Samenvatting Geschiedenis Examen HAVO

Beoordeling 8.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 6473 woorden
  • 11 mei 2019
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 8.3
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Studeer met een open blik

Een studie die filosofie, psychologie en sociologie combineert, en waarin je ook nog eens goed leert te reflecteren en gesprekken te voeren – klinkt dat als jouw droomstudie? Dan is de bachelor Humanistiek misschien iets voor jou.
Kom kennismaken op de Open Dag van 16 november.

Meld je aan voor de Open Dag

(De tijdvakken in de bijlage zijn gekopieerd van een eerdere samenvatting van scholieren.com)

  1. Historische context: Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden 1515-1648
  2. Waardoor brak er een opstand uit in de Nederlanden, 1515-1572?

In 1515 werd Karel V landsheer van de Nederlanden. De Nederlanden bestonden toen uit 17 gewesten. Er was geen eenheid, omdat ze hun eigen gewoontes en regels hadden. Gewesten en steden hadden privileges(vb. eigen rechtspraak). Hoe meer belasting, hoe meer privileges. De vorst wilde centralisatie(besturen vanuit één punt met uniforme wetten), omdat zijn macht hierdoor minder werd. De privileges werden bedreigd door de centralisatiepolitiek. Karel V benoemde een landvoogd die de leiding had voor als hij er zelf niet was.

Vlaanderen en Brabant waren de belangrijkste gewesten, omdat ze de meeste belasting betaaldenà meer invloed. Ze waren sterk verstedelijkt. De stedelijke burgerij had veel macht. In het algemeen was er veel nijverheid en handel in de Nederlanden en het ging economisch erg goed.

Aan het begin van de 16e eeuw begon een hervormingsbeweging in de kerk. De oorzaak hiervan was dat hervormers zeiden dat alleen wat in de Bijbel stond waar en zuiver was. Er was verder veel kritiek op de levenswijze van geestelijken en de macht en rijkdom van de kerk. er ontstond een breuk tussen katholieken en protestanten(hervormers) en de protestanten richtten hun eigen kerk op. De splitsing in de kerk heet de Reformatie/Hervorming.

Maarten Luther en Johannes Calvijn stonden aan het hoofd van de Reformatie. Luther schreef zijn 95 stellingen waar kritiek op de rooms-katholieke kerk in stond. Hij moest daarom verschijnen op de Rijksdag in Worms(1521) om dit terug te nemen, maar hij weigerde. Hij vond dat alleen de Bijbel richtinggevend is en niet de paus/katholieke kerk. ook vond hij de machtsaanspraken van hun onterecht.

De ideeën van Luther werden verspreid via boeken en pamfletten en vormden een bedreiging voor Karel V, omdat hij steunde op de macht van de katholieke kerk. door de Rijksdag is Worms hadden Duitse vorsten voor het protestantisme/Luthers kant gekozen en raakten ze in oorlog met Karel V.

Calvijn vond dat onderdanen zich mochten verzetten tegen godsdienstpolitiek van de vorst als ze het er niet mee eens waren. Burgens mochten in opstand komen tegen de overheid die zich niet aan Gods wil hield, maar Luther vond juist het tegenovergestelde. Volgens hem moesten burgers trouw zijn aan de overheidà belangrijk verschil. De aanhangers van Luther heetten lutheranen en van Calvijn calvinisten. In NL was het calvinisme erg populair.

Vorsten stonden vaak maar één godsdienst toe om chaos te voorkomen(vb. Karel Và Katholiek). Karel V vervolgde protestanten, maar lokale overheden moesten de uitvoering hiervan regelen. Veel werkten hier niet aan mee en de eerstvolgende Rijksdag werd het duidelijk dat veel vorsten het niet met hem eens waren. Hierdoor besloot hij dat lokale overheden zelf mochten beslissen het Edict in te voeren of niet.

De protestantenvervolging in NL werd gecentraliseerd en werd uitgevoerd door de Spaanse inquisitie(groep dat ketters moest opsporen en straffen).

  • Kettervervolging: vervolging van protestantenà ketters kregen doodstraf.

In DU waren een aantal vorsten aanhangers van Luther geworden en weigerden daarom maatregelen tegen het protestantisme uit te voerenà Schmalkaldisch verbond. Het Lukte Karel V niet om een oorlog tegen hun te winnen en daarom kwam in 1555 de Vrede van Augsburgà wie het gebied beheerst, beheerst de godsdienst. De verdeeldheid in Karels rijk bleef bestaan en hij werd gedwongen het protestantisme toe te staan in Duitse gebieden. Het lukte hem niet het protestantisme te verslaan en trad daarom afàzoon Filips ll aan de macht.

Filips ll vertrok naar Spanje en benoemde zijn halfzus Margaretha van Parma tot landvoogdes. Zij zette de centralisatiepolitiek en vervolging voort, maar kreeg te maken met veel protest tegen hoge belastingen, de centralisatiepolitiek en de strenge godsdienstpolitiek. Vooral de adel was tegen centralisatiepolitiek, omdat ze bang waren hun macht te verliezen. Door de lagere adel werd in 1566 het Smeekschrift aangeboden, omdat ze wilden dat de kettervervolging stopte en hun privileges hersteld werden. Margaretha stemde in minder streng te zijn en stuurde het Smeekschrift door naar Filips ll.

De gevluchte calvinisten keerden terug en hielden buiten bijeenkomsten(hagenpreken), omdat Margaretha minder hard optrad. Hierdoor kwam in 1566 de Beeldenstorm en werden veel heiligenbeelden vernield in katholieke kerken. Filips ll wilde de verantwoordelijken straffen en stuurde daarom in 1567 een leger naar de Nederlanden onder leiding van hertog Alva. Hij werd aangesteld als nieuwe landvoogd.

De Raad van Beroerten(Bloedraadàveel doden) kreeg als taak de verantwoordelijken voor de Beeldenstorm te straffenàcentrale rechtbank. Veel mensen vluchtten naar andere landen hierdoor.

