Paragraaf 1
Na de WO1 ontstond er in Europa het fascisme (wilde de parlementaire democratie afschaffen). De eerste fascistische leider was de Italiaan Mussolini. Italië behoorde na de WO1 tot de winnaars, maar ze waren niet tevreden, want ze vonden dat ze te weinig gebied terugkregen. Mussolini vond dat dit kwam door het slechte parlement. In 1919 richtte hij knokploegen op (fasci di combattimento = strijdgroepen). Deze knokploegen groeiden uit tot een politieke partij die in 1922 de macht greep. Mussolini werd minister-president en binnen een aantal jaren was er in Italië een parlementaire democratie. De NSDAP was ook fascistisch.
Gemeenschappelijke kenmerken van het fascisme:
… legt de nadruk vooral op waar men tegen is (tegen socialisme en communisme)
… is nationalistisch (het belang van eigen groep en volk komt op nr. 1)
… gaat uit van de ongelijkheid van de mens (‘hogen’ staan boven de ‘lagen’)
… kent het leidersbeginsel (de mensen gehoorzamen aan de (enige) Leider)
… is totalitair (De staat regelt het leven van de mensen)
… gaat meer uit van het gevoel dan van het verstand (betere groepen – aangevoeld)
… verheerlijkt de daad van het geweld (er moet gehandeld worden)
… geeft aan de vrouw een ondergeschikte plaats (kinderen krijgen en zorgen voor gezin)
Kenmerken van het Duitse fascisme (= het nationaal-socialisme):
Het Duitse volk moest raszuiver gehouden worden (volgorde: Arische ras – Slavische volkeren/gekleurde mensen – Joden/zigeuners)
… Het Duitse volk heeft leefruimte nodig (grenzen bestonden niet)
Paragraaf 2
In 1918 werd het Duitse leger teruggedrongen en de overwinning leek uitgesloten. Het leek er toen op dat in Duitsland een communistische revolutie uit zo breken. De Duitse socialisten wilden geen keizerrijk maar ook geen communistische revolutie. De socialisten namen toen de regering over (m.b.v. de rijkskanselier) en riepen een republiek uit. De keizer vluchtte naar NL. en Duitsland riep een wapenstilstand uit = Einde WO1.
Er werden toen verkiezingen gehouden voor de Rijksdag (het Duitse parlement). In Berlijn kwamen veel opstanden en daarom ging het nieuwe parlement naar Weimar (republiek van Weimar). Er waren 6 partijen: communisten, socialisten, vooruitstrevende/terughoudende liberalen, katholieken en conservatieven. Niemand had de meerderheid en daarom was er een coalitieregering (socialisten, katholieken en vooruitstrevende liberalen). De positie was in het begin niet sterk, want:
De socialisten en katholieken wantrouwden elkaar.
De vooruitstrevende liberalen wilden met de socialisten samenwerken en de terughoudende liberalen niet. De aanhang van de vooruitstrevende liep terug.
De conservatieven/communisten waren tegen een parlementaire democratie.
In 1919 ontstond de NSDAP (met de nazi’s) en die werd in 1929 onverwacht een grote partij. Dit kwam door de economische crisis. Duitsland had in de WO1 veel geld geleend van de VS en moest het geld worden terugbetaald. Veel bedrijven gingen failliet en het aantal werklozen groeide. In 1932 werd de NSDAP met 37% de grootste partij en won dan ook de verkiezingen.
Doordat de partijen in de Republiek van Weimar het niet met elkaar eens konden worden over de oplossingen van de economische problemen, sloten veel mensen zich aan bij de NSDAP en anderen bij de communisten.
Om deze redenen werd de NSDAP ook zo bekend:
De manier van propaganda voeren was heel modern (radio, films en grammafoonplaten)
De persoonlijkheid van Hitler maakte veel indruk op mensen (gaf veel vertrouwen)
De nazi’s beloofden alles wat de mensen graag wilden (meer werk, enzovoort)
De partijlegers van de NSDAP (SA en de SS) straalden kracht en zelfvertrouwen uit.
