Samenvatting Nederland en hun gezagsdragers
Schoolstrijd was de strijd over de gelijkstelling van het bijzonder onderwijs aan het openbaar onderwijs. Hier stonden de confessionele partijen tegenover de liberalen en socialisten. Begin 19e eeuw was er een consensuspolitiek, daar streefde men naar overeenstemming tussen zoveel mogelijk partijen en belangengroepen. De belangrijkste politieke besluiten waren al genomen voordat ze in het parlement bekrachtigd werden, door overleg tussen uitvoerend gezag en allerlei gezagsdragers. De politieke cultuur was een verzuilde cultuur. Verzuiling is een verdeling van de samenleving op grond van verschillen op levens en wereldbeschouwelijk gebied. Verzuiling is een verticale verdeling van de samenleving. Tot de jaren ’60 was Nederland sterk verzuild. Katholieken, protestanten, socialisten en de neutralen (liberalen). Anti-Revolutionaire Partij (ARP) Anti-Revolutionairen (AR) CDA
Rooms Katholieke Staatpartij (RKSP) Katholieke Volks Partij (KVP) CDA
Christelijk Historische Unie (CHU) CDA
Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) + vooruitstrevende liberalen en aantal confessionelen PvdA
Volkspartij voor Vrijheid en Democratie VVD
Samenleving in de jaren ‘50
De gezagsdragers voerden vaak in het geheim overleg over belangrijke zaken.
In de politieke cultuur werd veel nadruk gelegd op consensus en ordening. De redenen;
§ Angst voor terugkeer werkloosheid jaren ‘30
§ De regeringspartijen KVP en PvdA vonden politieke en maatschappelijke consensus van groot belang voor wederopbouw na de oorlog
§ Ordeningsdrang kwam voort uit angst voor moreel verval wat een politieke verschuiving tot gevolg zou kunnen hebben.
De partijen ontstond langzamerhand een consensus over de taken van de overheid, namelijk dat ze verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het samenleven en dat de overheid moet zorgen voor volledige werkgelegenheid en sociale zekerheid.
In 1952 werd er een ministerie van Maatschappelijk Werk opgericht zodat het gezin centraal bleef staan in de maatschappij. Nog heel ouderwets,meisjes moesten goed voor worden bereid op hun toekomstige taak als moeder en huisvrouw, kinderbijslag omhoog en subsidies voor instellingen die zicht bezighielden met het gezin.
De gezagsdragers oefenden op verschillende manieren invloed uit;
§ Ze zeiden veel en er werd weinig gediscussieerd, ze konden hun achterban goed bereiken via de verzuilde organisaties.
§ Via radio, bios en redevoeringen werd benadrukt dat steun aan de eigen zuil van groot belang was
Men was trouw aan de eigen zuil en hun leider,ze stemden er trouw op. Er waren weinig mensen die een eigen stem hadden in de politiek.Alleen de 4 zuilen, bijna niemand nam actief deel aan de politiek.
Bij de opvoeding van kinderen lag een sterke nadruk op gezag, strenge opvoeding. Vader was de baas en oudere kinderen waren verantwoordelijk voor de jongere. Sterk verschil tussen jongens en meisjes, jongen werden kostwinner en meisjes moeder en huisvrouw. In de vrije tijd werden jongeren aangespoord om tot jeugdorganisaties van hun eigen zuil toe te treden. De overheid subsidieerde veel jeugdorganisaties.
Sinds gelijkstelling speciaal aan openbaar onderwijs nam het speciaal onderwijs sterk toe. Vooral bij de confessionelen stond trouw aan het gezag centraal.
Nederlandse Vereniging voor Seksuele Hervorming (NVSH) was omstreden, zij verkochten voorbehoedsmiddelen waar vooral de confessionelen problemen mee hadden.
Doordat de confessionele partijen altijd overwicht hadden in de regeringen hadden de meeste wetten ook een christelijke achtergrond.
Er waren 3 verzuilde vakcentrales; Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV), Katholieke Arbeidersbeweging (KAB).
De vakbondsleiders waren ook gezagsdragers en predikten matiging en sociale harmonie in de gezinnen. Vanaf 1955 groeide de ontevredenheid over de vakbonden, de lonen bleven achter bij de economische groei en de arbeiders hadden nog niet zoveel te zeggen.
Mentaliteitsverandering in de jaren ’50 en ‘60
§ Nederlanders gingen andere eisen aan zichzelf, aan elkaar en aan de gezagsdragers stellen. Meer zelfontplooiing en meer inspraak bij de gezagsdragers.