Door de Beeldenstorm en de komst van Alva werd de kloof tussen edelen en Filips ll vergroot. Willem van Oranje werd ontslagen als stadhouder en vluchtte naar Duitsland, waar hij mensen opriep tot verzetàbegin van de Opstand(1568). Het conflict tussen edelen en Filips ll leidde tot de Tachtigjarige Oorlog(1568-1648) tussen Spanje en de Nederlanden.

In 1572 namen de Watergeuzen(onder leiding van Willem van Oranje) Den Briel inàeerste succes van opstand. Willem koos in het begin van de opstand geen partij in het godsdienstconflict en koos voor een nationale invalshoek, omdat hij een zo groot mogelijke aanhang voor een opstand wilde. Hij werd datzelfde jaar benoemd tot stadhouder door de Staten van Holland en Zeelandàrevolutionair, omdat dit altijd door Filips ll werd gedaan.

  1. Waardoor resulteerde de opstand in het ontstaan van de Republiek, 1572-1588?

Filips ll wilde dat Alva de opstand in de Nederlanden zou neerslaan, maar de gewesten verenigden zich juist daardoor en werden de opstandelingen nog sterkerà burgeroorlog. Willem van Oranje voerde een propagandaoorlog, zodat de gewesten mee zouden(blijven) doen met de strijd tegen de Spaanse overheersers. Hij riep Nederlanders op hun vaderland te beschermen tegen de Spanjaarden.

De zuidelijke gewesten Vlaanderen en Brabant bleven eerst trouw aan Filips ll en deden niet mee aan de opstand. Een paar Vlaamse steden(vb. Antwerpen) kozen wel de kant van de opstandelingen.

In 1575 had het Spaanse rijk geen geld meer en werden soldaten uit het Spaanse leger niet meer uitbetaald, waardoor ze o.a. in Brabant gingen muiten en plunderen. De Nederlandse gewesten werkten samen om een einde hieraan te maken en wilden zich verenigen tegen Spanje. Dit bondgenootschap werd in 1576 gesloten met de Pacificatie van Gentà hoogtepunt voor Willem van Oranje. De Spaanse troepen moesten vertrekken en er moest een gezamenlijk standpunt over godsdienstige kwesties komen volgens hun. De godsdienstige situatie veranderde toch niet en er kwamen steeds meer radicale calvinistische bestuurders in de zuidelijke gewestenà tegen afspraak dat zuiden katholiek mocht blijven. Door de godsdienstkwestie mislukte de Pacificatie van Gent snel.

De calvinisten veroveren een paar Vlaamse steden en verboden daar het katholicismeà strijdig met Pacificatie van Gent en daarom sloten verschillende zuidelijke gewesten een verbondà Unie van Atrecht(1579) en werden weer trouw aan Filips ll. De noordelijke gewesten en een paar Vlaamse steden sloten daarom dat jaar ook een verbondà Unie van Utrecht. Ze wilden hiermee de troepen van de hertog van Parma verdrijven. Gewesten die zich niet bij één van de Unies hadden aangesloten, werden veroverd door Parma. De gewesten raakten verdeeld door de Unies.

De Nederlanden(gewesten van Unie van Utrecht) maakten zich in 1580-1581 los van Spanje. Door het Plakkaat van Verlatinghe(1581)àgeschreven door Staten-Generaal, waarin stond dat zij het recht hadden om een vorst af te zetten als hij zich als tiran gedroeg, zetten ze  Filips ll af. Hierdoor kwam er een scheiding tussen Filips+ zijn gewesten en de opstandige gewesten. Tussen 1581 en 1588 zochten de gewesten naar een landsheer. Willem wilde er graag één uit Frankrijk(vijand van Spanje) om een bondgenootschap tegen Spanje te sluiten, maar die was geen succes. In 1581 stelden de Staten van Holland voor Willem tot vorst te benomen, maar hij sloeg dit voorstel af, omdat steun van Frankrijk belangrijker was. In 1584 werd Willem van Oranje vermoord door Balthasar Gerards.

Er kon geen nieuwe vorst gevonden worden(EN en FR waren niet geschikt) en in 1585 werd Antwerpen weer ingenomen door de Spanjaardenà Val van Antwerpen. De inname had gunstige gevolgen voor de ontwikkeling van de Republiek, omdat kooplieden naar de Noordelijke Nederlanden vluchtten en bijdroegen aan de bloei van de handel. Verder sloten Holland en Zeeland de Schelde af, waardoor handel in Antwerpen onmogelijk werd gemaakt. Amsterdam had hierdoor minder concurrentie en groeide uit tot het centrum van de Europese handel.

Spanje voerde met veel Europese landen oorlog(vb. Engeland) en daarom konden ze zich niet volledig op de Nederlanden richten. Ook kreeg de Republiek steun van Engeland in de opstand.

In 1588 werd door de opstandige gewesten besloten geen vorst te nemen, maar om verder te gaan als De Republiek der Zeven Verenigde Nederlandenà Holland, Friesland, Zeeland, Drenthe, Utrecht, Gelderland en Overijssel. Holland was economisch het verst ontwikkeld. In 1648 was de internationale erkenning van de Republiek als onafhankelijke staat(Vrede van Münsteràeinde Tachtigjarige Oorlog).

  1. Waardoor ontstond in de Republiek de Gouden Eeuw, 1588-1648?

In de Noordelijke Nederlanden was er tijdens de opstand sprake van economische groei. De afsluiting van de Schelde en de immigranten uit de Zuidelijke Nederlanden gaf de Hollandse en Zeeuwse steden een economische stimulans. De zeegewesten konden door de groei van de stedelijke bevolking en de moedernegotie zich richten op commercialisering van landbouw, gericht op stedelijke markt. De Hollandse kooplieden, die handel dreven met landen uit het Oostzeegebied, legden met de moedernegotie de basis voor de economische groei. Er kon specialisatie ontstaan. Zo konden bv. boeren zelf land opkopen en meer verbouwen. Door de groeiende handel profiteerde de nijverheid. Handelaren hadden schepen nodig en hier hadden o.a. schepenmakers profijt van.

