Hoofdstuk 1 Hellas, een beschaving van menselijke maat
1.1 landbouw en handel
Omstreeks 2000 voor Christus werd de invloed uit Mesopotamië en Egypte voelbaar in Griekenland. Vooral op de eilanden Cyprus en Kreta. Hiervoor leefden de Grieken als landbouwers maar nu waagden zij zich ook op de open zee. Op Kreta, en enkele eeuwen later ook op het Griekse vasteland, in Mycene, waren paleizen en burchten de centra ven een herverdelingseconomie: boeren leverden hun producten aan de vorsten, die met dit ‘kapitaal’ de ingevoerde grondstoffen lieten betalen. Op Kreta was vooral de Minoïsche cultuur aanwezig terwijl op het vasteland de Egyptische invloed merkbaar was.
Na 1200 voor Christus kwam er een einde aan deze vroege Griekse beschavingen. Veel verhalen van vroeger werden van mondeling doorverteld omdat met de Minoïsche beschaving de schrijfkunsten ook uit het land verdwenen waren.
De Hellenen hebben veel dingen van andere culturen overgenomen en dit verwerkt in hun eigen beschaving. Pas vanaf de jaren 800 tot 300 voor Christus is er sprake van de Griekse cultuur zoals we die nu kennen. Het begin van deze periode valt samen met het leven van Homerus, de schrijver van de heldendichten Ilias en Odysseus. Over de periode daarvoor zijn geen geschreven maar slechts archeologische bronnen. Er is weinig bekend over de periode 1200-800 voor Christus.
De Hellenen konden niet alleen van hun akkerbouw leven en handelde daarom veel. Ze importeerden graan. IJzer bouwhout, koper en andere grondstoffen, en exporteerden aardewerk, landbouw, wijn en olijfolie. Door de handel namen de Hellenen een schriftsysteem en goden als de wijngod Dionysus en de godin van de jacht Artemis over. Maar ook de beelden hadden Egyptische invloed. Verder was er een gebrek aan landbouwgrond waardoor mensen een woonplaats buiten Hellas gingen zoek en in het Middellandse Zeegebied kolonies begonnen te vormen.
1.2 Mannen zijn de polis
Grieken vormden een amalgaam van kleine gemeenschappen, de poleis (enkelvoud polis, inwoners van een polis heten politai). Bekendste poleis: Athene en Sparta. De gemiddelde polis had niet meer dan enkele duizenden leden en beschouwde zichzelf als een wereld op zich. Wat de poleis met elkaar verbind was de gemeenschappelijke taal en cultuur.
Doelen van de polis:
Autarkie -> zelfgenoegzaamheid in economisch opzicht
Autonomie -> in juridisch opzicht: zelf wetten opstellen.
Een polis was gesteld op onafhankelijkheid -> burgers waren bereid die met wapens te verdedigen. Aanvankelijk werden alleen burgers die een wapenuitrusting konden betalen als volwaardig burger aangezien. Alleen mannen konden daarvoor in aanmerking omen. Ze moesten zich goed in het openbaar kunnen uiten -> Griekse jongens krijgen van jong af aan les in retorica (welsprekendheid). De vrouw was alleen van belang als moeder van politai. Haar plaats was in huis en hof de oikos. Het mannendomein was de centrale open ruimte, de agora. Er werd veel gepraat in de Helleense cultuur. Er waren veel vergaderingen waar mensen zichzelf moesten waar maken met behulp van argumenten in plaats van afkomst. De man die actief was in het openbare leven, de politikos, moest goed in het openbaar kunnen spreken.
Retor -> iemand die jongemannen bijbracht hoe zij goed moesten spreken. (retorica:redenaarskunst)
1.3 Daarom heeft zij volksmacht
Tijdens de Peloponnesische Oorlog (431-404) waren de Spartanen in oorlog met de Atheners omdat de Spartanen bang waren voor overvleugeling. Perikles was de strategoi van de Atheners. Zijn tactiek was dat de Spartanen Athene zouden aanvallen, en dat een deel van de Atheners naar Sparta zal varen om daar de boel binnen te vallen. Dit werkte.
