- L A T I J N -
Samenvatting les 22 & 23
Cultuurblok les 22
Tijdens zijn zwerftocht door Italiƫ had Hannibal de boerderijen geplunderd en verwoest. Boeren die dienst hadden gedaan in het Romeinse leger en de oorlog hadden overleefd, troffen een volledig verwoest bedrijf aan. Omdat ze er niks meer mee aan konden, trokken ze naar de steden, waar, vooral in Rome, het aantal arme plebejers sterk toenam.
Rijke Romeinen slaagden erin de boerderijen in handen te krijgen en richtten grote landgoederen in, waar vooral olijfolie, wijn en graan werd geproduceerd. Dit proces zette zich voort door de vele oorlogen, de senatoren keerden terug met enorme bedragen en goederen, en alle slaven werden de arbeiders. Door alle ex-boeren was er een grote markt voor de bedrijven, die dus ook moordende concurrentie waren voor kleine bedrijfjes.
De tweedeling werd nog groter, met aan de ene kant de nobiles, die profiteerden van de oorlogen, en aan de andere kant de proletarij, zij die alleen maar kinderen hebben en dus erg arm waren. Deze armen waren afhankelijk van de ondersteuning door rijke patroni en van tijdelijk werk in de stad of op het platteland.
Tot het jaar 146 ging alles goed voor de rijke Romeinen, de inname van Corinthe en Carthago bracht zoveel geld naar Rome, dat er enorme bouwprojecten op gang werden gezet, als nieuwe stadswijken en aquaducten. Daarna was er oorlog in armere landen, dus minder buit en slechte exploitatie leidde ertoe dat velen toch maar naar Rome verhuisden en hun bedrijven verkochten. Het werd steeds moeilijker om een sterk leger bijeen te krijgen, elke soldaat moest namelijk voor zijn eigen wapenuitrusting zorgen. Langzaamaan begon men zich te realiseren dat het tijd was voor agrarische hervormingen.
Tiberius Gracchus wilde zich hiervoor inzetten, hij kwam uit een welvarend gezin, was twee keer consul geweest, en de kleinzoon van Publius Cornelius Scipio Africanus. Toen hij in 133 v. Chr. tot volkstribuun was gekozen, diende hij de lex agraria (akkerwet) in. Deze wet hield in dat grootgrondbezitters niet meer dan 125 ha. mochten bezitten, en de rest voor ontheemde boeren was. Tiberius diende dit rechtstreeks bij de volksvergadering in en passeerde zo de senaat, maar de senaat wilde geen geld geven voor de uitvoering. Toen hij voor de tweede keer volkstribuun wilde worden, beschuldigden zijn tegenstanders hem ervan dat hij naar het koningschap streefde. Er braken rellen uit, en hij werd samen met 300 aanhangers in een straatgevecht door senatoren gelyncht. Hun lijken werden in de Tiber gegooid.
Tien jaar na zijn dood, werd zijn broertje Gaius Gracchus volkstribuun, hij had dezelfde idealen als Tiberius maar ging nog een stap verder. Naast de lex agraria diende hij ook wetsvoorstellen in die voor andere bevolkingsgroepen van belang waren. Bijvoorbeeld dat de proletariƫrs voor een lage prijs koeren konden kopen, en dat Romeinse bondgenoten het burgerrecht zouden krijgen. Maar tegenstanders in de senaat wilden hem wegwerken, om niet in handen van zijn vijanden te vallen, liet hij zich door zijn slaaf doden. Ruim 3000 aanhangers werden vermoord. En zo bleven de problemen onopgelost. Er was dus een tweesplitsing in politieke ideeƫn: de populares (volksmannen)en de optimates (de besten).
Cultuurblok les 23
In 107 v. Chr. werd Gaius Marius, een homo novus, tot consul gekozen. Na zijn veldtocht in Afrika, begon hij aan de reorganisatie van het leger. Hij opende de mogelijkheid als vrijwilliger in dienst te treden, zo konden de proletariƫrs meevechten, en de kosten van de wapenuitrusting werd van hun loon afgehaald. Na hun diensttijd kregen ze een stuk land. Zo ontstond een beter getraind leger van beroepssoldaten. Dit zorgde voor een patronus-cliens verhouding tussen de veldheer en zijn soldaten. De wil van hun veldheer vonden ze belangrijker dan die van de senaat of de volksvergadering. Zo kon een generaal zijn leger inzetten om besluiten door te drukken of tegen te houden.
In 88 v. Chr. werd Cornelius Sulla, een ex-officier van Marius, tot consul gekozen. In de provincie Asia waren problemen en Sulla moest er orde op zaken stellen. Marius was jaloers en vond dat Sulla zo veel te rijk en machtig zou worden, dus eiste hij dat hem het commando werd opgedragen. Sulla trok naar Rome en zorgde dat het besluit werd teruggedraaid. Dit was het begin van bijna 60 jaar aan burgeroorlogen, waarin de republiek plaats maakte voor de monarchie. Sulla doodde veel populares, aanhangers van Marius, waarna hij naar het oosten trok. Zijn jaren in Griekenland en Klein-Aziƫ waren erg succesvol maar hij moest terug om zijn positie veilig te stellen. De populares hadden de macht en hadden veel optimates vermoord. Zo hadden ze Marius weer tot consul gekozen, die vlak erna stierf.
Met hulp van de legers van senatoren Pompeius en Crassus versloeg Sulla de troepen van de populares. Zo was hij in 82 v. Chr. weer heerser van Rome. Hij vermoorden populares en scheen hun hoofden in zijn atrium te hebben gehangen. De senaat benoemde hem tot dictator, maar in 79 v. Chr. trok hij zich terug uit de politiek.