Rond 1600 groeide de Europese handel van de Republiek uit tot internationale handelà oprichting van Amsterdamse Wisselbank en Amsterdamse Beurs.

  • Amsterdamse Wisselbank: hier wisselden kooplieden muntgeld en deden er financiële transacties.
  • Amsterdamse Beurs: ontmoetingsplaats voor iedereen die iets met handel te maken had.

De Republiek verzorgde het grootste deel van de Europese vrachtvaart, omdat kooplieden uit de Republiek gingen samenwerken. Zo konden ze elkaars schepen beschermen en lieten ze ook een gezamenlijk schip bouwen. De handel van de Republiek groeide: Amsterdam werd één van de belangrijkste handelscentra van Europa. Amsterdam werd ook wel de stapelmarkt genoemd, omdat producten uit allerlei landen werden aangevoerd, opgeslagen en verkocht.

Een andere belangrijke ontwikkeling was dat de adel niet langer de belangrijkste en hoogste laag vormde, maar regenten(kooplieden). Ze hadden veel geld en kochten veel luxegoederen. Regenten waren bestuurders van de Nederlandse steden in de 17e en 18e eeuw en hadden de belangrijkste functies en bestuursambten in een stad.

De Republiek was een statenbond gewordenà bond van vooral zelfstandige staten en gewesten.

  • Staten-Generaal: regelt samenwerking tussen gewesten

Elk gewest betaalde belasting en kreeg in ruil daarvoor vertegenwoordiging in de Staten-Generaal. Daar werd beslist over buitenlandse politiek, defensie en financiën die daaraan waren verbonden. Ook bestuurde de Staten-Generaal de Generaliteitslanden: Zeeuws-Vlaanderen, Brabant en Limburgà mochten geen afgevaardigden sturen, omdat ze katholiek waren. Bij belangrijke besluiten had elk gewest het vetorecht om een besluit te verbieden.

  • Gewestelijke Staten: bestuur van een gewest. Zij besloten over kerkelijke zaken, belastingen, wetgeving en rechtspraak. Hierdoor bleef de oorlog tegen Spanjeà overleg over militair en buitenlands beleid de belangrijkste gezamenlijke verantwoordelijkheid van de gewesten. De handelsbelangen van regenten en noodzaak inkomsten te hebben voor oorlogsinspanningen wogen zwaar mee in het beleid van de Republiek.

Doordat Holland 58% van de belastingen betaalden, hadden ze vaak ook de doorslaggevende stem in de Staten-Generaal.  Handelsbelangen wogen daarom zwaar mee in vergaderingen. Ook de noodzaak inkomsten te hebben voor het voeren van oorlog speelde een rol. Beslissingen konden alleen genomen worden als alle gewesten ermee instemden en daarom moest er veel onderhandeld worden.

  • Stadhouders: bevelhebbers van landlegers van gewesten(legerleiders). Ze werden benoemd door de Gewestelijke Staten. Ze waren altijd afkomstig uit de familie van Oranje. Zo werd na de dood van Willem van Oranje in 1584 zijn zoon Maurits van Oranje benoemd tot stadhouder van Holland en Zeeland.

In 1602 werd de VOC opgericht. Ze kregen monopolie op handel met Azië van de Staten-Generaal. Ook kregen ze bestuursbevoegdheden(=mochten zelf oorlogen beginnen), omdat de schepen ver van de Republiek waren. Specerijen waren het belangrijkste handelsproduct van de VOC, maar later werden thee en textiel ook belangrijk. Het was een kapitalistische onderneming(=aandeelhouders wilden zoveel mogelijk winst maken).

Er was nog geen godsdienstvrijheid in de Republiek, maar wel gewetensvrijheid. Door de tolerantie kwamen er veel immigranten, die in de groeiende economie werk konden vinden. Tijdens de welvaartsgroei ontstond er grote vraag naar luxe goederen(vb. schilderijen en boeken).

Vanaf 1650 werd de economie van de Republiek langzaam ingehaald door Engeland en Frankrijk en was de Gouden Eeuw voorbij.

  1. Historische context: Duitsland 1871-1945
  2. Wat betekende de vorming van het Duitse Keizerrijk voor het machtsevenwicht tussen de Europese grootmachten, 1871-1918?

Voor 1870 was Duitsland verdeeld in veel kleine staatjesàgeen eenheid. De belangrijkste Duitse staat was Pruisen. De minister-president van Pruisen was Otto von Bismarck. Hij wilde Duitsland één land maken. In 1867 verenigde 22 Duitse staten zich tot de Noord-Duitse Bondà begin eenheid.

Frankrijkà sterkste land in Europa was hier niet blij mee, omdat ze de groeiende macht van de Noord-Duitse Bond als een bedreiging zagen. Het gevolg hiervan was dat in 1870 een oorlog tussen de twee landen ontstondà Frans-Duitse oorlog(1870-1871). Frankrijk werd verslagen en moest o.a. een belangrijk industrieel gebied afstaan aan Duitslandà Elzas-Lotharingen. Door de overwinning kondigde Bismarck Duitsland als eenheidsstaat aan. Het Duitse Keizerrijk werd in Versailles uitgeroepen, waarin de Duitse staten verenigd werden. De koning van PruisenàWilhelm l werd de nieuwe keizer en Otto von Bismarck werd bonskanselier.

De Duitse staten die nog niet bij de Noord-Duitse Bond waren aangesloten hoorden nu ook bij het Duitse Keizerrijk. Het werd een sterke staat op militair, economisch en politiek gebied onder leiding van Pruisen en zo kwam er een einde aan de dominantie van Frankrijk in Europaà Fransen wilden wraakà spanning.