§ Mensen werden mondiger, ze werden zich meer bewust van hun rechten en onrecht dat ze is aangedaan.
§ De sociale controle nam af
§ De wereld van jong en oud wordt breder door o.a opkomst auto, televisie en vakantiereizen
Oorzaken van de mentaliteitsverandering zijn;
o Snelle en brede industrialisatie. Een hogere productiviteit in de industrie en vnl. landbouw en een groter transportwezen
o Meer werk bij overheid en in dienstverlening. O.a minder lichamelijke arbeid
o De mobiliteit neemt toe, grotere afstanden tussen woon-werk, forenzen&auto
o Hogere welvaart. Ontstaan van moderne consumptiemaatschappij
o De verzorgingsstaat komt tot stand. Overheid zorgt voor veiligheid, werlvaart en welzijn. Ontstaan van WW, AOW en Algemene Bijstandswet
o Televisie verbreedt het wereldbeeld
o Traditionele sociale verbanden worden doorbroken
o Meer opleiding voor jongere generaties
Door de mentaliteitsveranderingen kregen de burgers meer zelfvertrouwen en werden minder afhankelijk. En er kwam een secularisatieproces op gang, de invloed van godsdienst en kerkelijke gezagsdragers nam af. Een logisch gevolg van secularisatie was ontzuiling.
Gevolgen voor de politieke cultuur waren;
- Gezagsdragers waren bereid tot aanpassing
- Positie van de gehuwde vrouw verbeterde, ambtenaressen konden in functie blijven bij huwelijk.
- Moralisme maakt plaats voor tolerantie
- Vakbonden werden strijdbaarder
- Onder intellectuelen en jongeren ontstaat oppositie
Gezag onder druk: emancipatie van jongeren in de jaren ’60 en ‘70
Er kwam steeds minder respect van jongeren voor de gezagsdragers. Ze ontwikkelden een eigen leefstijl die zich onderscheidde bij gedrag en kleding. Er waren nozems met vetkuiven en brommers en existentialisten. Zij hebben een eigen subcultuur, innerlijk en uiterlijk.
Er ontstonden ook actiegroepen, zoals de provo’s. Zij voerden ludieke acties tegen de autoriteiten maar later vielen ze uit mekaar doordat een deel harde actie wilde ze zijn wel verschillende malen hard in aanraking gekomen met de politie zoals bij de bruiloft van Beatrix, ook ontstond de kraakbeweging door de woningnood en de kabouterbeweging wat een herleving was van de provo’s met de dezelfde man aan de top, Roel van Duyn.
Ouders en gezagsdragers kregen langzaam meer begrip voor de jongeren want de jeugd werd rijker en slimmer. Scholieren en studenten wilden meer democratie in de samenleving, dus meer inspraak. Daarom hielden ze sit-ins , teach-ins en happening. Soms bezette de studenten zelfs de universiteiten zoals in Tilburg en het Maagdenhuis waar het bestuur van de Universiteit van Amsterdam gevestigd was. Ze wilden democratisering van de gezagsverhoudingen. In het begin traden de autoriteiten keihard op tegen de aanvallen van de jongeren op hun gezag maar dat veranderde in een flexibelere en tolerante benadering wat uitaarde in een vorm van paternalisme (op vaderlijke wijze gezag uitoefenen). O.a door bezetting Maagdenhuis werd er de Wet Universitaire Bestuurshervorming aangenomen,daardoor kregen NL studenten meer zeggenschap dan waar ter wereld. Jongeren wisten veel af te dwingen op politiek gebied, in het onderwijs en in het leger.
Gezag onder druk: emancipatie van vrouwen in de jaren ’60 en ‘70
In de traditionele gezagsverhoudingen binnen het gezin en tussen de seksen veranderde veel;
§ Vrouwen werden zelfstandiger
§ Binnen het gezin ontstond individualisering, er werd meer voor jezelf geleefd
§ Ontstaan van nieuwe samenlevingsvormen b.v commune, meestal in kraakpanden leefden volwassenen en kinderen bij mekaar met een alternatieve levenswijze
Oorzaken van de veranderingen;
o Uitvinding van de pil
o Stijging vraag naar gehuwde vrouwen op de arbeidsmarkt
o Minder werk in huishouden o.a door mechanisering en minder kinderen
o Meisjes en vrouwen verkleinen onderwijs achterstand
o Ideeën over gelijkheid worden populair
o De tweede feministische golf ontstaat, MVM en Dolle Mina. Dolle Mina was een echte actiegroep net zoals de provo’s. Veel aandacht voor achterstand en onderdrukking vrouwen, wilden legalisering abortus, gratis kinderopvang en gelijkstelling mannen en vrouwen in arbeid en onderwijs. De ManVrouwMaatschappij was meer gematigder, gelijke kansen voor vrouwen en positieve discriminatie bij benoeming publieke functies.