Ondertussen groeide Marcus Porcius Cato (Cato Minor) op, de achterkleinzoon van Cato Censorius, ook wel Cato Maior. Cato Minor verloor beide ouders en groeide op bij zijn oom Marcus Drusus. Tijdens zijn studie in de retorica, toonde hij veel interesse voor de stoĆÆsche filosofie, wat ging over de beheersing van emoties en de beoefening van de deugden. Hij kon nachten lang discussiĆ«ren over filosofische problemen. Vooral rechtvaardigheid boeide hem, zijn ideaal was strikte rechtvaardigheid, wat aansloot bij zijn politieke ideeĆ«n. Hij was net als Cato Maior een conservatieve republikein, een optimaat. Hij leefde sober en streng voor zichzelf. Hij ging vaak zonder onderkleed en blootvoets de straat op, reisde te voet en deelde als hoge officier de taken met zijn soldaten. Hij was een ijverig politicus en zat al in de Curia te lezen, als de anderen pas binnenkwamen, en ging als laatste weg. Later was hij een tegenstander van Julius Caesar die hij ervan verdacht naar alleenheerschappij te streven.
Ondertussen nam de macht van Pompeius en Crassus in de volgende jaren steeds meer toe, met hun troepen intimideerden ze de senaat en ze werden voor het jaar 70 v. Chr. tot consul gekozen. Pompeius zuiverde de Middellandse Zee van piraterij en breidde het Rijk naar het oosten uit. Ook het grote Syrische rijk en het oude Israƫl werd veroverd en bij het Imperium Romanum gevoegd. In het jaar 60 sloot een derde politicus bij hen aan: Gaius Julius Caesar.
Taalblok les 22
Coniunctivus actief praesens
are |
ere |
mk |
ire / capio |
em |
am |
am |
am |
es |
as |
as |
as |
et |
at |
at |
at |
emus |
amus |
amus |
amus |
etis |
atis |
atis |
atis |
ent |
ant |
ant |
ant |
Coniunctivus passief praesens
are |
ere |
mk |
ire / capio |
er |
ar |
ar |
ar |
eris |
aris |
aris |
aris |
etur |
atur |
atur |
atur |
emur |
amur |
amur |
amur |
emini |
amini |
amini |
amini |
entur |
antur |
antur |
antur |
Coniunctivus esse & posse praesens
esse |
posse |
sim |
possim |
sis |
possis |
sit |
possit |
simus |
possimus |
sitis |
possitis |
sint |
possint |
Coniunctivus actief perfectum
stam -v- |
stam -u- |
stam -s- |
esse |
erim |
erim |
erim |
fuerim |
eris |
eris |
eris |
fueris |
erit |
erit |
erit |
fuerit |
erimus |
erimus |
erimus |
fuerimus |
eritis |
eritis |
eritis |
fueritis |
erint |
erint |
erint |
fuerint |
Coniunctivus passief perfectum
ppp + coniunctivus praesens esse, bijv:
- ductus sim
- vocatus sis
Coniunctivus actief imperfectum
are |
ere |
mk |
ire / capio |
rem |
rem |
rem |
rem |
res |
res |
res |
res |
ret |
ret |
ret |
ret |
remus |
remus |
remus |
remus |
retis |
retis |
retis |
retis |
rent |
rent |
rent |
rent |
Coniunctivus passief imperfectum
are |
ere |
mk |
ire / capio |
rer |
rer |
rer |
rer |
reris |
reris |
reris |
reris |
retur |
retur |
retur |
retur |
remur |
remur |
remur |
remur |
remini |
remini |
remini |
remini |
rentur |
rentur |
rentur |
rentur |
Coniunctivus imperfectum esse & posse
esse |
posse |
essem |
possem |
esses |
posses |
esset |
posset |
essemus |
possemus |
essetis |
possetis |
essent |
possent |
Coniunctivus actief plusquamperfectum
stam -v- |
stam -u- |
stam -s- |
esse |
issem |
issem |
issem |
fuissem |
isses |
isses |
isses |
fuisses |
isset |
isset |
isset |
fuisset |
issemus |
issemus |
issemus |
fuissemus |
issetis |
issetis |
issetis |
fuissetis |
issent |
issent |
issent |
fuissent |
Coniunctivus passief plusquamperfectum
ppp + coniunctivus imperfectum esse, bijv:
- ductus essem
- vocatus esses
Vertaling coniunctivus
Potentialis = mogelijkheid (zullen, kunnen)
Adhortativus = aansporing (moeten, latenā¦,imperativus)
Dubitativus = twijfel, alleen in vraagzinnen
Prohibitivus = verbod (niet moeten)
Optativus = wens (mogen)
(Concessivus = irrealis )
Irrealis = niet werkelijkheid
Als de coniunctivus in een bijzin staat met ut of ne, vertaal je de coniunctivus zonder hulpwerkwoord, bijv:
- Oro, ut in tempore venias = Ik vraag dat je op tijd komt
- Cura, ne sero venias = Zorg dat je niet te laat komt
Perfecta
valui
miscui
sivi
sensi
commovi
permovi
consedi
agnovi
adduxi
abieci
defui
-
mixtus
situs
sensus
commotus
permotus
-
agnitus
adductus
abiectus
-
valere
miscere
sinere
sentire
commovere
permovere
considere
agnoscere
adducere
abicere
deesse
gelden
verwarren
toelaten
voelen, merken
bewegen
heftig bewegen
gaan zitten
(leren) kennen
brengen naar
weg werpen
ontbreken, weg zijn
REACTIES
1 seconde geleden