Aan het einde van de 19e eeuw was er veel sprake van nationalisme in Europese landen. Dit zorgde voor veel spanningen, omdat ze beter wilden zijn dan andere landenà dit was ook zo bij Duitsland. Nationalisme speelde een rol bij de strijd om koloniën(hoe meer koloniën, hoe sterker en groter het land). Grondstoffen uit koloniën waren erg belangrijk, omdat deze nodig waren in tijd van industrialisatie.

Rijkskanselier Bismarck was tevreden met de nieuwe machtssituatie in Europa, maar hij zag dat Duitsland omgeven was door sterke mogendheden. Hij voerde daarom Realpolitik in, met als doel om het machtsevenwicht te handhaven door alliantiepolitiekà sluiten van bondgenootschappen.

Bismarck was tegen imperialisme, omdat dit tegen conflicten zou kunnen leiden met andere Europese grootmachten. Hierdoor zou het bestaande machtsevenwicht verstoord kunnen raken. Het was een rustige tijd onder leiding van Bismarck in Duitsland.

In 1888 stierf keizer Wilhelm l en kwam Wilhelm ll aan de macht. Hij wilde een grotere mogendheid van Duitsland maken en voerde daarom een agressievere en imperialistische buitenlandse politiek(Weltpolitik) in. Dit was gericht op (overzeese) expansie, waardoor Duitsland een grotere rol zou krijgen in de wereldpolitiek. Bismarck was het hier niet mee eens en werd ontslagenà nieuw tijdperk.

Wilhelm ll zag GB als tegenstander door hun grote vloot en daarom wilde hij de concurrentie aangaan op zee. Volgens hem had Duitsland een grote vloot nodig om de status te krijgen waar ze recht op hadden. Dit was een bedreiging voor GB, omdat ze voor de handhaving van het Britse Imperium de sterkste vloot ter wereld moesten zijn. In de Vlootwet(1898) werd de Duitse vloot uitgebreid, maar de Weltpolitik overzee pakte niet goed uit voor Duitsland. Daarom gingen ze zich in het begin van de 20e eeuw meer richten op het Oostelijke Europese continent.

Duitsland werd een grootmacht en het volk wilde steeds meer. Dit leidde tot grote zorgen voor andere grote Europese landen(vb. Frankrijk en GB). De groeiende internationale Duitse ambities gingen samen met een sterke economische groei en toenemend militarisme. Militarisme werd gezien als middel om andere landen te laten zien hoe sterk en machtig het land was.

Veel Europese landen sloten bondgenootschappen om machtiger over te komen.

  • Triple Alliantie: bondgenootschap van Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en Italië(1882)
  • Triple Entente: bondgenootschap van Rusland, Frankrijk en GB(1907). Dit was een krachtig tegenwicht voor de Triple Alliantie.

Rusland had daarnaast ook een bondgenootschap met Servië. Oorlog leek onvermijdelijk door het militarisme, de bondgenootschappen, het modern imperialisme en het nationalisme. Deze spanningen worden gezien als de oorzaken van WOI.

Op 28 juni 1914 werd de Oostenrijk-Hongaarse troonopvolger Frans Ferdinand in Sarajavo vermoord door Gavrilo Princip. Princip was een aanhanger van een Servisch nationalistische beweging. Deze aanslag was de aanleiding voor WOI.

Na de aanslag verklaarde Oostenrijk-Hongarije de oorlog aan Servië. Servië werd door Rusland gesteund, die een alliantie met Frankrijk vormde. Oostenrijk-Hongarije had een bondgenootschap met Duitsland. Op 3 augustus 1914 verklaarde Duitsland de oorlog aan Frankrijk. Nederland, Zwitserland en België bleven neutraal.

  • Centralen(Centrale mogendheden): gevormd door Duitsland, Oostenrijk-Hongarije en het Ottomaanse Rijk.
  • Geallieerden: Triple Entente(Frankrijk, GB en Rusland)+ andere landen(vb. VS)

In 1914 was de Duitse bevolking nog erg enthousiast over de oorlogà mannen meldden zich vrijwillig om naar het front te gaan, maar hoe langer het duurde, hoe minder dit enthousiasme werd. WOI had grote gevolgen voor het dagelijks leven, omdat het in veel landen zorgden voor voedseltekorten. Veel arbeiders vochten mee, waardoor er geen tijd was voedsel te produceren.

WOI was een totale oorlogà niet alleen legers vochten, maar de gehele maatschappij. Toen de oorlog langer duurde, leidde dat tot oorlogsmoeheid en onvrede bij de Duitse bevolking.

De Duitsers rukten snel op, maar in september 1914 lukte het de Fransen met veel moeite hun vlak voor Parijs tegen te houden. De maanden daarop probeerden troepen van beide kanten elkaar te omsingelen, maar dit lukte niet. Hierdoor kwam het westelijk front vast te liggen vanaf de Belgische kust tot aan de Zwitserse grens en de loopgravenoorlog begonà beide partijen groeven zich in om zichzelf te beschermen tegen vijandelijke beschietingen. Tijdens de oorlog werden er veel nieuwe wapens ingezet(vb. gifgas, mitrailleur en vlammenwerper). Ook werden er voor het eerst vliegtuigen en tanks in een oorlog gebruikt.

In 1917 begon Duitsland een onbeperkte duikbotenoorlog, waarbij alle schepen werden aangevallen.

  • Zimmerman-telegram: telegram waarin Duitsland Mexico overhaalde om deel te nemen aan WOI aan hun kant. Dit en de duikbotenoorlog waren directe aanleiding voor de VS om mee te doen aan WOI om Duitsland te stoppen.

Het Duitse front wist tot september 2018 stand te houden tegen de geallieerden. Er was onvrede aan het thuisfront en dit liep uit tot een revolutie in de herfst van 1918à 9 november werd in Weimar de Republiek uitgeroepen. Een dag hierna vluchtte Wilhelm ll naar NL en werd het duidelijk dat Duitsland de oorlog had verlorenà wapenstilstand op 11 november 1918. Er was veel werwoest door de oorlog door massavernietigingswapens en betrokkenheid van de burgers bij oorlogvoering. Er zijn ong. 9-15 miljoen slachtoffers gevallen in WOIà voornamelijk soldaten.