Athene ontleende haar macht aan de sterke vloot, waarvan de roeiers de ruggengraat vormden. Dat waren minvermogende politai -> mannen die geen geld hadden om als hopliet te dienen maar evenwel onmisbaar waren. Sinds de slag bij Salamis in 480 voor Christus werd ook de gewone man bij de polis betrokken -> dit is het begin van de atheense democratie.
Om gekozen te worden in de Raad van Vijfhonderd (Boulé) moest men van onbesproken gedrag zijn. Ieder district vaardigde 50 afgevaardigden af. Waren er meer kandidaten dan plekken, dan werd er geloot. Alleen wanneer er bijzondere competenties vereist waren (zoals bij de verkiezing van de strategoi, de legerleiders) werd een functionaris door stemming benoemd. Belangrijkste taak Boelé:
- Advies geven aan de Ekklesia (volksvergadering), waar iedereen isegoria (recht om het woord te nemen) had. Duizenden politai deden met een ekklesia mee. Van iedere burger werd verwacht dat hij alles voor de polis zou doen. Dus naar elke vergadering zal gaan.
1.4 Grieks in de politiek
Demokratia -> volksmacht Systeem waarbij de macht berust bij de massa van vrije, mannelijke leden van de polis.
Olichargia -> weinigen-macht Afkeurend wordt voor een systeem waarin een kleine groep de macht heeft.
Aristokratia -> besten-macht. Regering van een elite die door afstamming is gevormd.
Demagogos -> niet zo negatief als nu. Perikles was een volksleider, een man die de demos aan zijn trekken wilde laten komen.
Volkssoevereiniteit -> Politiek principe waarbij alle macht voortkomt uit de wil van het volk.
Ostracisme -> schervengericht. Atheense stemprocedure met behulp van ostraka (=scherven) waarbij iemand die als gevaar voor de democratie werd beschouwd, buitenspel kon worden gezet. Naam werd op de scherf gezet van de persoon die ze niet vertrouwden. Meer dan de helft van de stemmen, dan moet je uit de polis.
De angst voor tyrannos, onwettige alleenheerser in Griekenland, zat er diep in.
Tirannendoders -> mannen die onwettig alleenheersers ombrengen; dit wordt sinds Harmodius en Aristogiton een Atheense tiran doodden als een daad van de hoogste burgermoed verheerlijkt.
Directheid -> burgers die zelf deelnemen aan de politiek volgens het principe van de antieke democratie.
Participatie -> deelhebben, actief burgerschap als principe van de antieke democratie.
1.5 Het voorbeeld van Athene
In 1993 werd in het gebouw van de National Archives in Washington een tentoonstelling gehouden ter herdenking van 2500 jaar democratie. De Amerikanen hebben de tentoonstelling ingericht want zij hebben de opgravingen gedaan. Zij hebben zich geïnspireerd op de Atheense democratie. Ook in de onafhankelijkheidsverklaring van Amerika uit 1776 werden ideeën vertolkt die geïnspireerd waren door de Griekse oudheid. Hoewel de Grieken en Romeinen al langer inspiratiebron waren voor het Westen, werd Athene pas in de loop van de negentiende eeuw tot een politieke voorbeeld voor het Westen, het eerst in de VS en GB. De gestage uitbreiding van het kiesrecht riep de vergelijking op met de eerste volksmacht ter wereld. De democratie van de oude Grieken werd voortaan het klassieke voorbeeld van de moderne parlementaire democratie.
Hoofdstuk 2 Het hellenisme een nieuwe wereld
2.1 Alexandrië als hellenistische metropool
Hellenisme -> de vergrieksing van het Middellandse Zeegebied na de veroveringen van Alexander de Grote.
De steden waarin de Griekse emigranten zich vooral vestigden kregen een Griekse inrichting. Dus de Griekse invloed was ovderduidelijk.
Gymnasion -> De openbare sportschool van de polis, die gaandeweg het instituut wordt dat de vrije man – ook intellectueel- tot burger vormt.
Oecumene -> ‘Bewoonde wereld’ in het bijzonder het gebied waarin mensen in polisverband leven, sinds het hellenisme de aanduiding van het gebied van de Griekse beschaving.
Alexandrië en de wetenschap
Alexander stichtte overal steden, die een Griekse inrichting kregen. Bestaande steden werden gehelleniseerd. Grootste stad was Alexandrië, de eerste metropool, moederstad wereldstad, ter wereld (500.000 inwoners en een geweldige bibliotheek. De vorsten, die afstamden van een van Alexanders generaals, heetten allen Ptolemaios.
