Moderne literatuur (1970-heden)
Na 1970 -> Postmodernisme. De wereld is zo complex dat het geen zin heeft er een sluitende theorie over te bedenken. De literatuur krijgt steeds meer een internationaal karakter. Groeiend milieubesef -> Club van Rome; grenzen aan groei, omdat de aardse energiebronnen niet oneindig zijn. -> ontstaan milieupartijen; Groenen en opkomst Greenpeace. Toename terrorisme.
70-er jaren -> feminisme, kerk verliest veel macht, ontzuiling. Politiek -> protest jaren 60 zet door. Koude Oorlog laait weer op.
Midden jaren 80 -> Partijleider Gorbatsjov wil Rusland moderniseren= Perestrojka & Glasnost -> luidt nieuw tijdperk in, val van het communisme (val Berlijnse muur 1989)
70-er & 80-er jaren= Oliecrisis door oorlogen in het Oostblok -> langdurige economische recessie. 80-er jaren -> no-nonsense beleid in het westen, bezuinigingen en stimuleren van economische activiteiten -> economie op peil brengen.
Ideeëngeschiedenis
Jaren 70 -> pessimisme. Samenleving wordt samenloosheid: leegte, doelloosheid en verveling. Men heeft geen anker meer om zich aan vast te klampen; ik-gerichtheid. Dit levensgevoel heet postmodern.
Postmodernisme: 1 De wereld in onbegrijpelijk en ongrijpbaar -> God (hadden de modernisten al vastgesteld) en de Rede leiden tot niets. 2 Alles is veranderlijk, alles is een illusie. Een relativerende benadering van zowel de eigen als de algemene opvattingen omtrent de werkelijkheid. Daarmee is alles relatief. Dit leidt tot ironische houding. 3 Pluralisme. Veelvoud van culturen, meningen, enz. Niet naar een hand proberen te zetten. I.p.v. Een stabiel geheel moet men leven met een heterogene, instabiele wereld. 4 Het is onmogelijk om van alle kleine delen (van het wereldbeeld) een geheel te construeren; de mens en de wereld zijn fragmentarisch. -> pragmatische levensstijl (reageren op specifieke situaties, korte-termijnoplossingen).
Jaren 70 -> consumptiemaatschappij; no-nonsense, efficiency en functionaliteit. Iedereen streeft naar rijkdom en status. Eigenbelang. Gestresste yup is het symbool 80-er jaren. -> tegenbeweging; het geheel krijgt weer de aandacht; holisme en New Age.
Richtingen in de moderne kunst na 1970 (moeilijk om de literatuur in te delen, omdat de kenmerken niet onderscheidend werken maar naast elkaar voorkomen)
Postmodernisme in de literatuur: Pluriformiteit, veelvormigheid= belangrijkste kenmerk. (onze wereld is pluriform waarin denkvormen, levensvormen steeds anders kunnen zijn en toch gelijktijdig voorkomen.) Duidelijkst in architectuur en designgebied (Memphis-groep). Reactie op strakke modernisme: popart = bizarre, dynamische vormen en kleuren.
Eind jaren 70 -> grote Italiaanse architecten en ontwerpers breken met modernistische vormgeving. Ze kiezen voor grillige vorm, gewaagde kleurstellingen en gebruiken “verboden” materialen -> Verrassende combi’s. Kitsch en kunst gaan in elkaar over.
Literatuur: in een roman kan wel een persoonlijke wereld worden opgeroepen, maar die wereld is op geen enkele manier betrouwbaar of echt. De wklh die de mens maakt is een persoonlijke, veranderlijke, toevallig en een van vele.
Metafictionaliteit= herkenbare wereld beschrijven en de lezer daarna in verwarring brengen door het invoegen van fictionele elementen die niet overeen komen met de herkenbare wereld.
Taal= het wordt de lezer onmogelijk gemaakt om vaste, conventionele betekenissen op te roepen bij de met taal gevormde beelden.
Genre= de postmoderne schrijven deconstrueert voortdurend de vaste interpretaties van woorden, beelden en genres. Op die manier wordt de opgeroepen werkelijkheid steeds gerelativeerd.
De culturele wereld is even belangrijk als de oppervlakkige wereld van de kitsch; komen naast elkaar voor. In postmoderne literatuur komen ook veel verwijzingen en citaten naar bestaande werken voor. -> het heeft een eclectisch karakter. (=er wordt uit allerlei bronnen gekozen) Schrijver speelt met taal én lezer. De postmoderne literator is sceptisch en ironisch in het zoeken naar de waarheid en eenheid, maar hij ervaart het falen daarin niet als tragisch, hij vindt pluriformiteit positief.
Feminisme: Al na de 2e WO willen vrouwelijke auteurs de traditionele rolverdeling tussen man en vrouw afbreken. Jaren 70: feministische literatuur (littérature féministe) met als hoofdthema de onderdrukking van de vrouw. Littérature feminine: literatuur waarin vrouwelijke ervaringen en wijzen van denken worden gedemonstreerd.
Jaren 60: de behoefte aan realistische verhalen nemen toe, het moet leesbaar zijn. -> consumptiekunst (= literaire pop art) Het subject, de ik, neemt een belangrijke plaats in het verhaal in. Veel romans krijgen een autobiografisch karakter.
Jaren 80: boeken worden steeds meer als product gezien. De kunst vercommercialiseert. (literaire prijzen, verfilmingen, praatprogramma’s) Het gebruik van massamedia zorgt ervoor dat de literatuur een internationaler gezicht krijgt.
REACTIES
1 seconde geleden