Welke scholen overweeg jij bij je studiekeuze?

Doe mee aan dit onderzoek over jouw studiekeuze en maak kans op een Bol.com bon van 25 euro.

Kunstexamenstof

Beoordeling 7.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 2368 woorden
  • 3 mei 2018
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.9
9 keer beoordeeld

De verlichting 1650-1800

Tijdens de verlichting ontstaat een verschil tussen arm (proletariaat) en rijk (bourgeoisie), kunstenaars vallen ertussen dit zorgt voor een grote vrijheid en daardoor ook voor onzekerheid. Het verschil tussen arm en rijk ontstaat door de industriële revolutie (steden komen op, industrialisatie). De kunstenaar is een ambachtsman en werkt in opdracht. Inhoud is vast, vorm is enigszins vrij, maar wordt beperkt door de academische regels van schoonheid en techniek. Met de komst van de Verlichting, kan het Rationalisme beginnen. Zo ontstaat de kunstenaar zoals we hem nu kennen; een zelfstandige denker met artistieke vrijheid die zijn eigen werk zelf moet zien te verkopen. Het neoclassicisme was aan het eind van de 18e en het begin van de 19e eeuw een stroming in de kunst, waarin opnieuw de vermeende puurheid van het klassieke werd nagestreefd. Men richtte zich daarbij met name op de kunst van de oude Grieken en Romeinen.

 

Romantiek 1750-1850

In de periode van 1750-1850 waren er veel grote veranderingen door de industriële revolutie. De wetenschap en de rede werden in deze periode enorm gewaardeerd. Er werd vrijheid en gelijkheid geëist door het volk doordat de absolutistische vorsten veel geld eisten van de burgers om luxe levens te leiden. De burgers kwamen in opstand omdat zij dit niet langer konden verdragen als gevolg hiervan komt er een nieuwe klasse de rijkere burgerij. Zij zijn de belangrijkste opdrachtgevers van de kunst in deze periode ( zij wilden hun rijkdom laten zien door middel van kunst). De Romantiek kan beschouwd worden als een stroming die reageerde op de strenge rationaliteit van de Verlichting. Aan het einde van de 19e eeuw ontstaan grote maatschappelijke verschillen tussen de welvaart van de rijken en de grote armoede bij de arbeiders die in de vervuilde steden woonden kwamen de realisten op zij zochten naar een directe relatie met de natuur en de sociale werkelijkheid, het realisme is meer een houding dan een stijl.

 

Functie van kunst tijdens de romantiek

  • Levensbeschouwing (verband tussen het eigen nationale verleden en de mythologie)
  • Vluchten van het hier en nu, dramatiek

 

Muziek van de romantiek

  • Absolute, programma muziek, Sonate ( een paar instrumenten die een schema volgen met een verhaal voering)
  • Symfonie ( Ook volgens een schema maar met veel meer instrumenten)
  • Doel was om de luisteraar te ontroeren, te laten vluchten in een droomwereld
  • Natuur, exotisme, nationalisme, verleden en volksverhalen als onderwerp.

 

Dans van de romantiek

  • Academisch ( sierlijk, virtuoos, gestileerd, gestrekt, sierlijk, man begeleidt vrouw)
  • Spitzen, tutu, maillot
  • Ballet blanc, pas de deux

 

Beeldhouwkunst van de romantiek

  • Ambachtelijk, kostbaar materiaal, weinig artistieke vrijheid doordat het in opdracht wordt gemaakt

De Salon:

Door de Academie van de Schone kunsten georganiseerde tentoonstelling van traditionele, esthetische en technisch perfecte beeldende kunst.

 

Opera:

avondvullende muzikale productie, gezongen meeslepend verhaal vol pracht en praal.

De solist zingt aria’s of er wordt een duet gezongen. Een recitatief is een zang spraak.

