Hoe goed is jouw kennis over wachtwoorden? šŸ”
Test jezelf met deze quiz!

Doe de quiz!

Les 22 & 23

Beoordeling 0
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1551 woorden
  • 20 juli 2018
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Welke studie past bij jou? Doe de studiekeuzetest!

Twijfel je over je studiekeuze? Ontdek in drie minuten welke bacheloropleiding aan de Universiteit Twente het beste bij jouw persoonlijkheid past met de gratis studiekeuzetest.

Start de test

- L A T I J N -

Samenvatting les 22 & 23

Cultuurblok les 22

Tijdens zijn zwerftocht door Italiƫ had Hannibal de boerderijen geplunderd en verwoest. Boeren die dienst hadden gedaan in het Romeinse leger en de oorlog hadden overleefd, troffen een volledig verwoest bedrijf aan. Omdat ze er niks meer mee aan konden, trokken ze naar de steden, waar, vooral in Rome, het aantal arme plebejers sterk toenam.

Rijke Romeinen slaagden erin de boerderijen in handen te krijgen en richtten grote landgoederen in, waar vooral olijfolie, wijn en graan werd geproduceerd. Dit proces zette zich voort door de vele oorlogen, de senatoren keerden terug met enorme bedragen en goederen, en alle slaven werden de arbeiders. Door alle ex-boeren was er een grote markt voor de bedrijven, die dus ook moordende concurrentie waren voor kleine bedrijfjes.

De tweedeling werd nog groter, met aan de ene kant de nobiles, die profiteerden van de oorlogen, en aan de andere kant de proletarij, zij die alleen maar kinderen hebben en dus erg arm waren. Deze armen waren afhankelijk van de ondersteuning door rijke patroni en van tijdelijk werk in de stad of op het platteland.

Tot het jaar 146 ging alles goed voor de rijke Romeinen, de inname van Corinthe en Carthago bracht zoveel geld naar Rome, dat er enorme bouwprojecten op gang werden gezet, als nieuwe stadswijken en aquaducten. Daarna was er oorlog in armere landen, dus minder buit en slechte exploitatie leidde ertoe dat velen toch maar naar Rome verhuisden en hun bedrijven verkochten. Het werd steeds moeilijker om een sterk leger bijeen te krijgen, elke soldaat moest namelijk voor zijn eigen wapenuitrusting zorgen. Langzaamaan begon men zich te realiseren dat het tijd was voor agrarische hervormingen.

Tiberius Gracchus wilde zich hiervoor inzetten, hij kwam uit een welvarend gezin, was twee keer consul geweest, en de kleinzoon van Publius Cornelius Scipio Africanus. Toen hij in 133 v. Chr. tot volkstribuun was gekozen, diende hij de lex agraria (akkerwet) in. Deze wet hield in dat grootgrondbezitters niet meer dan 125 ha. mochten bezitten, en de rest voor ontheemde boeren was. Tiberius diende dit rechtstreeks bij de volksvergadering in en passeerde zo de senaat, maar de senaat wilde geen geld geven voor de uitvoering. Toen hij voor de tweede keer volkstribuun wilde worden, beschuldigden zijn tegenstanders hem ervan dat hij naar het koningschap streefde. Er braken rellen uit, en hij werd samen met 300 aanhangers in een straatgevecht door senatoren gelyncht. Hun lijken werden in de Tiber gegooid.

Tien jaar na zijn dood, werd zijn broertje Gaius Gracchus volkstribuun, hij had dezelfde idealen als Tiberius maar ging nog een stap verder. Naast de lex agraria diende hij ook wetsvoorstellen in die voor andere bevolkingsgroepen van belang waren. Bijvoorbeeld dat de proletariƫrs voor een lage prijs koeren konden kopen, en dat Romeinse bondgenoten het burgerrecht zouden krijgen. Maar tegenstanders in de senaat wilden hem wegwerken, om niet in handen van zijn vijanden te vallen, liet hij zich door zijn slaaf doden. Ruim 3000 aanhangers werden vermoord. En zo bleven de problemen onopgelost. Er was dus een tweesplitsing in politieke ideeƫn: de populares (volksmannen)en de optimates (de besten).

Cultuurblok les 23

In 107 v. Chr. werd Gaius Marius, een homo novus, tot consul gekozen. Na zijn veldtocht in Afrika, begon hij aan de reorganisatie van het leger. Hij opende de mogelijkheid als vrijwilliger in dienst te treden, zo konden de proletariƫrs meevechten, en de kosten van de wapenuitrusting werd van hun loon afgehaald. Na hun diensttijd kregen ze een stuk land. Zo ontstond een beter getraind leger van beroepssoldaten. Dit zorgde voor een patronus-cliens verhouding tussen de veldheer en zijn soldaten. De wil van hun veldheer vonden ze belangrijker dan die van de senaat of de volksvergadering. Zo kon een generaal zijn leger inzetten om besluiten door te drukken of tegen te houden.

In 88 v. Chr. werd Cornelius Sulla, een ex-officier van Marius, tot consul gekozen. In de provincie Asia waren problemen en Sulla moest er orde op zaken stellen. Marius was jaloers en vond dat Sulla zo veel te rijk en machtig zou worden, dus eiste hij dat hem het commando werd opgedragen. Sulla trok naar Rome en zorgde dat het besluit werd teruggedraaid. Dit was het begin van bijna 60 jaar aan burgeroorlogen, waarin de republiek plaats maakte voor de monarchie. Sulla doodde veel populares, aanhangers van Marius, waarna hij naar het oosten trok. Zijn jaren in Griekenland en Klein-Aziƫ waren erg succesvol maar hij moest terug om zijn positie veilig te stellen. De populares hadden de macht en hadden veel optimates vermoord. Zo hadden ze Marius weer tot consul gekozen, die vlak erna stierf.

