GSG alle aantekeninen.
1
Marxisme tegenover leninisme
Voorwaarden voor ontstaan van een communistische samenleving:
Politieke verhouding wordt bepaald door economische verhouding. Je rijkdom bepaalt je macht in de samenleving.
Zij die de productiemiddelen in handen hebben zijn de bezittende klasse ( kapitalisten) en hebben dus ook de macht.
Zij die niet in bezit zijn van productiemiddelen zijn het proletariaat, de onderdrukte klasse. Klassenstrijd:
De tegenstelling tussen arm en rijk wordt groter. Meer bezitlozen en een kleine groep die steeds rijkeer wordt. De arbeidersgroep wordt groter en armer.
Verelendungstheorie minder vrije tijd, alleen maar werk, mensen raken afgestompt want er is geen zelfontplooiing (fermremdungstheorie) waardoor er dus ook een eenheidsmassa ontstaat.
Arbeiders zullen spontaan in opstand komen door een revolutie en de macht oevrnemen, dictatuur van het proletariaat.
Marx baseerde zijn theorie op de ellende van de fabrieksarbeiders die hij zag. Uitspraken: Arbeiders aller landen, verenigt u! (tegen onderdrukking, arbeiders moeten elkaar steunen en niet met elkaar strijden) Godsdienst is opium van het volk. Lenin wilde de revolutie niet afwachten. Deze moest centraal georganiseerd worden door een revolutionaire elite, de communistische partij, die leiding moest geven aan de communistische staat. Dictatuur van de partij.
Lenin wilde ook een wereldrevolutie. De communistische partij moest ook na de revolutie blijven bestaan.
In rusland kon moeilijk een spontane revolutie plaatsvinden omdat de meeste mensen geen arbeiders maar landbouwers waren. Zij hadden dus iets te verliezen, namelijk hun land.
Lenin tegenover Stalin.
Nep Planeconomie
De staat bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd wordt.
Grootgrondbezit wordt verdeeld onder de boeren. Vrijheid aan de boeren om zelf een deel van de oogst te verhandelen en te bepalen wat ze verbouwden. Betrekkelijke vrijheid van de burgers.
Kleine bedrijven betrekkelijke vrijheid zodat de grote bedrijven niet te machtig werden
Journalisten en kunstenaars hadden nog wat vrijheid hoewel ze individualistisch bezig waren in een totalitair regime. De staat bepaalt wat en hoeveel er geproduceerd wordt.
Strenge 5 jarenplannen
Sterke industrialisatie, het kapitaal hiervoor moest uit de sovjetunie zelf komen.
Exportproducten moesten kapitaal opleveren, dus collectivisatie van de landbouw. Kolchozen en sovchozen, landarbeiders.
Voorrang voor de zware industrie. Industrie zorgt voor groei SU
De burgers hadden weinig vrijheid en rechten. Koelakken waren boeren die hun eigen bedrijf wilden houden en hier meestal zwaar voor gestraft werden.
Terreur en censuur.
De problemen van de republiek van Weimar.
-De versailles bepalingen waren te zwaar, niemand zou daaraan kunnen voldoen. Dit leidde o.a. tot de ruhrbezetting/ staking/ crisis. -De democratische staat stond zwak • de bevolking was kwaad over het feit dat zij getekend hadden voor de Versailles bepalingen. • Jonge republiek, geen ervaring met democratisch bestuur. • Noodverordening 48 uit de grondwet. Hiermee kon het parlement afgezet worden. • Een grote groep mensen was al tegen de democratie, conservatieven en communisten bijvoorbeeld. -de wereldwijde economische crisis van 1929
Hierdoor kon een charismatische leider het hele land met zich meekrijgen.
Rusland tegenover Duitsland, hitler en lenin aan de macht.
Rusland 1917 Duitsland 1933
Econimisch slecht, eerste wereldoorlog, boeren aan het front.