  • Interbellum: periode tussen WOI en WOII. Deze periode begon in 1918, nadat Duitsland zich overgaf aan de geallieerden.

Het Duitse Keizerrijk(1871-1918) hield op met bestaan na de overgave en het aftreden van Wilhelm II. Duitsland ging van 1919-1933 verder als de Weimarrepubliek(opvolger Duitse keizerrijk) en werd een parlementaire democratie.

  1. Welke factoren leidden tot de ondergang van de Republiek van Weimar, 1919-1933?

In 1919 kwamen verschillende landen bij elkaar voor het Verdrag van Versailles om dit te ondertekenen. Duitsland kreeg de schuld van WOI en Frankrijk wilde dat ze hard werden gestraft, zodat Duitsland hun nooit meer militair kon bedreigen.

Verdrag van Versailles:

  • DU moest koloniën en deel grondgebied afstaan(Elzas-LotharingenàFR en deel naar Polen)
  • DU mocht een leger van mx. 100.000 man hebben
  • DU moest enorme schadevergoeding en herstelbetalingen betalen
  • DU moest Wilhelm II uitleveren voor berechting

Duitsland was woedend, maar moest dit gedwongen accepteren.

Daarnaast werd afgesproken dat Oostenrijk-Hongarije werd opgesplitst in kleinere landen.

De leiders van de Weimarrepubliek probeerden d.m.v. vreedzame politiek weer aanzien te krijgen in Europa. Een groot deel van de Duitse bevolking had weinig vertrouwen in de nieuwe leiders, want ze vonden dat ze door hun WOI verloren en de schuld kregen in het Verdrag van Versailles. De oorlog was voorbij, maar politiek gezien was het niet stabiel in de Weimarrepubliek.

De economische situatie in de Weimarrepubliek was niet goed en er kwam een enorme economische crisis als gevolg van de herstelbetalingen die ze moesten betalen. De regering kon de politieke en economische problemen niet oplossen. Er werd geld bijgedrukt, waardoor de Duitse mark steeds minder waarde werdà hyperinflatie(1923). Hierdoor had het geld bijna geen waarde meer.

Om de Duitse economie te redden, leende de Amerikaanse overheid geld als onderdeel van het Dawesplan(1924), omdat de VS de Weimarrepubliek graag als afzetmarkt voor Amerikaanse producten wilde gebruiken. Volgens voorstanders zouden investeringen  van het Dawesplan leiden tot herstel van de Duitse economieà voordelig voor iedereen, maar volgens tegenstanders zou het een middel zijn om Duitsland afhankelijker maken van het buitenland en om aan de herstelbetalingen te voldoen. Daarnaast werd de Rijksmark als nieuwe munt ingevoerd om nieuw vertrouwen in de Duitse economie te blazen. Na 1924 herstelde de economie door hulp van VS en werden politieke tegenstellingen minder.

In 1929 stortten de beurzen in de VS in(beurskrach) en raakten ze in een economische crisis die snel oversloeg naar Europa. hierdoor gingen veel Europese bedrijven failliet en ontstond er werkloosheid. Vooral Duitsland werd getroffen, omdat de VS hun financiële hulp had stopgezet, terwijl Duitsland nog leningen en herstelbetalingen moest betalen. Er ontstond een wereldwijde economische crisis.

De hyperinflatie in Duitsland was gestopt, maar door bezuinigingen en de gevolgen van hyperinflatie verloren veel Duitsers hun spaargeld. Er ontstond groot wantrouwen tegen de nieuwe democratische leidersà politieke chaos. Dit wantrouwen leidde tot opkomst van extreemrechtse bewegingen en vraag naar een sterke leider met nieuwe politieke ideeën.

In Duitsland kwam het nationaalsocialisme(nazisme) op dat vond dat het eigen ras beter was dan andere rassen. Adolf Hitler en zijn politieke partij NSDAP waren de bekendste nationaalsocialisten in Duitsland en profiteerde van de ontstane politieke instabiliteit.

Hitler en de NSDAP vonden dat het Duitse Rijk moest worden hersteld en haar plaats in de wereld terug zou moeten claimen. Ook werd het Duitse ras(de Ariër) als superieur neergezet ten opzichte van andere bevolkingsgroepen(vb. joden). De NSDAP zou met Hitler Duitsland weer de grootste natie maken. Hitler zou herstelbetalingen stopzetten en afgestane grond terug claimen. Het Duitse volk werk economisch herstel beloofd, verwerping van het Verdrag van Versailles en een einde aan de chaos en sterk leiderschap.

Vooral arbeiders waren aanhanger, omdat een sterke leider hen uit de crisis zou helpen en een beter leven bieden. Door zware herstelbetalingen kregen democraten de schuld van de slechte omstandigheden in de jaren ’30, waardoor machtsovername van nationaalsocialisten mogelijk werd. Onder leiding van Hitler werd de NSDAP een massapartij. Hij gebruikte veel propaganda en paramilitair machtsvertoon.

De Rijksdag(gebouw waar parlement in zat) werd in brand gestoken door een Nederlandse communist(1933)à Rijksdagbrand. Alle communisten kregen de schuld en daarom verbood Hitler de communistische partij en een paar andere partijen.

In 1933 won de NSDAP de verkiezingen en werd Hitler rijkskanselier. Kort daarna nam de Rijksdag een wet aan waardoor Hitler kon regeren zonder de Rijksdagà volle zeggenschap.