 

Bouwkunst van het realisme

  • Gebruik van materialen zoals glas, gietstaal, gesmolten metaal en gietijzer.
  • Form follows function

 

Cultuur van het Moderne:

Een nieuwe kunststroming ontstaat: Avant-Garde, zij willen grenzen doorbreken en de kunst een nieuwe richting geven. Door de uitvinding van fotografie hoeven kunstenaars niet perse meer realistisch te schilderen, zo ontstaat ruimte voor vrijheid en eigen ideeën. Kunst komt nu vanuit de eigen innerlijke en universele stem, kunst wil de maatschappij verbeteren of is om het gevoel van de kunstenaar uit te drukken. Traditie, ambacht en esthetiek doen er niet meer toe, het concept wordt belangrijker. Nieuwe vraag komt op Wat is kunst?

 

Wat is moderniteit?

Moderniteit gaat over de verandering en de nieuwe ontwikkelingen die niet langer gebaseerd zijn op het verleden en vormen die vaak breken met de traditie. Moderniteit is gericht op een toekomst die anders zal zijn dan het verleden en het heden. Er ontstaat een breukvlak tussen de oude maatschappij en de nieuwe maatschappij. Kunstenaars zoeken naar vernieuwing, originaliteit en onafhankelijkheid. Zij lopen vooraan bij de ontwikkelingen (avant-garde). Kunstenaars zijn namelijk opzoek naar de essentie van kunst en wat het kenmerkende is van elke kunstdiscipline.

 

Kunst van het moderne is:

  • Abstract ( de zoektocht naar de essentie)
  • Natuurlijk
  • Expressionistisch ( Van het materiële naar het geestelijke )

 

Theater van het moderne is:

  • Abstract/ expressionistisch ( symboliek in theaterdecors )
  • Vervreemd ( Theater als middel om ideeën en gevoelens uit te drukken )

 

Dans van het moderne is:

  • Expressionistisch/ abstract ( uitdrukken van gevoelens, mens en ruimte )
  • Ritme ( het ritme ligt meer op de voorgrond, aardse bewegingen)
  • Heftige bewegingen op blote voeten, aards en lichamelijk,  niet verhalend, maar gemoeds uitdrukking ( gaat om het uiten van innerlijke gevoelens)

 

 

 

Film van het moderne is:

  • Abstract/ expressionistisch( Filmtechnieken worden ingezet, abstracte beelden om mensen te overtuigen/ vermaken, gevoelens worden uitgedrukt, politieke ideeën uitdrukken )
  • Met sfeer door licht, camera werkingen en acteren met sterke overtuiging.

 

Muziek van het moderne is:

  • Expressionistisch ( emancipatie van de dissonant / atonaliteit, meer ritme, onderzoek volksmuziek, amusementsmuziek, functionele muziek, elektronische muziek )
  • Anders vernieuwend met brommen, barsten, plenzen, gamelen, fluiten, sissen enz.

 

Moderne architectuur is:

  • Form follows function -> Les is more

 

De kunstenaar van het moderne is:

  • Los van de traditie
  • Los van de techniek
  • Los van ambachtelijkheid
  • Los van het publiek

 

Gevolg:

Futurisme: verheerlijken toekomst, techniek (film, auto’s, machinerie) en zelfs oorlog

Dadaïsme: bevragen van verleden en kunst door absurditeit in kunst en literatuur

Surrealisme: werking van het onderbewuste (Freud) en bevrijd door filosofie

 

Tussen de twee wereldoorlogen in:

kunstenaars maatschappelijk betrokken. vooral Duitsland kent veel armoede,

oorlogsinvaliden en slachtoffers, De kunst beschuldigd de heersende klasse hiervan.

 

Tijdens WOI is Zwitserland neutraal en veilig voor de moderne kunstenaar. Hier ontstaat Dada, gericht op taal, toneel en muziek. Volgens hen is de oorlog het resultaat van de politieke en sociale gevestigde orde; van intellect en rationalisme.

