Samenvatting Maatschappijleer Delphi 4 HAVO/ VWO Hoofdstuk 1
Communicatiemedia zijn in onze samenleving niet meer uit het dagelijks leven weg te denken. Telefoon, tv, krant en internet bijvoorbeeld.
Nu lees je; je communiceert. Je kunt echter niet direct reageren, want degene die dit geschreven heeft, is niet direct bereikbaar.
De boodschap is de kern van het communicatieproces. De boodschap bevat informatie. Als de informatie verkeerd opgevat wordt, dan is er sprake van een communicatiestoornis.
Als er gesproken taal wordt gebruikt, is er sprake van verbale communicatie. Als er met gebaren wordt gecommuniceerd, dan is dat non-verbale communicatie. Bij telefoongesprekken is sprake van een indirecte vorm van communicatie waarbij van een technisch medium gebruik wordt gemaakt. Strikt genomen is er dus sprake van twee media, want taal is ook een medium, een middel om een boodschap over te brengen.
Massacommunicatie is een vorm van communicatie waarbij de zender met technische hulpmiddelen in staat is om grote aantallen mensen met een boodschap te bereiken. Deze technische hulpmiddelen worden media genoemd. Het technische hulpmiddel is bepalend voor dit begrip, want al heeft een bepaald tv-programma maar twee kijkers, het blijft een massamedium.
Kenmerken van massamedia:
- De geboden informatie is openbaar en voor iedereen toegankelijk;
- De informatie die wordt overgebracht is in principe bedoeld voor een groot, heterogeen (gemengd) en anoniem publiek;
- De relatie tussen degene die de informatie verstuurt (de zender) en de ontvanger is van onpersoonlijke aard;
- Meestal verloopt de communicatie eenzijdig. Directe feedback is bijna onmogelijk. De ontvanger kan hoogstens indirect, achteraf reageren.
De volgende media voldoen aan deze vier kenmerken:
a de gedrukte media: kranten en tijdschriften;
b de audiovisuele media: radio en televisie.
Functies van de massamedia:
Nieuws
Kranten zijn echte nieuwsmedia, maar ook televisie en radio bevatten veel nieuwsbulletins. Het nieuws scoort vaak erg hoog bij de kijkcijfers. Ook reportages als de trouwdag van Willem-Alexander en Máxima en de Elfstedentocht hebben hoge kijkcijfers. Sportuitzendingen hebben een gemengde functie, want het publiek hecht ook zeer aan deze reportages vanwege de hoge amusementswaarde.
Amusement
Amusement als quizzen, shows en soaps. Commerciële zenders hebben veel van zulke programma’s de publieke omroepen richten zich daar iets minder op.
Educatie
Teleac is een omroep die zich in leerzame programma’s heeft gespecialiseerd. Je kunt ook denken aan programma’s uitgezonden ten behoeve van het onderwijs.
Opinievorming
Discussieprogramma’s als Buitenhof, Het Lagerhuis en sommige talkshows zijn goede voorbeelden van opinievormende programma’s. Ook in de krant staan af en toe rubrieken waarin de lezers of de redactie hun mening duidelijk maken.
Om deze vier functies te onderscheiden is niet zo makkelijk als je misschien denkt. De meeste programma’s vervullen namelijk meerdere functies tegelijkertijd en eigenlijk zou je beter van mengfuncties kunnen spreken.
Politieke functies van de massamedia
In een democratisch land zoals Nederland vervullen de massamedia een aantal functies die specifiek betrekking hebben op de verhouding tussen de overheid en de burgers.
Deze politieke functies zijn:
Woordvoerders-of spreekbuisfunctie
Resultaten van een enquête worden bijvoorbeeld bekendgemaakt. Massamedia verwoorden op deze manier de in de maatschappij bestaande standpunten.
Informatieve functie
De overheid verspreidt via massamedia informatie. Vaak worden er rechtstreeks politieke debatten uitgezonden.
Commentaarfunctie
Met deze functie wordt bedoeld dat de massamedia commentaar leveren op politieke besluiten. Bijvoorbeeld door redactioneel commentaar in een dagblad (direct) of door in een actualiteitenrubriek voor- en tegenstanders van een bepaald politiek voornemen op besluit aan het woord te laten (indirect).
Onderzoeksfunctie
Journalisten spelen niet alleen informatie door, maar onderzoeken ook heel veel. Nixon (oud-president van VS) moest zelfs aftreden in 1974 toen er informatie over illegale handelingen tijdens de verkiezingscampagne aan het licht kwam.