Na de machtsovername van Hitler in 1933 begon hij met het opbouwen van een totalitaire staat. Zo zorgde hij er bv. met de machtigingswet voor dat het parlement geen macht meer hadà parlementaire democratie werd hiermee afgeschaft. De periode van de Weimarrepubliek eindigde en die van Nazi-Duitsland begon. Hitler nam in 1934 alle taken van president Von Hindenburg over na zijn dood en werd alleenheerser(Führer) van Duitsland.

  1. Welke gevolgen had het nationaalsocialisme voor Duitsland en Europa, 1933-1945?

Hitler probeerde Duitsland te nazificeren d.m.v. propagandaà onder leiding van minister van propaganda Joseph Goebbels. Het Duitse vol werd geïndoctrineerd en alle politieke partijen, op NSDAP na, werden verboden. Boeken die niet overeen kwamen met de ideeën van Hitler werden verboden.

Er kwam strenge censuurà mediaberichten die niet overeenkwamen met de ideeën van nazi’s werden niet gepubliceerd om een gemeenschapsgevoel te krijgen(Volksgemeinschaft).

Nadat Hitler aan de macht kwam, werd snel het eerste concentratiekamp geopend, waar politieke tegenstanders in werden opgesloten. Niet veel later werd ook mensen vanwege hun ras, fysieke eigenschappen, seksuele geaardheid of iets anders dat niet in de Duitse Volksgemeinschaft pasten opgeslotenà doel: van Duits volk een sterke eenheid te vormen.

De terreur tegen joden volgde snel. In 1935 werden de rassenwetten van Neurenberg ingevoerd, waarin beschreven stond wie wel en wie geen Duitser was. Mensen van wie ¾ grootouders geen Übermenschen(Ariërs) waren, waren geen echte Duitsers. Hierdoor werden veel alledaagse dingen voor joden verboden(vb. trouwen met joden was verboden voor Duitsers). De rassenwetten symboliseren een belangrijke stap in pogingen tot uitsluiting en uiteindelijke vernietiging van Joden in concentratiekampen(vb. Auschwitz en Sobibor).

Joden mochten niet meer met Duitsers werken, bij dezelfde vereniging horen of dezelfde opleiding volgen. Ook mochten ze niet meer in alle winkels of sommige delen van steden komen en kregen ze vaak te maken met verbaal/fysiek geweldà Jodenhaat(=antisemitisme). Dit zou uiteindelijk uitlopen tot massale uitroeiing in concentratiekampenà Endlösung der Judenfrage. In 1943 kwam de Jodenvervolging op volle gang en werden Joden massaal opgepakt tijdens razzia’s(= jacht op mensen) en gedeporteerd naar concentratiekampen om vergast te worden in gaskamersà Holocaust/genocide.

De economische situatie in Duitsland werd veel beter doordat er veel industrialisatie plaatsvondà doel van nazi’s. Er werd geïnvesteerd in snelwegen en het staatsleger en Hitler hield zich aan zijn beloftes, want de werkloosheid werd minder en hij hield zich niet aan het Verdrag van Versaillesà hierdoor veel steun van bevolking. Hitler voerde een krachtige buitenlandse politiek. Hij vond dat het Arische ras meer leefruimte(Lebensraum) verdiende en streefde naar totale herschikking in Europa, waarin het Arische ras moest overheersen.

Frankrijk en GB grepen eerst niet in toen Hitler zich niet meer aan het Verdrag van Versailles hield, omdat ze geen nieuwe oorlog wilden. Duitsland mocht met steun van Italië en op ‘verzoek’ van Oostenrijk, Oostenrijk bezetten om vrede en veiligheid te bewaren. In 1938 vond de Anschluss plaats en behoorde Oostenrijk tot het Duitse rijk.

GB voerde een appeasementpolitiek in om oorlog te voorkomen(vb. Conferentie van München in 1938à DU kreeg toestemming van FR en GB om Sudetenland in te nemen). Ze dachten dat de uitbreidingsdrang van Hitler over zou zijn, omdat hij zei dat hij alleen aansluiting zocht bij landen waar veel Duitsers woonden. Hij zei dat er geen verdere dreiging of expansie van het Duitse rijk zou komen en GB geloofde dat.

Na Rijnland, Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije sprak GB af met Duitsland dat ze de heroverde gebieden mochten houden als ze niet nog meer grondgebied zouden innemen. Op 1 september 1939 viel Duitsland toch Polen aan en verklaarden GB en Frankrijk de oorlog aan Duitslandà begin WOII.

Tijdens WOII waren er twee bondgenootschappen:

  • As-mogendhedenà DU, IT, JAP+ enkele andere landen
  • Geallieerdenà GB, FR(later ook VS+ SU)

In 1939 had Hitler een anti-aanvalspact met de SU geslotenà Molotov-Ribbentroppact. In juni 1941 viel Duitsland toch de SU binnen, omdat Hitler tegen het communisme was, het een groot gebied was en dus veel leefruimte bood en er minderwaardige Slavische volkeren woonden. In de veroverde genocide begon de genocide op joden.

De inval kwam voor Jozef Stalin(leider SU) heel onverwacht. Het Russische leger was niet klaar voor een oorlog, waardoor de Duitsers veel gebieden konden veroverenà gevolg: slachtoffers en vernielingen. De SU kon zich herstellen bij de Slag om Stalingrad(augustus 1942-februari 1943) en dit werd ook het eerste grote verlies van de Duitsers. De SU veroverde langzaam hun gebieden terugà Slag om Stalingrand was het keerpunt van de oorlog aan het oostfront. Er was een tweefrontenoorlog, omdat Duitsland in het westen streed tegen GB en in het oosten tegen de SU.

Na de grote verliezen in Stalingrad trokken de Duitsers zich begin 1943 terug uit de SU. Op 6 juni 1944 ondernamen de geallieerden een gezamenlijke actie om met een massale landing op de kust van Normandië, Frankrijk te komenà D-Dayà begin van de bevrijding van West-Europa.

