Bij maatschappijleer gaat het over de Nederlandse samenleving. We bekijken die vanuit juridische, politieke, culturele en sociaal-economische invalshoek.
Overal waar mensen met elkaar te maken hebben zijn er afspraken en regels, binnen je gezin mag je bijvoorbeeld zelf weten wanneer je eet en of je dat gezamenlijk doet of niet.
Een dilemma is een lastige keuze uit twee of meer alternatieven.
De vier thema's zijn:
- Nederland als rechtsstaat;
Een rechtsstaat stelt de belangrijkste regels vast voor burgers en voor overheid. De kernvraag is: 'Wat is voor jou het beste evenwicht tussen rechtsbescherming en rechtshandhaving?' - De Nederlandse parlementaire democratie;
In een parlementaire democratie wordt de bevolking vertegenwoordigd door het parlement. De kernvraag is: 'Hoe kan Nederland volgens jou het best worden geregeerd?' - De pluriforme samenleving;
Net als bijna alle andere landen, heeft Nederland een pluriforme samenleving. Pluriform betekent letterlijk 'veelvormig'. Dat betekent dat er veel mensen wonen die verschillende leefwijzen hebben. De kernvraag luidt: 'Hoe vind jij dat mensen met verschillende leefwijzen het best met elkaar om kunnen gaan?' - De Nederlandse verzorgingsstaat;
In een verzorgingsstaat zorgt de staat voor haar burgers. De staat zorgt bijvoorbeeld voor een goede gezondheidszorg, uitkeringen en onderwijs. De kernvraag is: 'Wanneer moeten mensen hun eigen probleem oplossen en wanneer is dit volgens jou de verantwoordelijkheid van de staat?'
Maatschappelijke problemen
We spreken van een maatschappelijk probleem als:
- Het probleem grote gevolgen heeft voor grote groepen in de samenleving, bijvoorbeeld drugsproblemen of fileproblemen. Soms merk je de gevolgen pas later, zoals bij het broeikaseffect.
- Het probleem alleen gemeenschappelijk kan worden opgelost, waardoor de overheid zich moet bezighouden met het oplossen. Om een maatschappelijk probleem op te lossen zijn er vaak nieuwe regels en wetten nodig. Daardoor is het ook een politiek probleem, want de gekozen politici hebben de taak om oplossingen te bedenken.
- Het probleem heeft te maken met tegenstellingen. De grootste tegenstellingen zijn.
1. Politieke visies.
Bij bijvoorbeeld files willen automobilisten grotere snelwegen, maar milieuactivisten willen dat juist niet.
2. Geloofs- of levensovertuigingen.
Christelijken zijn bijvoorbeeld tegen abortussen, andere (ongelovige) mensen hebben hier waarschijnlijk minder moeite mee.
3. Maatschappelijke posities.
De werkgever wil graag zo min mogelijk premies betalen, maar iemand zonder werk wil dat juist wel.
Om maatschappelijke problemen op te lossen, moet er vaak een compromis (een tussenoplossing) gevonden worden.
Normen en waarden
Een waarde is een uitgangspunt of principe dat mensen belangrijk vinden in hun leven. Denk aan woorden die eindigen op '-heid', bijvoorbeeld vrijheid, eerlijkheid.
Een norm is een regel die volgt uit een waarde. Als je bijvoorbeeld eerlijkheid belangrijk vindt, is de daaruit volgende norm dat je niet mag stelen. Normen kies je niet altijd zelf. Vaak is een norm een sociale verplichting, een regel die je wordt opgelegd door je omgeving. Als jij bijvoorbeeld geluidsoverlast veroorzaakt, gaan anderen klagen over je. Fatsoensnormen zijn ongeschreven regels.
Een belang is het voor- of nadeel dat iemand ergens bij heeft.
Macht is het vermogen om het gedrag of het denken van anderen sterk te beïnvloeden.
Formele macht (gezag) is officieel vastgelegd in regels en wetten, dit is het geval bij bijvoorbeeld de burgemeester.
Informele macht, bijvoorbeeld binnen vriendengroepen, heet ook wel invloed. Dit is dus niet vastgelegd in wetten en regels.
Machtsmiddelen zijn middelen waarmee je het gedrag van anderen kunt beïnvloeden. Voorbeelden van machtsmiddelen zijn: geld, een bepaald beroep, kennis en overtuigingskracht.
Verschillen in de samenleving (normen, waarden, macht) komen door:
- Plaats;
- Tijd;
- Groep.
Als veel mensen rekening houden met wat anderen vinden en de manier waarop ze leven, ontstaat er meer sociale cohesie. Sociale cohesie is de samenhang tussen mensen in een gemeenschap of samenleving. het gaat hierbij niet over een individu, maar over groepen die wat met elkaar gemeen hebben.
Analysevragen zijn vragen over maatschappelijk problemen, zoals:
- Wie/wat zijn de actoren?
- Wat is de politieke besluitvorming?
- Wat zijn de oorzaken en de gevolgen
- Hoe is de situatie vergeleken met vroeger en/of met andere landen?
Een doel van maatschappijleer is dat je kritisch leert omgaan met informatie. Als je wilt weten of iets betrouwbaar is, vraag jezelf dan af:
- 'Wordt er een bronvermelding gegeven?'
Sommige bronnen zijn betrouwbaarder dan andere. Voor cijfermateriaal is het CBS een goede bron. - 'Is er een duidelijk onderscheid tussen feiten en mening?'
Feiten zijn voor iedereen controleerbaar. Meningen niet. Feiten zeggen objectief iets over de werkelijkheid. Meningen zijn subjectief, omdat ze laten zien hoe iemand ergens over denkt. - 'Wordt het onderwerp van verschillende kanten bekeken?'
Het is belangrijk dat er verschillende betrokkenen zijn gehoord (hoor en wederhoor).
Bij bronnen die op internet staan, is het veel lastiger om na te gaan of ze wel betrouwbaar zijn. Op het internet staan veel artikelen waarin feiten en meningen door elkaar worden gehaald.
Communicatie is het door geven van informatie. Daarbij is er een zender en (een) ontvanger(s). Dat kan fout gaan door:
- Zender zendt de informatie verkeerd uit.
- De ontvanger ontvangt de informatie verkeerd.
Communicatieruis komt voor wanneer de overdracht van informatie verkeerd verloopt.
Manipulatie is het opzettelijk weglaten van feiten of deze verdraaien zonder dat de ontvanger het merkt.
Propaganda gaat nog een stapje verder dan manipulatie. In propaganda wordt bewust eenzijdige informatie gegeven met als doel de mening van mensen te beïnvloeden.
Indoctrinatie is het langdurig, systematisch en dwingend eenzijdige opvattingen en meningen opdringen met de bedoeling dat het publiek deze opvattingen kritiekloos opvat.
Selectieve informatie wordt zodanig vervormd dat deze zoveel mogelijk in ons referentiekader past. Het referentiekader is alles wat je bezit aan kennis, normen, waarde en gewoonten.
Een stereotype een vaststaand beeld van een hele groep mensen. bijvoorbeeld domme blondjes of dikke Duitsers. Door stereotypering ontstaan makkelijk vooroordelen. Een vooroordeel is een oordeel over iemand, zonder de persoon of zaak te hebben leren kennen.
We spreken van discriminatie wanneer mensen van een bepaalde groep anders behandeld worden op de grond van kenmerken die in de gegeven situatie niet van belang zijn.
REACTIES
1 seconde geleden