Regering had geen controle, politieke, economische en sociale chaos. Na wo1 schuld, gebiedsverlies, herstelbetalingen, economisch zooitje.
Maart-februarirevolutie, tsaar afgezetvoorlopige regering.
Deze wilde parlementaire democratie en doorvechten in wo1.
Sovjets, de raden, steunden de regering maar werden machtiger dan de regering. Staatsgreep Lenin, oktoberrevolutie. Weimar republiek. Opbouwen democratische staat, maar wetsartikel 48 bestond waarmee de regering het parlement buitenspel zet. Het is dus niet helemaal een democratie. Verkiezingen niet door Lenin gewonnen.
Lenin als leider van de bolsjewieken zette de doema aan de kant en schafte de verkiezingen af. Economische crisis die de regering niet kan oplossen.
Hitler ´weg met het dictaat van versailles´.
• Zorgt voor werkgelegenheid. • Militaire doelen • Propaganda, opbouw, aanleg autobahn • Democratische waarden onbelangrijk. Bolsjewieken ~roden~ vochten tegen de ~witten~ , aanhangers van de voorlopige regering met steun uit west europa. Hitler kanselier -rijksdagbrand -hitlerde communisten willen ons vernietigen, roept noodverordening uit en schuift zo parlement aan de kant.
Bij de verkiezingen had Hitler geen meerderheid, maar door d Sa was het parlement bag voor hem. Wetsvoorstel:NSAP 4 jaar alleen regeren, absolute macht, Hitler dictator.
Machthebbers in de su.
leider discontinuïteit Continuïteit
stalin Grote terreur
Streng
Planeconomie
Bevolking in armoede
Chroetsjov
~hoewel hij zijn
positie aan stalin
te danken heeft~ Destalinisatie
Vrijheid politieke gevangen
Toekomst leek milder
Meer vrijheid in bijv. kunst Machtspositie Partij
Geleide economie.
Bresnjev Herstalinisatie.
Sovjetunie raakt achterop.
Schijn militaire grootmacht.
Veel bij het oude gelaten.
Patij en geleide economie.
Het ging slecht met de bevolking.
Gorbastjov
Op weg naar….
Orienteren op het westen Glasnost. Weg naar democratie.
Perestrojka. Economische hervormingen De SU is er slecht aan toe.
Jeltsin 1991 ontbinding Su
Ontwrichte economie, een beroerde vorm van markteconomie die nog slechter liep dan de geleide. Autoritaire leider, Jelstin stuurde regelmatig de doema naar huis.
armoede
Hitler en Lenin/rusland duitsland overeenkomstem en verschillen.
Overeenkomsten: Rusland was onderontwikkeld en dictatoriaal geregeerd. Duitsland was arm door de herstelbetalingen van wo1
In beide landen heeft de parlementaire democratie nooit echt voet aan de grond gekregen.
Slechte internationale verhoudingen: Duitsland was de grote boosdoener van wo1. Rusland: Het westen was tegen het communisme en rusland verliet de oorlog.
Hitler en Stalin schoven beiden een democratie aan de kant, hoewel Duitsland door dat ene wetsartikel niet helemaal een democratie was. Ze hadden in ieder geval geen absolute meerderheid bij de verkiezingen. Ook trokken ze zich niets aan van de internationale politiek. Ze beloofden werk en verbetering aan de mensen en maakten gebruik van Terreur en propaganda.
Verschillen: Lenin en dus het communisme aan de macht door burgeroorlog. Hiler aan de macht zonder oorlog. Ideologie: nationaal socialisme en communisme. Kenmerken fascisme..
Fascisme=staatsvorm
Nationaal socialisme:Fascistische staatsvorm+ rassenleer.
Fasisme: • Eigenbelang is ondergeschikt aan staatsbelang • Strijd tegen allen die hiertegen zijn (in het land zelf) • Sterke centrale macht. • Nationalisatie internationale ondernemingen
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
1 seconde geleden