het hoofd staat een fractievoorzitter die vaak de woordvoerder van de partij is.
Regeringspartijen zijn partijen die deel uitmaken van de regering
Oppositiepartijen worden gevormd door alle partijen die niet in de regering zitten. Deze zijn het vaak niet eens met de voorstellen van de regering.
Belangrijkste taken parlement:
- wetgeving
- controle van de ministers
Stemrecht bij wetsontwerpen: over ieder wetsonderwerp wordt gestemd.
Recht van initiatief: geeft de tweede kamer de mogelijkheid om wetsonderwerpen in te dienen.
Recht van amendement: onderdelen van een wetsvoorstel mogen worden gewijzigd door de Tweede kamer.
Aantal rechten van parlementsleden:
- Recht om schriftelijke vragen te stellen
- Recht van interpellatie: een minster ter verantwoording roepen
- Een parlementaire enquête.
- Een budgetrecht
- Een motie indienen
Lobbyen= de ander beïnvloeden zodat hij een voor jou gunstige beslissing neemt.
Politieke taboes zijn zaken waarvan politici vonden dat je er niet in het openbaar over moest spreken.
REACTIES
1 seconde geleden