Vrouwen wilden legalisering abortus, vrouwenbelangen organisaties bezette de Bloemhovekliniek die gesloopt zou worden. De confessionele partijen verzette zich heel lang hiertegen en met moeite werd in 1981 een wet aangenomen waarin het niet meer strafbaar was mits de wetsregels werden nageleefd. Maar abortus verdween niet uit het Wetboek van Strafrecht. Vanaf de jaren ’70 is de positie van de vrouwen in de politiek ook verbeterd, er kwamen meer vrouwelijke politici, van 77 tot 86 waren er staatssecretarissen voor emancipatiezaken en binnen de politieke partijen kregen de vrouwen ook meer invloed.
Gezag onder druk: de rol van de media in de jaren ’60 en ‘70
Tot begin jaren ’60 waren journalisten maar ze werden geleidelijk kritischer. De beleefdheid maakte plaats voor ironie en kritiek. Verschillende ontwikkelingen zijn oorzaken;
§ De dagbladen ontzuilen,de journalisten willen steeds meer hun eigen mening uitdragen
§ De verzuilde omroepen krijgen concurrentie van commerciële zenders
§ De omroepen willen vooral populaire programma’s maken, televisie werd iets om je vrije tijd aan te besteden
De media komt in botsing met de gezagsdragers door;
o Door het VARA programma ‘Zo is het toevallig ook nog ’s een keer’(1964)
o De media gaat het opnemen voor opstandige jongeren zoals provo’s en studenten
o De televisie geeft een negatief beeld van de gezagsdragers b.v bij het optreden tegen de provo’s. Ook bij de ‘Nacht van Schmelzer’(1966) wat de onbetrouwbaarheid van de politici illustreerde. In deze nacht bracht KVP-fractieleider Norbert Schmelzer het kabinet-Cals ten val.
o De media oefent druk uit op gezagsdragers, ze zorgden ervoor dat voorheen onbespreekbare thema’s zoals legalisatie abortus en verkoop van voorbehoedsmiddelen op de politieke agenda kwamen
Tot in de 2e helft vd jaren ’60 probeerden de gezagsdragers hun invloed op de media te behouden, maar omdat de verzuilde media overging van gezagstrouwe naar kritische journalistiek lukte dit steeds minder. In de jaren ’70 gingen de gezagsdragers dan ook steeds meer gebruik maken vd media en treedde byna nie meer op tege ongewenst gedrag vd media.
De formele banden tussen de media en politieke partijen werden eind jaren ’60 allemaal verbroken. De informele banden waren bij bepaalde zender wel zichtbaar.
De media werd onmisbaar voor burgers en politiek omdat;
§ De verkiezingsstrijd werd niet meer uitgevochten in het parlement, in zaaltjes of op straat maar op de televisie
§ Door de ontzuiling nam het aantal zwevende kiezers toe en om die te bereiken was de media nodig.
Media en politiek hadden elkaar nodig;
q De media bepaalde wat nieuwswaarde had
q Om hun beleid te verkopen waren politieke partijen op de media aangewezen
q Voor het vroegtijdig verkrijgen van betrouwbare informatie werden media sterk afhankelijk van de overheid of van politieke partijen
Gezag onder druk: het politieke bestel in de jaren ’60 en ‘70
In de jaren ’60 en ’70 werd het gezag vd gezagsdragers ter discussie gesteld;
§ Ergernis over achterkamertjes politiek
§ Actiegroepen gaan politici bestoken
§ Deel van politici gaat in op protesten, polarisatie neemt toe. De consensusgedachte ging plaats maken voor polarisatie, het benadrukken van verschillen en tegenstellingen tussen de partijen
In de jaren ’60 waren vakbonden steeds meer bereid tot confrontatie met de overheid;
- Er werd actie ondernomen als fabrieken gesloten werden, b.v bezetting ENKA-fabriek in Breda
- Om een einde te maken aan economische neergang kwam een nieuwe geleide loonpolitiek via de Wet op de Loonvorming (1970). Hierdoor kon de regering CAO’s ongeldig verklaren
- Vakbonden eisten door deze ingrepen van boven verdere inkomensnivellering en bescherming van de sociale zekerheid
- Ondernemers fel tegen deze maatregelen, wilde verdere liberalisering
Eind jaren ’60 ontstonden er een aantal politieke vernieuwingsbewegingen;
§ D’66, ze werden opgericht vlak na de nacht van Schmelzer door o.a Hans van Mierlo, D’66 kreeg bij hun 1e verkiezingen veel stemmen van jongeren. Ze stonden voor een participatiedemocratie, het oude partijenstelsel zou moeten worden vervangen door een partijenstelsel bestaande uit een progressief en conservatief blok. De minister – president moest rechtstreeks door de burgers gekozen worden en er moest een districtenstelsel komen
§ Nieuw Links, het ontstond binnen de PvdA door een aantal goed opgeleide jongeren, de oude generatie PvdA’rs waren volgens hun ingeslapen en ingeroest. Het ging Nieuw Links vooral om politieke vernieuwingen, met name versterking van de interne partijdemocratie. De macht in de PvdA moest verschuiven van de top naar de basis, de plaatselijke partijafdelingen en vooral t partijcongres waar ze vertegenwoordigd ware.