De wetenschap bloeide enorm op.
Uitvindingen:
Wis- en natuurkundigen: schroef van Archimedes, werktuig om water uit Nijl op hoger niveau te krijgen.
Astronomen: Eratosthenes Aarde is een bol
Medici: veel onderzoek gedaan ook met levende lijven van veroordeelde misdadigers. Daarvoor deed men het met de leer van Hippocrates die voorschreef dat alle ziektes te wijten zijn aan verstoringen van het evenwicht tussen de vier lichaamsvochten bloed, slijm, gele en zwarte gal. Zwartgalligheid (melancholie) werd bijvoorbeeld genezen door voorschrijving van dieet
2.2 Terug naar het land
Hellenisme was vooral een stedelijk verschijnsel. Leven in de stad is echter hectisch. Dit veroorzaakte heimwee naar de natuur die zich voor het eerst bij de Grieken manifesteerde. In pastorale kunst werd het plattelandsleven verheerlijkt. Pastorale is een term voor de verheerlijking van het plattelandsleven in beeldende en literaire kunst (gedichten, romans). Drang naar rust en vrede van het platteland is een terugkerend verschijnsel in de kunst geworden: bij de Romeinen tijden de renaissance en later bij componisten als Beethoven-Schubert. Renaissance -> Wedergeboorte, met name de hernieuwde oriëntatie po de klassieke oudheid in de vijftiende en zestiende eeuw.
2.3 Denken als wereldburger
Voor het hellenistische tijdperk keken de meeste filosofen niet verder dan de eigen polis. Met het verspreiden van de Griekse cultuur door het hellenisme moesten denkers zich wel gaan afvragen wat de plaats van de (wijze) mens was in de nieuwe wereld. De leidende rol van de Atheense filosofen (Socrates, Aristoteles en Plato) was voorbij. Zo stelde Socrates volgens de tyrannoi van Athene veel te kritische vragen over de polis en kreeg hij de doodstraf.
Het cynisme: werkelijk geluk schuilt niet in uiterlijke zaken zoals materiële luxe, politieke macht en een goede gezondheid. Werkelijk geluk is pas haalbaar indien men zich volledig losmaakt van zulke kwetsbare en toevallige zaken. Hun levenswijze werd gekenmerkt door wereldminachting, onverschilligheid voor de burgerlijke moraal en schaamteloosheid. Sociale conventies waren beklemmend. Zoals Diogenes en Alexander de Grote. Cynisme is meer een levenshouding dan een denkrichting. Cynisme heeft thans de betekenis van een bittere kritische houding, zonder geloof in idealen.
Epicuristen genoemd naar Epikouros.
• ‘Leef onopgemerkt’ en in harmonie met je naasten (dus weg van de politiek) was zijn motto.
• Verzet je daarbij niet tegen natuurlijke (vooral geestelijke!) verlangens (wel beheersing en matigheid noodzakelijk!) zodat je hedone, het ware genot, kunt bereiken). Als je je wel verzet kost dit veel inspanningen. (Honger bijv.)
• Daarbij stonden angst voor de dood en de goden het meest in de weg. Als de dood er is, is hij er niet meer. En zolang hij er is, is de dood er niet. Angst voor de dood is irreëel: als de ziel uiteenvalt, is er niets meer dat plezier of pijn kan voelen. Dit hield in dat er geen geloof in reïncarnatie of onsterfelijkheid van de ziel was.
• Hieruit volgt dat de ziel stoffelijk, dus materialistisch en opgebouwd is uit atomen, net als alle andere zaken dat zijn. Er is dus materie (zou je kunnen zien als et leven) en leegte (de dood: de ziel valt uiteen en uit de deeltjes (de atomen) ontstaan iets nieuws). Volgens Epicurus kunnen de deeltjes zich ook vrij bewegen. Dit bewijst dat de mens een vrije wil heeft.
• Het bestaan van goden wordt niet ontkend, maar epicuristen geloven dat goden zich niet met sterfelijke mensen bezighouden.