Controlerende functie
De media controleren bepaalde dingen ook. Belangrijke politici worden bijvoorbeeld ook in de gaten gehouden. Ook privé kunnen zij niet veel doen. Als de media achter geheimen komen, dan heeft dat alle gevolgen van dien.
Er kan zich dankzij de media in het leven van een belangrijk persoon of gebeurtenis maar weinig achter de schermen afspelen. Politici gebruiken de media af en toe ook wel eens, want dan ‘lekken’ ze per ongeluk informatie. Hoe wordt de maatschappij door de massamedia beïnvloed? Reclame beïnvloed mensen. Daar is geen discussie over mogelijk. Maar hoe worden de mensen beïnvloed? En hoe groot is de invloed van de massamedia? Verschillende theorieën over die invloed laten die verschillen goed zien:
De selectieve-perceptietheorie
Men interpreteert bepaalde informatie anders. Men interpreteert het zo, dat het in zijn/ haar eigen referentiekader past. Met referentiekader wordt bedoeld datgene wat je al weet, met inbegrip van eerder aangeleerde normen of gedragsregels en waarden, opvattingen over goed en kwaad, mooi en lelijk, enzovoort.
De agendatheorie
De media bepalen hoeveel informatie over welk onderwerp wordt uitgezonden. Dus zij bepalen in principe waar jij de volgende dag over hebt gediscussieerd en gedacht.
De injectienaaldtheorie
Deze theorie kun je vergelijken met de periode van Adolf Hitler. Men wordt gezien als een weerloze, passieve spons die alles kritiekloos opneemt.
De aanhaaktheorie
Deze theorie gaat er eveneens als de injectienaaldtheorie vanuit dat de meeste mensen niet in staat zijn om een eigen mening te vormen. Men sluit zich maar aan bij bepaalde meningen. Die mensen die een leidende en dus invloedrijke rol bij de meningsvorming van het grote publiek hebben worden opinieleiders genoemd.
Invloed van de reclame op de consument
Reclame levert gigantisch veel geld op. Om de consument zo goed mogelijk te beïnvloeden maakt men in de reclame gebruik van een aantal ‘trucs’. Een greepje uit de trukendoos van de reclamemaker.
- Gebruik maken van een bekend persoon die binnen bepaalde doelgroepen positief wordt beoordeeld. - Gebruik maken van zogenaamde ‘wetenschappelijke’ termen. Moeilijk klinkende woorden, waarvan de meeste mensen de betekenis toch niet weten, maken indruk. - Gebruik maken van termen uit andere talen. - Proberen een product aan een bepaalde sfeer te koppelen. Alcohol mengt goed met gezelligheid. - Inspelen op bepaalde gevoelens van de consument. Bijvoorbeeld verantwoordelijkheid voor het leven van je kinderen; denk aan brandalarmreclame. - Muziek. Zet er altijd een herkenbaar liedje onder. - Inspelen op ‘trends’. Denk aan de enorme stroom producten die worden aangeprezen als ‘light’. - Gericht benaderen van doelgroepen. Tijdens Sinterklaas kun je reclame voor chocoladeletters doen of iets anders… - Een leuke grap in het spotje. Gevaar is wel dat men gaat nadenken over de clou en niet over het product. - De consument zelf, al of niet geacteerd, aan het woord laten. Bijvoorbeeld bij die reclame van Ariel. Dat er dan zo’n sukkel met zo’n pak waspoeder bij je aanklopt en dan vraagt wat je er van vind.
Waarden en normen
Men probeert je ook te laten nadenken over wat je doet. Socialisatie is de overdracht van waarden en normen. Dat kan dus ook via media. SIRE (Stichting Ideële Reclame) maakt dergelijke spotjes.
De invloed van televisiegeweld
Hiervan is de invloed erg groot. Door gewelddadige series kunnen kinderen dat gedrag over nemen.
Drie meningen
De reductiethese
Door het geweld op de televisie leren kinderen hoe ze bepaalde situaties moeten voorkomen (ook als ze een asociaal leven leiden.
De geen-effectthese
Dat is toch duidelijk: geweld op tv heeft geen effect op de kijker.
De stimulatiethese
Gewelddadige programma’s leren kinderen hoe je geweld moet gebruiken.
Relatie tussen de soorten geweld en agressie
Realistisch geweld heeft veel meer invloed op onrealistisch geweld zoals Tom en Jerry volgens de aanhangers van de stimulatiethese.
REACTIES
1 seconde geleden