§ Partij Politieke Radicalen, ontstond door teleurstelling in de nacht van Schmelzer onder aantal jonge leden van de KVP en AR. De macht van de overheid was veel te grootschalig en de beslissingen moesten daarom meer aan de basis genomen worden, door de mensen in de wijken, in de bedrijven en in de scholen.
De oude politieke gezagsdragers kregen het steeds moeilijker om zich bij iedere verkiezingen weer waar te moeten maken bij de kiezers. Ze moesten nu beter omgaan met de televisie en de autoritaire stijl van hun voorgangers laten varen.
Ook kwam het Progressief Akkoord (PAK) tot stand, dankzij Nieuw Links kwam er een akkoord tussen PvdA, D’66 en PPR tot stand voor de verkiezingen in 1970. Het was een regeerakkoord als deze 3 partijen konden gaan regeren en een schaduwkabinet dus de personen waren ook al bekend.
In 1973 kwam het kabinet Den Uyl tot stand, door de partijen van het PAK geen meerderheid haalde werden er na een lange formatie de KVP en de AR bijgehaald. Hoewel er 6 ministers van het AR en KVP in zaten zagen zij het niet als hun kabinet maar ze zouden het gedogen. Den Uyl vond het kabinet progressief en wilde sterke veranderingen aanbregen om spreiding van inkomen, kennis en macht. Het maakte voorstellen voor structurele veranderingen;
§ Nivellering van inkomens
§ Een nieuwe regeling van de ondernemingsraden
§ Een wijziging van de grondpolitiek, hier viel het kabinet in maart 1977 doordat KVP en PvdA het er niet eens over konden worden
§ Vermogensaanwasdeling, meedelen van werknemers in winst bedrijf
§ Grotere invloed van de kiezers, door punten D’66
Spreiding van inkomen, hoger minimum(jeugd)loon, spreiding van macht,meer invloed ondernemingsraden, lukte goed. Spreiding van kennis totaal niet maar de ideeën leidde wel tot de latere Basisvorming in middelbaar onderwijs. Oorzaken val kabinet Den Uyl zijn;
Ø Door de partijen van het PAK geen meerderheid behaalden moest de confessionelen erbij komen, zij gedoogden het kabinet maar moesten wel oppassen niet te ver te gaan.
Ø De ministers van het PAK kregen van hun achterban nauwelijks ruimte om tot overeenstemming te komen met confessionelen. Binnen de PvdA waren deze spanningen het grootst wegens grote achterdocht jegens de KVP.
Ø De hervormingsvoorstellen van het kabinet ontmoette veel verzet in de samenleving. Het bedrijfsleven voerde soms een directe obstructiepolitiek. Door de oliecrisis van 1973 had de overheid minder geld voor de hervormingsplannen, hierdoor konden ze geen gehoor geven aan de loonstijgings eisen van de vakbonden waardoor ze hun steun niet kregen.
Naar een hernieuw evenwicht in de verhouding tussen Nederlanders en hun gezagsdragers 1977-1990
Bij verkiezingen 1977 deed het CDA mee, doordat PvdA grootste partij werd stelden ze te hoge eisen. Er ontstond een kabinet van CDA en VVD met een politiek gericht op terugtredende overheid en bezuinigingen. Het CDA en de VVD cultiveerden een negatieve beeldvorming rond de PvdA. Het CDA was midden, PvdA links en VVD rechts. De aanhang van het CDA groeide tussen ’82 en ’89, die vd PvdA schommelde en van de VVD nam af.