• De mens mag zichzelf doden wanneer hij, na zorgvuldige afweging (hij heeft tenslotte maar één leven), tot de slotsom komt dat er geen hedone meer is in het leven. Toch waarschuwen de epicuristische wijsgeren tegen lichtzinnige zelfdodingmotieven. Wanneer ben je er zeker van dat je leven alle zin verloren heeft? Misschien ben je als kreupele of blinde nog van grote betekenis voor je vrienden.
De stoïci of stoïcijnen
• Het lot is bepalend in het leven en men moet zich daarmee verzoenen. Hij is slechts een klein onderdeel van de grote orde. Niets is toevallig. Men moet zowel het negatieve als het positieve met de grootste rust tegemoet treden (je niet door gevoelens laten meeslepen = stoïcijnse kalmte).
• Door je niet neer te leggen bij de loop der dingen, bezorg je jezelf alleen maar lijden. ‘Als je met een riem aan een rijdende wagen vastzit, kun je natuurlijk blijven staan. Dan wordt je meegetrokken en lijd je pijn. De verstandige mens loopt mee en ondervindt zo geen spanning.’
• In het grote geheel van de kosmos, de grote orde, zijn alle mensen gelijk. De wijze mens legt zich dus neer bij de situatie waarin hij geplaatst is. Hij is ervan overtuigd dat er een groot, goddelijk plan, een logos, achter de schijnbare chaos zit. Dit zorgde voor nauwe verwantschap met het christendom. Gods wegen zijn immers ook vaak ondoorgrondelijk! Hij streeft ernaar met het verstand te begrijpen waarom dingen zijn zoals ze zijn. De Stoïcus vervult de taak die de logos hem heeft toegewezen zo goed mogelijk.
• Er moet een soort masterplan, een alles verklarende reden (de logos, dat overigens veel meer betekenissen heeft: bewijs, grond, norm, uitspraak, woord, taal, verhaal, leer (zoals in de veel voorkomende samenstellingen met –logie)) zijn.
2.4 Veel wegen leiden naar de klassieken
De Romeinse veroveraars keken hoog op tegen de Griekse cultuur. HGet West-Euopa van de Middeleeuwen kende de Griekse beschaving alleen via Romeinen en via Latijnse geschriften. In het oosten bleef het Grieks de taal van wetenschap en cultuur totdat de Arabieren het Oost-Romeins of Byzantijnse Rijk deden ineenschrompelen. Ook de Arabieren hadden diep respect voor de Griekse beschaving. West-Euopa nam kennis van het Griekse denken door Arabische vertalingen en bewerkingen van Griekse medische en filosofische werken in het Latijn om te zetten. Sinds de val van Constantinopel in 1453, waarin de Byzantijnse geleerden op de vlucht waren in West-Europa voor de Turken en hun Griekse boeken meenamen, kreeg West-Europa directe kennis van Griekse werken.
Hoofdstuk 3 Rome, een republiek en een rijk
3.1 Van res publica tot republiek
Tot ca. 500 voor Christus was Rome een koninkrijk. Moe van de vele schandaden van de koningen, maakte de patricii (-> de elite vaderlijken in de vroege Romeinse republiek. In de moderne tijd worden leden van een niet-adellijke elite patriërs genoemd) een eind aan de monarchie. De patricii vormden de elite en kozen uit hun midden twee consuls, door het volk volgens censuskiesrecht gekozen magistraten die de macht hadden voor de periode van een jaar en t.o.v. elkaar het recht van veto (ik verbied) hadden. In dit collegiale bestuur hield de ene magistraat de andere in toom. Magistraat -> meesterschap, het ambt en ook de bekleder van een openbaar ambt. Alleen in noodsituaties werd voor hoogstens zes maanden één dictator aangewezen. Deze man had het voor het zeggen. De cives, leden van de gemeenschap met volle rechten, hadden in enkele zaken het laatste woord; zo kozen zij de magistraten in openlijke stemming. De Romeinse volksvergadering deed dit naar vermogensgroep. Toch vonden de Romeinen dat volk en senaat het samen voor het zeggen hadden. Daarom beginnen officiële teksten met: Senatus PopulusQue Romanus:SPQR. Tegen de overgrote macht van de aristocratische families kwamen de niet-patriërs, de plebeii (plebs) in verzet. Zij dwongen af dat de leider die zij als plebejers aanstelden, de tribuni plebis, mochten optreden als hun beschermers. Door het instellen van de volkstribunen konden ook de lagere klassen meedoen aan de publieke zaak, de res publica (republiek). Daar waren de Romeinen trots op. Romeinse res publica werd voor het latere Europa een voorbeeld, zoals onze eigen Republiek der Verenigde Nederlanden.
