Paragraaf 1. Autochtonen, allochtonen en migratiemotieven:
Multiculturele samenleving = samenleving met veel culturen, bestaat uit: autochtone bevolking + andere etnische culturele groepen. Allochtonen = mensen die van elders afkomstig zijn. Autochtonen = oorspronkelijke bevolking. Etnisch-culturele minderheid = groep mensen die zijn wortels elders heeft en die zich in een land bevindt en daar een minderheid vormt en ook nog een (economische) achterstandspositie heeft.
Geschiedenis Tot 1940: Vóór de 2e Wereldoorlog kwamen mensen naar NL om godsdienstige of economische redenen (kwamen vooral uit Europese landen). 17e eeuw: Vlamingen (uit: Zuidelijke Nederlanden), Hugenoten (uit: Frankrijk), Joden (uit: Portu-gal & Midden- en Oost Europa). Vorige eeuw: trekarbeiders, handwerkslieden en marskramers uit België & Duitsland. Werkten in landbouw en aanleg van kanalen. à belangrijke bijdrage welvaart in NL. Net ná de 1e Wereldoorlog à Chinese immigranten, werkten bij scheepvaartmaatschappijen als zeelieden en stokers op kolenschepen. Eind jaren ’20 werden vele werkloos doordat schepen overschakelden van kolen naar olie. Toen verschenen eerste Chinese restaurants. ’20 en ’30 à arbeiders uit Italië, Polen & Duitsland in Zuid-Limburg voor zwaar en slecht betaald werk in de mijnen. ’30 à Duiste & Oostenrijkse vluchtelingen: joden en politieke tegenstanders van het Nazi-regime.
Na 1945: NL wordt nu pas echt een multiculturele / multi-etnische samenleving. Mensen kwamen niet meer uit Europa, maar uit andere delen v/d wereld. Uit: Suriname, Turkije, Marokko, Antillianen, Arubanen, Chinezen, Kaapverdianen, Indische Nederlanders, Zuid-Molukkers, Somaliërs, Iraniërs, Ghanezen, Koerden, ex-Joegoslaven). Tijdens 2e Wereldoorlog gingen vele Nederlanders naar Engeland en andere staten. Na 1945 ging grote groep naar Australië, Canada, Zuid-Afrika, Nieuw-Zeeland à wederopbouw ging heel moeizaam, men ging naar ’t buitenland om daar hun geluk te beproeven.
Motiven voor migratie
Economische redenen: Eigen land heerst honger, armoede of werkloosheid, weinig opleidingsmogelijkheden. NU à werk & welvaart en meer kansen in onderwijs in een land. Politiek-ideologische en godsdienstige redenen: Eigen land politieke conflicten, worden vanwege etnische achtergrond of godsdienstige overtuiging vervolgd en met dood bedreigd. NU à land van vrijheid en democratie. Gezinshereniging.
Migratie als gevolg van de kolonistatie: Dekolonisatie = het onafhankelijk worden van koloniën. 4 groepen: Indische Nederlandersàna 2e Wereldoorlog wilden Indonesiërs niet terug onder Nederlands beleid. Nederland was tegen een republiek en ging de opstand onderdrukken. De mensen die Nederland geholpen hadden kregen de keuze te blijven of naar Nederland te emigreren. Indische Nederlanders à Nederlandse kolonialen (totoks) + mensen van gemend Indonesische en Nederlandse afkomst (Indo’s / Indo-Europeanen). Repatrianten = mensen die terugkeren naar hun vaderland. Grootste groepen repatrianten voor en na 1949, tussen 1952 en 1958 à dit zijn mensen die geen bestaan op konden bouwen in de nieuwe staat en spijtoptanten. Spijtoptanten = mensen die in de 1e instantie gekozen hebben voor Indonesië, maar daar niet konden blijven vanwege hun rol in het Nederlandse bewind. Molukkersà velen dienden KNIL (Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger) en hadden tijdens Indonesische onafhankelijkheidsoorlog gevochten voor Nederland. KNIL werd ontbonden na soevereiniteitsoverdracht in 1949. Keuze: overstappen naar het leger van de nieuwe republiek of demobilisatie à uit het leger gaan en zoeken naar bestaan in burgermaatschappij. Niet reëel, want Molukkers werden door Indonesiërs gezien als verraders. Dus werden ze opgenomen in het Nederlandse leger. 