Voor de groei CDA zijn verschillende verklaringen;
§ Veel kiezers waren de polarisatiestrategie vd progressieve partijen zat. Maar het CDA deed dit ook maar wekte waarschijnlijk minder ergernis dan de PvdA
§ Het CDA hield een zekere afstand met de kerken waardoor ook niet gelovigen op het CDA stemden
§ Het CDA herwon verloren aanhang onder het maatschappelijk middenveld, organisaties van werkgevers, boeren en ouderen.
Na 1977 begonnen politieke opvattingen te verschuiven;
o De maakbaarheid van de samenleving verdwijnt naar de achtergrond, vooral de PvdA had deze gedacht maar die bleven lange tijd buiten de regering
o CDA en VVD kozen voor vrije marktwerking en terugtredende overheid
o CDA voor verantwoordelijke samenleving, steeds meer werklozen begin jaren ’80 waardoor de verzorgingsstaat te duur werd. Door de bezuinigingen hierop moest de verantwoordelijke samenleving de gevolgen hiervan opvangen. Dus teruggrijpen op aloude idee van beperkte rol staat en de eigen verantwoordelijkheid van het individu en van maatschappelijke organisaties.
o VVD voor vrijheid en zelfstandigheid voor de burgers
o Verschillen tussen partijen worden kleiner, PvdA deed langzamerhand afstand van polarisatie en maakbaarheid samenleving. Doordat partijen ideologisch steeds meer op elkaar gingen lijken werd bij campagnes geprobeerd kiezers bij andere partijen weg te halen, catch-all bewegingen
o Een nieuwe consensus ontstaat, er ontstond gelijke opvattingen over inperken kosten van sociale zekerheid
Door een 2e economische crisis in ’79 – ’84 raakte vakbewegingen in de problemen, stakingen verloren hun effect en er kwamen grote leden verliezen. De vakbewegingen werden pragmatischer, minder ideologische of politiek doelen maar meer praktisch haalbare doelen.
In 1982 sloten werkgevers en werknemersorganisaties het Akkoord van Wassenaar. Het maakte een eind aan vele arbeidsconflicten en kwam tot stand door onderhandelingen in de Stichting van de Arbeid. De vakbeweging aanvaardde een loonmatiging in ruil voor arbeidsduurverkorting en herverdeling van werk op termijn. Bij het totstandkomen van het akkoord speelde de sterk stijgende werkloosheid, sterk stijgende overheidsuitgaven, en weinig verwachtte steun van kabinet CDA VVD een rol. Akkoord 1 vd pijlers van Nederlandse poldermodel, de nieuwe consensuspolitiek die zich rond 1990 aftekende. Poldermodel betekende consensus (overeenstemming) in zowel werkgeversorganisaties en vakbeweging als tussen de grote politieke partijen. Lonen niet sterk stijgen en geen stakingen zouden zorgen voor betere concurrentiepositie. Politieke cultuur in de jaren ’80;
§ De kruisraket kwestie vormde de laatste polarisatie tussen links(geen) en rechts (wel).
§ Consensus leidt tot poldermodel, altijd werden politieke problemen vertaald in zakelijke kwesties en met overleg opgelost. Werd weinig geluisterd naar linkse actiegroepen mede door slechte economische toestand.
§ Revival van naoorlogse jaren doordat politiek gedomineerd werd door de economie. Berekeningen van CPB hadden grote invloed op politieke discussie, ook verkiezingsprogramma’s van partijen werden doorgerekend.
§ Burgers sloten zich aan bij nieuwe organisaties, de aanhang van traditionele organisaties nam af (kerken, politieke partijen, vakbonden) maar organisaties die zich bezighielden met moderne vraagstukken zoals abortus en euthanasie wonnen leden. Nieuwe organisaties telden rond 1990 ruim 2 miljoen leden of donateurs, dit was de ‘civil society’. Soort maatschappelijk middenveld maar dat is een verzuilde term, nu was er een ontzuild sociaal middenveld.
§ Jongeren en vrouwen geen behoeften meer aan eigen organisaties
§ De nieuwe organisaties willen ook consensus. Willen subsidies en consensus met overheid moest worden bereikt via adviesorganen zoals SER, CPB, WRR.
REACTIES
1 seconde geleden
J.
J.
wat nou niels! zit ik een samenvattinkje to kopiëren, ben jij de auteur. haha.
21 jaar geleden
Antwoorden