3.2 Eén stad en één rijk
In het laat-Romeinse Rijk werd de macht vaak door paren van keizers gedeeld. Daarom begon hun speech altijd met ‘wij..’. De geleerden vonden dit meer status geven en daarom beginnen speeches nog steeds met ‘wij..’.
Rome zou geen republiek blijven, maar bestuurd worden door keizers. De titel van keizer is afgeleid van Julius Caesar, die na een langdurige burgeroorlog benoemd werd tot dictator, eerst voor tien jaar en later voor het leven. Nadat Caesar in 44 v. Christus was vermoord door een zestigtal republikeinen onder aanvoering van Caesars halfbroer Brutus, leek het er even op alsof de republiek zou terugkeren. Maar de door Caesar als zijn zoon geadopteerde Octavianus zou vanaf 27 voor Christus alleenheerser worden. Hij kreeg tal van bevoegdheden en titels, maar wees die van dictator af. Daarom verleende de senaat hem de titel van Augustus, de verheven, de boven de mensen staande. Dat was het begin van een nieuw tijdperk: dat van de keizers. Bovendien werd hij de gouverneur van alle provincies waarin legioenen lagen, zodat generaals hun troepen niet meer konden gebruiken om een staatsgreep te legen. De legioenen vormden het eerste beroepsleger uit de geschiedenis, dat ervoor zorgde dat het Romeinse Rijk in vrede kon leven, de Pax Romana. Dit hield in dat Rome in een toestand was waarbij het door zijn macht een toestand van rust afdwingt.
Augustus leidde een politiek van brood en spelen wat graanuitdelingen, publiek vermaak, waterleidingen, pleinen, tempels, theaters en andere openbare voorzieningen. Zijn opvolgers deden hetzelfde waardoor de stad de metropool van het wereldrijk werd. Vooral de badcomplexen die zorgende voor lichaamsverzorging, sport en het sociale contact en de amfitheaters waren twee hoogtepunten. Voor de rijksbewoners van Rome was het Roma aeterna: zij geloofden in de oneindigheid van het Romeinse Rijk. Dankzij de interne kracht en het gelukkig toeval dat er eeuwenlang geen zware druk op de grenzen werd uitgeoefend, kon Rome geloven dat het de eeuwige hoofdstad was van een rijk zonder einde. Wel werd besloten tot een bestuurlijke tweedeling van het Romeinse Rijks. Zowel in het oostelijke Constantinopel als in Rome kwam een keizer te zitten. In 476 werd de druk van Germaanse en Slavische volkeren steeds groter en uiteindelijk lukte het de legioenen niet meer de grenzen te verdedigen. In 476 zetten een Germaanse leider, Odoacer, de laatste keizer van het West-Romeinse Rijk af.
3.3 Alle keizers komen van Rome
De titel van keizer is ook na het verdwijnen van het West-Romeinse Rijk blijven aaspreken, evenals de uitstraling die Rome had. Dat die uitstraling behouden bleef, had in belangrijke mate te maken met de machtspositie van de Kerk, die volgens de schenking van Constantijn het gezag over het West-Romeinse Rijk gekregen. In navolging van Karel de Grote in 800 lieten heerser zich ter bevestiging van hun macht in Rome tot keizer kronen door de paus. Vele keizers en dictators- van de Middeleeuwse Duitse keizers tot Peter de Grote, Napoleon, Hitler en Stalin- lieten zich inspireren door het Romeinse Rijk.
Omvang Romeinse Rijk: op zijn toppunt woonden er 60 miljoen mensen binnen de grenzen ervan. Ter vergelijking: Athene had op haar hoogtepunt 300.000 inwoners in haar polis wonen, slaven meegeteld. Acht miljoen daarvan woonden er in Egypte, voornamelijk langs de Nijl. Rome had minsten één miljoen inwoners. Ten tijde van Hadrianus had het leger een omvang van een half miljoen soldaten en was het een beroepsleger, wat het niet was voor de eerste eeuw voor Christus.
REACTIES
1 seconde geleden