Langzaam vochten de geallieerden zich Frankrijk in en drie maanden later werd Parijs bevrijd en een maand daarna ook België. Op 5 mei 1945 werd ook Nederland bevrijd  en diezelfde maand werd Berlijn ingenomen door de Russen. Hitler pleegde zelfmoord toe het duidelijk werd dat ze hadden verloren en daarna moesten de geallieerden bepalen hoe het verder moest met Duitsland.

WOII was de meest dodelijke oorlog ooità meer dan 60 miljoen doden. Er vielen meer burgerslachtoffers dan in WOI o.a. door de Holocaust, de atoombommen en de bombardementen op steden.

  1. Historische context: Koude Oorlog 1945-1991
  2. Waardoor raakte Europa verdeeld in twee ideologische blokken en waardoor groeide de spanning tussen deze blokken, 1945-1955?

In 1917 was de Oktoberrevolutie(Russische revolutie). Rusland heette toen de Sovjet-Unie(SU) en werd een communistische staat. De communisten wilden een samenleving zonder klassen en gebaseerd op gelijkheid. De SU wilden een communistische wereldrevolutie. Partijleider Lenin stierf in 1924 en werd na een machtsstrijd in de partij opgevolgd door Stalin in 1928. Hij maakte een totalitaire staat en het land werd een dictatuur met alleen de communistische partij. Het collectief was het belangrijksteà alle productiemiddelen in bezit van staat en er was weinig ruimte voor individuele vrijheid.

Dit systeem was juist het tegenovergestelde van die van de VS en andere westerse landenà democratie. Bij democratie waren vrijheid en politieke rechten van de individu erg belangrijk. Er was een kapitalistisch economisch systeem in het westen.

In 1941 werkten de SU en VS samen tegen Duitsland en de andere as-mogendheden. Ze waren het vaak met elkaar eens, maar soms waren er spanningen, zoals bij de Conferentie van Potsdam(juli 1945). Hier waren de SU en VS het niet eens over wat er met Duitsland moest gebeurenà Truman en Stalin stonden lijnrecht tegenover elkaar.

Ze vertrouwden elkaar steeds minder. ze wilden beide graag invloed hebben in gebieden die strategisch van belang waren, waardoor ze elkaar als vijand zagen en bang waren voor teveel overheersing op het verzwakte Europese land door de ander.

Europa werd verdeeld onder de VS en SU. VS vond dat ze een centrale rol in de internationale rechtsorde moesten gaan spelenà in WOII al gezegd. De VS had geholpen om Duitsland en Italië te overwinnen en onder hun leiding werd Japan uit hun bezette gebieden verdreven. De atoombommen op Hiroshima en Nagasaki(1945) maakten een einde aan de oorlog tegen Japan en was ook een waarschuwing voor de SU.

De Oost-Europese landen die door de SU bevrijdt waren, werden communistischà hoorden bij invloedssfeer van SU. Hier was de VS niet blij mee, omdat dit een bedreiging vormde voor de vrije kapitalistische en democratische wereld. Ook de SU was niet blij met de VS, omdat het streven naar vrijhandel gezien werd als westers imperialisme.

  • Koude Oorlog: periode van vijandschap tussen VS en SU. Dit bepaalde de naoorlogse verhoudingen. Ook al waren er veel conflicten, was er geen rechtstreekse oorlog tussen deze landen. De Koude Oorlog kan worden gezien als politiek conflict tussen de SU en VS.

Belangrijke kenmerken van Koude Oorlog:

  • Gebrek aan vertrouwen tussen politici aan beide kanten
  • Grote legers en wapenarsenalen om elkaar te bedreigen. Kernwapens werden gebruikt als afschrikking. De angst voor inzetten van atoomwapens was te groot om een conflict uit te laten breken.
  • Media werd gebruikt om daden van de ander te bekritiseren
  • Samenwerking met iedereen die tegen de andere kant was. Zij konden in ruil daarvoor op steun rekenen.

In de tijd van Truman(VS) was het doel van de buitenlandse politiek containment(=in bedwang houden) van het communisme. In 1947 werd de Truman-doctrine ingesteldà elke democratie die werd bedreigd, werd geholpen door VS. De aanleiding hiervoor was de communistische dreiging in Griekenland en Turkije.

Om te voorkomen dat het door de naoorlogse armoede in Europa aanlokkelijk werd om communistisch te worden, kwam de VS in 1948 met het Marshallplan. Dit was een financieel hulpprogramma voor de wederopbouw en economisch herstel van Europa om te voorkomen dat het communisme zich zou uitbreiden. De SU zag dit als economisch imperialisme.

Daarnaast hielp de VS bij de invoering van de Duitse mark in 1948. Als reactie hierop sloot de SU alle toegangswegen naar West-Berlijn af, waardoor ze afgesloten van de buitenwereld warenà blokkade van Berlijn(duurde tot mei 1949). Goederen konden alleen per vliegtuig worden gebracht, waardoor er geen hongersnood ontstond. Als gevolg van de blokkade ontstond de NAVO.

Europa raakte verdeeld in twee blokkenà deling dwars door Duitsland. In 1949 werd Duitsland verdeeld in de Bondsrepubliek Duitsland(BRD) en de Duitse Democratische Republiek(DDR).

  • Oostblok: satellietstaten van SU(DDR, Polen, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Tsjecho-Slowakije)+ SU

De NAVO werd opgericht in 1949 door de VS en enkele West-Europese landen. Het is een militair verdrag dat wederzijdse verdediging  en samenwerking van legers in westerse landen regelt. Het belangrijkste artikel in het verdrag is dat een aanval op een NAVO-lid wordt gezien als aanval op alle leden. Alle deelnemende landen hebben afgesproken samen te werken om de aanvaller te stoppen. Omdat de BRD zich ook aansloot dat de NAVO, besloot de SU om het Warschaupact op te richten in 1955 en beschikten ze vanaf 1949 ook over atoombommen, wat zorgde voor een afschrikkend effect aan beide kanten.

  1. Waardoor liep de Koude Oorlog op kritieke momenten niet uit op een directe militaire confrontatie tussen beide grootmachten, 1955-1963?