Met hulp van de legers van senatoren Pompeius en Crassus versloeg Sulla de troepen van de populares. Zo was hij in 82 v. Chr. weer heerser van Rome. Hij vermoorden populares en scheen hun hoofden in zijn atrium te hebben gehangen. De senaat benoemde hem tot dictator, maar in 79 v. Chr. trok hij zich terug uit de politiek.

Ondertussen groeide Marcus Porcius Cato (Cato Minor) op, de achterkleinzoon van Cato Censorius, ook wel Cato Maior. Cato Minor verloor beide ouders en groeide op bij zijn oom Marcus Drusus. Tijdens zijn studie in de retorica, toonde hij veel interesse voor de stoĆÆsche filosofie, wat ging over de beheersing van emoties en de beoefening van de deugden. Hij kon nachten lang discussiĆ«ren over filosofische problemen. Vooral rechtvaardigheid boeide hem, zijn ideaal was strikte rechtvaardigheid, wat aansloot bij zijn politieke ideeĆ«n. Hij was net als Cato Maior een conservatieve republikein, een optimaat. Hij leefde sober en streng voor zichzelf. Hij ging vaak zonder onderkleed en blootvoets de straat op, reisde te voet en deelde als hoge officier de taken met zijn soldaten. Hij was een ijverig politicus en zat al in de Curia te lezen, als de anderen pas binnenkwamen, en ging als laatste weg. Later was hij een tegenstander van Julius Caesar die hij ervan verdacht naar alleenheerschappij te streven.

Ondertussen nam de macht van Pompeius en Crassus in de volgende jaren steeds meer toe, met hun troepen intimideerden ze de senaat en ze werden voor het jaar 70 v. Chr. tot consul gekozen. Pompeius zuiverde de Middellandse Zee van piraterij en breidde het Rijk naar het oosten uit. Ook het grote Syrische rijk en het oude Israƫl werd veroverd en bij het Imperium Romanum gevoegd. In het jaar 60 sloot een derde politicus bij hen aan: Gaius Julius Caesar.

Taalblok les 22

Coniunctivus actief praesens

are

ere

mk

ire / capio

em

am

am

am

es

as

as

as

et

at

at

at

emus

amus

amus

amus

etis

atis

atis

atis

ent

ant

ant

ant

Coniunctivus passief praesens

are

ere

mk

ire / capio

er

ar

ar

ar

eris

aris

aris

aris

etur

atur

atur

atur

emur

amur

amur

amur

emini

amini

amini

amini

entur

antur

antur

antur

Coniunctivus esse & posse praesens

esse

posse

sim

possim

sis

possis

sit

possit

simus

possimus

sitis

possitis

sint

possint

Coniunctivus actief perfectum

stam -v-

stam -u-

stam -s-

esse

erim

erim

erim

fuerim

eris

eris

eris

fueris

erit

erit

erit

fuerit

erimus

erimus

erimus

fuerimus

eritis

eritis

eritis

fueritis

erint

erint

erint

fuerint

Coniunctivus passief perfectum

ppp + coniunctivus praesens esse, bijv:

- ductus sim

- vocatus sis

Coniunctivus actief imperfectum

are

ere

mk

ire / capio

rem

rem

rem

rem

res

res

res

res

ret

ret

ret

ret

remus

remus

remus

remus

retis

retis

retis

retis

rent

rent

rent

rent

Coniunctivus passief imperfectum

are

ere

mk

ire / capio

rer

rer

rer

rer

reris

reris

reris

reris

retur

retur

retur

retur

remur

remur

remur

remur

remini

remini

remini

remini

rentur

rentur

rentur

rentur

Coniunctivus imperfectum esse & posse

esse

posse

essem

possem

esses

posses

esset

posset

essemus

possemus

essetis

possetis

essent

possent

Coniunctivus actief plusquamperfectum

stam -v-

stam -u-

stam -s-

esse

issem

issem

issem

fuissem

isses

isses

isses

fuisses

isset

isset

isset

fuisset

issemus

issemus

issemus

fuissemus

issetis

issetis

issetis

fuissetis

issent

issent

issent

fuissent

Coniunctivus passief plusquamperfectum

ppp + coniunctivus imperfectum esse, bijv:

- ductus essem

- vocatus esses

Vertaling coniunctivus

Potentialis = mogelijkheid (zullen, kunnen)

Adhortativus = aansporing (moeten, latenā€¦,imperativus)

Dubitativus = twijfel, alleen in vraagzinnen

Prohibitivus = verbod (niet moeten)

Optativus = wens (mogen)

(Concessivus = irrealis )

Irrealis = niet werkelijkheid

Als de coniunctivus in een bijzin staat met ut of ne, vertaal je de coniunctivus zonder hulpwerkwoord, bijv:

- Oro, ut in tempore venias = Ik vraag dat je op tijd komt

- Cura, ne sero venias = Zorg dat je niet te laat komt

Perfecta

 

valui

miscui

sivi

sensi

commovi

permovi

consedi

agnovi

adduxi

abieci

defui

-

mixtus

situs

sensus

commotus

permotus

-

agnitus

adductus

abiectus

-

valere

miscere

sinere

sentire

commovere

permovere

considere

agnoscere

adducere

abicere

deesse

gelden

verwarren

toelaten

voelen, merken

bewegen

heftig bewegen

gaan zitten

(leren) kennen

brengen naar

weg werpen

ontbreken, weg zijn

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.