Hun Antwoord: ABSURDISME=>ANTI-KUNST=> Dadaïsme

Nieuwe taal: omdat de oude woorden niet meer in staat waren om de nieuwe werkelijkheid te beschrijven

 

Na WO1: ‘form follows function’   ---   ’Less is more’

  • Platte daken
  • Terughoudend kleurgebruik
  • Herindeelbare functionele plattegronden
  • Grote ramen voor veel licht
  • Zichtbare constructies
  • Geen overbodige versieringen

 

 

 

Massacultuur

Na Wo 2 start de wederopbouw, waarna in rap tempo de welvaart groeit de consumptiemaatschappij en de massamedia ontwikkelen zich enorm snel. Hierdoor ontstaat de jongerencultuur jongeren willen taboes aankaarten en doorbreken en gebruiken muziek en kunst hiervoor. De lijn tussen hoge en lage kunst vervaagt in het museum verschijnt hierdoor massacultuur. Modernisme is abstractie samen met zuiver vormgebruik Less is more. De kunst die vanaf 1960 komt noem je het postmodernisme Less is a bore en anything goes hierbij zijn geen richtlijnen meer. De kunst wordt eclectisch er wordt rijkelijk geciteerd, vernieuwd en gecombineerd. Merk wordt belangrijker dan de kwaliteit van het product (apple, Coca cola, Mcdonald's). Er komt een nieuwe vraag op wordt iemand beroemd door talent, geluk of manipulatie van de media? De popmuziek is sterk gegroeid na 1945 omdat de techniek sterk verbeterde, de aanschaf van muziek werd hierdoor goedkoper en gemakkelijker. Ook werden de jongeren belangrijke consumenten vanaf de economische impuls in de jaren 50. Popmuziek is commercieel doordat zij zich sterk mengt met mode, reclame en producten en omdat het gericht is op een groot publiek. Vanaf de jaren 70 kwam er een nieuw levensmotto onder de jongeren “ seks drugs en rock en roll”.

 

Jongerencultuur:

  • Engagement: maatschappij willen verbeteren/ veranderen – kritisch op overheid
  • Hedonisme: Uitgebreid genieten en dus consumeren
  • Jongeren als consument
  • Toegankelijke kunst en cultuur
  • Idolen zetten trends
  • Inhoudelijk oppervlakkig ‘leuk’
  • Beeldtaal overal om je heen

 

De massacultuur wordt bepaald door:

  • Hoge elitaire kunst
  • Lage populaire kunst
  • Jongerencultuur
  • De massa

 

Men wordt bekend door:

  • Vernieuwende ideeën en of producten
  • Fans kunnen zich identificeren
  • Uitgesproken imago


 

Kenmerken popmuziek

  • Toegankelijke muziek
  • Groot publiek
  • Vermaak
  • Commercieel
  • Instrumentaal
  • Herkenbare structuren
  • Veel herhaling
  • Hand in hand met technologische ontwikkelingen
  • Jongeren als consument
  • 4 kwarts maat
  • Weinig divers meer populair
  • Vanaf 1945
  • ¾ minuten
  • Multidisciplinair

 

Film ten tijde van de jongerencultuur

  • Veel emoties
  • Slimme montage
  • Geweld, geluid en sfeer

 

Amusement ten tijde van de jongerencultuur:

  • Eerste amusement park 1955
  • Film, muziek, theater, televisie, radio, bioscoop, danszalen, clubs

 

Low Art:

  • Vorm en concept bedacht , toegankelijk voor een massapubliek,
  • Populaire, aantrekkelijke kunst,
  • bereikbaar en te begrijpen voor iedereen
  • soap, videoclip, popmuziek,  Hollywoodfilms, mode, musical, laagdrempelig, vermaak
  • jongerencultuur
  • beïnvloed door de media, 
economische belangen, consumptie

 

High Art:

  • waardering door geschoold publiek
  • museum, klassiek concert, ballet, literatuur, toneel, galerie, haute couture
  intellectueel en filosofisch vermaak, klein publiek

 

Reactie op Abstractie 1 Minimal Art:

  • Abstractie, Ontdaan van elke vorm van persoonlijkheid

 

Reactie op abstractie 2 Popart + Hyperrealisme

  • Beelden uit de consumptiemaatschappij waarin alles koopwaar is en oppervlakkig.
  • Onderwerpen: filmsterren, etenswaar, sekssymbolen, stripverhalen, reclame
  • Herbruiken  van bestaande afbeeldingen uit deze industrie is prima
  • Zeer laagdrempelig te begrijpen en betaalbaar – Low Art

 

Mensen ten tijde van de massacultuur:

  • Provo’s – tegen milieuverontreiniging
  • Hippies – love and peace, flower power, spiritualiteit
  • Punk – afkeur gevestigde orde en commerciële maatschappij
  • Soul – gelijkberechtiging zwarte bevolking, muziek voor in de disco
  • Disco – jaren ‘70: oppervlakkige teksten, vol plezier

 

Muziek tijdens de massacultuur:

  • Hiphop
  • Grunge
  • Indie Rock
  • R&B
  • House en dance
  • Gabberhouse
  • Deejays

 

Toneel tijdens de massacultuur:

  • Actie tomaat > anti gevestigde gezelschappen

 

Bouwkunst tijdens de massacultuur

  • Internationale stijl, utopische bouwkunst

 

OP- Art

  • optische kunst, minimalistisch, illusies
  • Als kunst en als Mod Look fashion

Verlichting ca. 18e eeuw

  • Rationalisme (wetenschap, verstand, optimisme, maatschappij (alle mensen zijn gelijk)
  • Volgens de regels, imitatie

 

Classicisme 1750-1810

  • Rationeel, strakke compositie, historie

 

Romantiek 1790-1855

  • sentimentaliteit (gevoelens en verbeelding, het ongrijpbare, pessimisme, individueel)
  • Veel vrijheid, creatie, verlangen, vluchten, drama, natuur, exotisme, sprookjes, mythologie en het verleden
  • Ontstaat als tegenreactie op de verlichting
  • Escapisme  Ontsnappen uit het hier en nu, ontsnappen aan de werkelijkheid, omdat die werkelijkheid steeds harder en onprettig werd.
  • Heldere kleuren, beweging

 

Realisme 1840-1890

  • naar de werkelijkheid  (alledaagse taferelen, in de natuur, werkende mensen)
  • Geen historische helden, sprookjes, mythologie

 

Neoclassicisme ca. 18e, 19e eeuw

  • Helder gestructureerde vormen
  • Strakke vormgeving
  • Naar voorbeeld van de klassieke tempels

 

Arts-and-Craftsbeweging ca. 1850-1905

  • Romantische beweging tegen de industrialisatie ( organische vormen )

 

Impressionisme ca. 1870-1905

weergave van alledaagse onderwerpen, op een specifiek moment, met nadruk op licht en sfeer. Vormgeving is schetsmatig, vaak buiten geschilderd. ongewone standpunten en afsnijdingen om effect van momentopname te versterken

 

Postimpressionisme ca. 1880-1900

Seurat: pointillism, kleuronderzoek

 

Jugendstill / art nouveau Ca. 1890- 1915

Invloed van Arts- and- craftsbeweging (ambachtelijke handwerk van begin

tot eind)

 

Symbolisme; niet hoe het is, maar hoe het voelt

Impressionisme = waarneming

Symbolisme = betekenis van de voorstelling =  persoonlijke beleving

           

 

De Stijl -1917

Esthetische balans door tegenstellingen, als horizontaal / verticaal en primaire kleuren  verhoudingen in balans, maar niet symmetrisch universele beleving schoonheid kan alleen abstracte, Kunst voor een beter harmonieuzer leven.

 

Futurisme: Verheerlijken: toekomst, techniek en oorlog.

Onderwerp in de kunsten:  trein, auto’s, paarden, machinerie dynamiek

  • Dynamische compositie om beweging te suggereren
  • Diagonale lijnen in deze compositie
  • Trachten een serie in één beeld samen te voegen
  • Gebruik van abstracties

 

Surrealisme:

Vrij in hun manier van denken, onderbewuste als inspiratie voor een nieuwe zelf te creëren wereld, werking van het onderbewuste en bevrijd door filosofie.

Kubisme:
alle vormen worden teruggebracht tot hoekige, kubusachtige basis vormen: de vormen lijken uiteen te vallen in kleine fragmenten het schilderij is een plat vlak, dat bedekt is met vormen, lijnen en kleuren.  verschillende standpunten in één beeld lichtval vanuit verschillende kanten

 

Dadaïsme:

Bevragen van verleden en kunst door absurditeit in kunst en literatuur.

Dada maakte antikunst, wilde shockeren door gebruik te maken van humor en ironie, gewone gebruiksvoorwerpen, afvalproducten te verwerken in de kunstwerken.

 

 

Middeleeuwen 10e tot 11e eeuw

  • Alles draait om kerk en klooster
  • Veel mensen zijn analfabeet dus afbeeldingen in kerken moeten de bijbel uitleggen
  • Kunstenaar is anoniem en ambachtsman

 

Hofcultuur 15e en 16e eeuw

  • Politieke macht en economische macht
  • Uitvinden van het perspectief, anatomiestudies zorgen voor meer kloppende mensen afbeeldingen
  • Dans kreeg haar eerste regels
  • Stichting eerste academisch

 

Romantiek en Realisme 18e en 19e eeuw

  • Wetenschap en techniek
  • Onvrede met het hier en nu, verlangen naar beter en mooier
  • Realisme is wanneer kunstenaars niet meer iets anders willen weergeven dan de werkelijkheid

 

Cultuur van het moderne 1900 tot 1945

  • Intercultureel
  • Kunst ging op zoek naar grenzen mede door nieuwe mogelijkheden
  • De nieuwe kunstenaars werkten niet meer in opdracht maar vanuit hun eigen persoon, grenzen vervagen
  • Modernisme is de drang om te experimenteren en het scheppen van een grotere afstand tussen het kunstwerk en de werkelijkheid

 

Massacultuur 1945 tot nu

  • Vermaak / esthetica
  • Grenzen van kunst zijn geheel onbenoembaar
  • Conceptuele kunst wordt belangrijk het idee boven de vorm steeds meer invloeden van verschillende kunstvormen en meerdere disciplines.

 

Popcultuur

  • Voor de massa
  • Jongeren als consument
  • Toegankelijke kunst en cultuur
  • Idolen zetten trends
  • Beeldtaal overal
  • Inhoudelijk oppervlakkig “ leuk “

 

Popmuziek

  • Toegankelijke muziek, Voor de massa, jongeren als consument, Voor vermaak, Commercieel
  • Instrumentaal, Herkenbare herhalende structuren, ¾ minuten
  • Vanaf 1945
  • Hand in hand met technologische ontwikkelingen, Multidisciplinair

 

Modernisme -> 1900-1960

  • High art
  • Kunstenaar werkt in specifieke stijl
  • Museum bepaalt met name de kunst
  • Er bestaat binnen elke kunststijl een duidelijke eenheid
  • Less is more
  • minimalisme
  • Kunst
  • Idealisme naar de perfecte universele cultuur
  • Historisch
  • Hiërarchisch
  • Idealisme
  • Op zoek naar waarheid
  • Gericht op het algemene
  • Formalistisch abstract
  • Vorm is belangrijker dan concept
  • Authentiek
  • Voltooid kunstwerk als doel

 

Postmodernisme -> 1960 tot nu

  • Low art
  • Het alledaagse
  • Publiek bepaalt met name de kunst
  • Er is geen eenheid
  • Eclectisch
  • Less is a bore
  • Kitsch
  • maximalisme
  • zonder vaststaand eindpunt
  • Hier en nu
  • Anarchisme
  • Cynisme
  • Op zoek naar de leugen
  • Gericht op de uitzondering
  • Figuratief esthetisch
  • Vorm kan losgekoppeld worden van functie
  • Productie

 

High art

  • museum, concerten, toneel, galerie
  • Klassiek
  • Literatuur
  • Overheidssubsidies
  • Sponsors
  • Intellectueel en filosofisch

 

Low art

  • Soap, videoclip, hollywoodfilms, musical
  • Popmuziek, mode
  • Jongerencultuur
  • Voor de massa
  • Media, reclame, consumptie
  • Vermaak, winstoogmerk

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.