De nazi’s zorgden voor een zondebok (= de Joden)
Na de verkiezingen bestond de meerderheid uit de NSDAP, de conservatieven en de communisten in de Rijksdag. Op 30 januari 1933 werd Hitler rijkskanselier (= minister president). De meerderheid van de ministers waren niet van de NSDAP en deze wilde Hitler in een hoekje drukken. Maar binnen een half jaar had Hitler alle macht in handen…
Paragraaf 3
De periode waarin de nationaal-socialisten in Duitsland aan de macht waren, werd het Derde Rijk genoemd. Dit was van 1933-1945. Hitler vond dat Duitsland zich op een oorlog moest voorbereiden en niet afhankelijk mocht zijn van import. De industrie moest wapens produceren en de landbouw moest de noodzakelijkste voedingsmiddelen verbouwen.
Het doel van de nazi’s was dat het Duitse volk moest worden gelijkgeschakeld (= hecht eenheid vormen). Manieren om het Duitse volk gelijk te schakelen:
De werkgevers en werknemers werden in het Arbeidsfront gereorganiseerd.
Kraft durch Freunde zorgde voor ontspanning voor alle Duitsers.
Vanaf 1936 moest ieder kind van 10 t/m 18 verplicht bij de Hitlerjugend.
Er kwam de rijksarbeidsdienst (arbeidskampen voor 18-jarigen).
Gelijkschakeling dmv de beheersing van het onderwijs en de media:
De scholen moesten de jeugd al de geest van het nationaal-socialisme bijbrengen.
Maart 1933 = nieuwe ministerie voor volkvoorlichting en propaganda (olv Goebbles).
Rijkscultuurkamer (door Goebbles) = iedereen in de kunst was hier lid van (geen Joden).
De SS (lijfwacht van de nazi’s) kreeg steeds meer taken/macht. Bv. uitschakelen van tegenstanders van nationaal-socialisme. De SS kreeg de leiding over de concentratiekampen (olv Heinrich Himmler). In 1936 – leiding over politie in heel DLD. In de jaren voor de WO2 richtte ze de Waffen-SS op (leger van DLD). Ook vrijwilligers boden zich hiervoor aan (ook 20 000 Nederlanders).
Doel van de WO2 – Joden uit de samenleving stoten en dwingen tot emigratie. Stappenplan:
Duitsers mochten niet in Joodse winkels kopen.
Joden werden uit alle beroepen ontslagen.
Het Duitse staatburgerschap werd hen afgenomen.
Joden mochten geen gebruik meer maken van openbare voorzieningen.
Meer dan de helft van de Joden vluchtte in deze tijd (merendeel naar Palestina, want de andere landen wilden hen niet hebben). In de WO2 besloot Hitler in alle veroverde gebieden alle Joden te laten doden. Einsatzgruppen (eenheden van de SS) schoten miljoenen Joden dood in Rusland. De SS vond dit toch te omslachtig en er kwamen vernietigingskampen in Polen met gaskamers. Joden werden hierheen gebracht en zo vermoord (zo’n 5 á 6 miljoen Joden in totaal). Ook zigeuners werden hier vermoord.
Paragraaf 4
Er werden te veel tegenstanders opgepakt, dus werd besloten dat deze ook naar concentratiekampen werden gestuurd (bv. politieke tegenstanders, homo’s, zwervers, Jehova’s enz.). Kleding en voeding waren in deze kampen slecht en het werk was zwaar. Weer waren er te weinig plaatsen en er kwamen nog meer kampen bij (in NL). Door besmetting en ondervoeding stierven er veel mensen. Activiteiten in verzetsgroepen:
Te veel mensen stonden achter Hitler
Ook al was je tegen het nationaal-socialisme, verzet was toch landverraad.
Verzetsgroepen zorgden voor onderduikadressen, anti-Hitler pamfletten en het doorgeven van inlichtingen a/d tegenstanders. Toch kwam Hitler niet ten val en werden veel tegenstanders opgepakt en in kampen gezet. In 1944 wilde een aantal officieren (meestal conservatieven) Hitler doden en vrede sluiten met de Geallieerden. Op 20 juli 1944 plaatste graaf Von Stauffenberg een tijdbom in het hoofdkwartier van Hitler, maar hij werd slechts licht gewond. De staatsgreep werd niet doorgezet en Hitler nam wraak door 5 000 ‘verraders’ op te hangen.
REACTIES
1 seconde geleden