1951 kregen Molukse militairen en familieleden militair bevel naar Nederland te verhuizen. Groep van 12500 man geëmigreerd naar Nederland. Daar aangekomen werden ze uit het leger ontslagen en ondergebracht in kampen. Surinamersà van 1668 tot 1954 kolonie van Nederland. Surinamers uit deze eeuw komen vooral voor opleiding (bovenlaag van de bevolking). Statuut van het Koninkrijk maakt het mogelijk dat overtocht naar Nederland voor meer Surinamers mogelijk was (1954). 1975 Suriname onafhankelijk. Ervóór verliet een grote groep Suriname: bang om Nederlanderschap te verliezen, weinig vertrouwen in toekomst daar. 1980 militaire staatsgreep maakte eind aan parlementaire democratie (weer meer Surinamers naar Nederland). Na 1986 werden ook veel Surinamers toegelaten op grond van gezinshereniging. Antillianen & Arubanenà vormen kleine groep van ongeveer 70000 personen. Onderling grote verschillen op sociaal en cultureel gebied. Vanaf ’50 Antilliaanse studenten naar Nederland (sinds 1954 ook vrije vestiging mogelijk) en meesten gingen na hun studie terug. Vanaf ’70 Antillianen naar Nederland voor werk, door de slechte economische situatie thuis.
Vanaf 1950 op kleine schaal gastarbeiders. Opvang was slecht, omdat men verwachtte dat het verblijf maar tijdelijk zou zijn. 1960 sterke groei in de economie en tekort aan arbeidskrachten. Nederland sloot wervingsverdragen met enkele Zuid-Europese landen en men dacht nog steeds dat de gastar-beiders na afloop van hun contract naar vaderland zouden terugkeren. 1973 (jaar 1e oliecrises) einde aan de werving, maar veel familieleden werden Nederland binnengehaald o.g.v gezinshereniging.
Als gevolg van Eerste Wereldoorlog vluchten ongeveer 900000 Belgen naar Nederland (na 1918 keerden zij weer terug) & jaren ’30 veel joden die bijna allemaal tijdens Duitse bezetting werden vermoord. Na Tweede Wereldoorlog mensen uit Oost-Europa en Derde Wereldlanden à politieke vervolging of oorlog. Vanaf ’80 snel toenemen aantal asielzoekers.
Paragraaf 2
analyseschema: Positieverwerving Positie Positietoewijzing
De maatschappelijke positie en de etnisch-culturele positie beïnvloeden elkaar. Het beeld dat een samenleving van allochtonen heeft (etnisch-culturele positie), beïnvloedt de kansen van allochtonen op een goede baan of woning (maatschappelijke positie). Een negatief beeld verkleint de kansen, een positief beeld vergroot die. Omgekeerd kan werkloosheid (maatschappelijke positie) het beeld van de allochtonen (etnisch-culturele positie) beïnvloeden. Bij positieverwerving en bij positietoewijzing wordt er onderscheidt gemaakt in instituties, organisaties en individuen. Positieverwerving: als er van de allochtonen zelf factoren spelen die hun positie beïnvloeden. (bv: onderwijs willen volgen, initiatief en inzet tonen.) Positietoewijzing: als er vanuit de samenleving factoren spelen. (bv: overheidsbeleid dat de positie van allochtonen probeert te versterken en discriminatie die het tegenovergestelde effect heeft.) Allochtonen hebben minder kans op werk dan autochtonen. Tussen allochtonen bestaan ook nog verschillen. Ze doen meestal vies, ongeschoold werk. De oorzaken van de slechte positie liggen bij maatschappelijke factoren en bij factoren bij de allochtonen zelf.
Maatschappelijke factoren: Ø Daling werkgelegenheid door de economische crisis, verplaatsen van werk naar buitenland. Allochtonen hebben hier last van omdat ze oververtegenwoordigd zijn in de categorie van ongeschoolde mensen. Ø Discriminatie door werkgevers. Die hebben een negatief beeld van allochtonen. Ø Veel vacatures wordt ingevuld door interne sollicitatieprocedures (binnen het bedrijf). Iemand die geen relaties heeft met iemand binnen dat bedrijf maakt dus weinig kans.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden