5.2 Democratie in Nederland:
Nederland werd in 1813 een constituele monarchie. Die constituele monarchie had een grondwet en een parlement, dat bestond uit de Eerste en Tweede Kamer (Staten-Generaal), de leden uit de Eerste Kamer werden gekozen door de koning. De leden uit de Tweede Kamer werden gekozen door de koning. De koning had dus eigenlijk alle macht. Maar door de grondwet die in 1848 door Thorbecke werd geschreven, kreeg het Parlement veel macht.
In 1840 werd Willem II (de zoon van Willem I en de koning voor Willem II) koning. Willem I had (blijkbaar) teveel geld uitgegeven toen hij koning was. De liberalen eisten daarom controle op de financiën.
Door misoogsten leden veel mensen vanaf 1845 honger. In Parijs leidde dat op een opstand van het volk tegen de regering. Willem II vluchtte en de liberalen maakte Frankrijk (weer) een republiek. Er kwamen meer volksopstanden, daardoor werd Willem II bang en gaf zich over aan de liberalen.
Thorbecke schreef een nieuwe grondwet. Daardoor kreeg Nederland een Parlementair stelsel, werd de koning staatshoofd, maar verloor wel veel macht en werden de leden van de Eerste Kamer gekozen door de Staten-Generaal (de Staten-Generaal werd ook door burgers gekozen)
In 1887 werd het kiesrecht uitgebreid, omdat de socialisten het er niet mee eens waren dat je wel keihard moest werken in bijvoorbeeld fabrieken, maar je dan geen invloed had op het bestuur. In 1917 kwam er algemeen kiesrecht voor mannen. In 1919 kwam er algemeen kiesrecht voor iedereen (dus ook voor de vrouwen)
REACTIES
1 seconde geleden