Nadat de BRD lid werd van de NAVO in 1955 en de oprichting van het Warschaupact(waar DDR bij hoorde), was het conflict tussen oost en west redelijk stabiel.

In 156 was de Hongaarse opstand. De SU stuurde troepen om de opstand met geweld te stoppen. De VS deed hier niks tegen, om een risico om WOIII te voorkomen, omdat Hongarije in de invloedssfeer van de SU lag.

Sinds het overlijden van Stalin in 1953 en Chroesjtsjov de nieuwe leider van de SU werd, streefde de SU naar vreedzame co-existentie met VS en andere westelijke landen. Toch kwam er in 1961 een crisis over West-Berlijn( tweede crisis in Berlijn).

Nadat er veel Duitsers via Berlijn uit de DDR vluchtten, bouwde het Oost-Duitse regime in 1961 de Berlijnse Muurà onderdeel IJzeren Gordijn(scheiding tussen oost en west van 1961-1989). Dit was het bekendste symbool van de Koude Oorlog en de deling van Duitsland.

In 1959 werd Cuba onder leiding van Fidel Castro communistisch. De VS viel Cuba in het geheim aan, maar lukte het niet om Fidel Castro te verslaan. Cuba ging naar de SU voor militaire bijstand. De SU besloot  als reactie op de Amerikaanse raketten in Europa en het Midden-Oosten om kernrakketen op Cuba te plaatsen, wat in 1962 leidde tot een confrontatie met de VSà dreigende atoomoorlog(Cubacrisis).

John F. Kennedy(VS) vond de bouw van raketinstallaties op Cuba onaanvaardbaar, omdat dit een directe bedreiging vormde voor de Amerikaanse bevolking. Er kwam intensief contact tussen Kennedy en Chroesjtsjov en kwamen tot akkoord om de nucleaire dreiging tegen elkaar te verminderen. In 1963 werden de raketten op Cuba weggehaald en was de Koude Oorlog weer  op een kritiek moment niet uitgelopen op een atoomoorlog.

  1. Waardoor namen de spanningen tussen Oost en West af, 1963-1991?

Na de Cubacrisis besloten de SU en VS beter met elkaar te communiceren en afspraken te maken over de wapenwedloop(vooral over atoombommen). De wapenwedloop kostte beide landen veel geld, dus spraken ze af hun arsenaal nucleaire wapens niet verder te laten groeien. In deze periode van Détente(=ontspanningsperiode) verbeterden de betrekkingen tussen de SU en VS, maar beide grootmachten wilden toch graag de controle over hun invloedssferen blijven houden.

In 1968 was de Praagse Lenteà periode van meer vrijheid en afsluiting van censuur in Tsjecho-Slowakije. Er kwam steeds meer openbare kritiek op de SU en het communisme. Deze periode duurde niet lang en stopte abrupt, omdat de nieuwe leider Brezjnev ingreep met de Brezjnev-doctrineà Warschaupact mocht ingrijpen in communistische landen die een eigen koers wilden kiezen, om het Oostblok samen te houden. Zo werd er een nieuwe communistische regering in Tsjecho-Slowakije gevormd(bondgenoot SU).

Rond 1980 zette de VS een nieuwe stap in de wapenwedloopà SDI-project(=raketschild in de ruimte). Dit vond de SU niet leuk, omdat ze dit niet zagen aankomen en geen nieuwe wapenwedloop financieel aankonden. Ook de Amerikaanse bevolking was hier niet positief over en ook de Westerse bevolking begon zich steeds meer te verzetten tegen de kernbewapening.

De nieuwe leider van de SU(Gorbatsjov) kwam in 1985 aan de macht, toen er ernstige economische problemen in de SU waren. Hij voerde hier gesprekken over met de nieuwe president van de VS(Reagan).

Gorbatsjov stelde een programma van politieke en economische hervormingen aanà perestrojka. De economische hervormingen waren volgens hem nodig om de stagnatie van de economie te doorbreken. De communisten hadden hier kritiek op, omdat er zo meer ruimte voor het kapitalisme werd gegeven. Hij hield zich niet vast aan het strenge communistische systeem en ook niet aan de Brezjnev-doctrine. hij gaf zo dus ook meer vrijheid aan de Oostbloklanden, omdat de ontwikkeling in de DDR zo niet meer van buitenaf werd gestopt en zo kregen de Oostbloklanden de kans om hun eigen politieke koers te volgenà communistische blok viel uit elkaar.

Gorbatsjov wilde ook dat burgers mee zouden denken met de overheid om problemen aan te kunnen pakkenà glasnost(=openheid). Hij zette de glasnost en perestrojka door, omdat slecht ging met de economie van de SU. Door glasnost kwam er meer vrijheid van meningsuiting en verloor de communistische partij macht. Er mocht kritiek worden gegeven op het systeem, waardoor het voortbestaan van de SU in gevaar kwam. Het nationalisme in de deelrepublieken van de SU kreeg hierdoor ook steeds meer ruimte. Zo droeg glasnost bij aan het uiteenvallen van de SU.

Door de vrijheid gingen veel mensen demonstreren tegen het communisme. In november 1989 kwam er ook een demonstratie aan de Oost-Duitse grens, wat leidde tot het massaal oversteken van de grens. Het IJzeren Gordijn werd op verschillende plaatsen geopend en afgebroken. Op 9 november 1989 viel de Berlijnse Muur en stortte het Oostblok in, wat leidde tot de hereniging van Oost- en West-Duitsland op 3 oktober 1990à huidige Duitsland.

In 1991 werd Gorbatsjov afgezetà definitieve einde van het communistische regime in de SU. De SU viel en veranderde haar naam weer in Rusland. De Koude Oorlog kwam definitief ten einde, wat leidde tot nieuwe Europese samenwerkingen. De machtsverhoudingen verschoven en VS werd de enige wereldmacht.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.