1.
Tot omstreeks 10.000 v.C. leefden de mensen vrijwel uitsluitend van wat de natuur te bieden had. Ze waren verzamelaars, jagers en vissers. Vaak verzamelde de vrouwen en kinderen wortels, granen en vruchten en jaagden de mannen op wild, zoals paarden rendieren of mammoeten. Als een gebied niet meer genoeg voedsel leverde, trokken ze verder. De mensen leefden als nomaden, in kleine groepjes.
2.
Rond 8000 v.C. voltrok zich de overgang naar landbouw (het eerste in het midden-oosten). Die vinding betekende een complete revolutie. Akkerbouw en veeteelt verrijkten niet alleen het menu, de akkerbouw en veeteelt zorgde er ook voor dat mensen op een vaste plek vestigden, en zorg gingen besteden aan woningbouw, versierd aardewerk, textiel enz. Dit was het begin van de agrarische samenleving. Door het gebruik van brons en ijzer was het mogelijk betere wapens en landbouwinstrumenten te maken, zoals de ploeg. De eerste dorpen ontstonden, waarvan sommige uitgroeiden tot steden. Daar ontstond een geregeld bestuur en werden het schrift en vele kunstvormen gebruikt.
In Palestina (ook wel halve maan genoemd) werd voor het eerst landbouw bedreven. Omstreeks 3500 v.C. vestigden zich de Sumeriƫrs aan de benedenloop van rivieren. Ze hielden vee en leerden hoe ze door middel van irrigatie het rivierwater voor akkerbouw konden gebruiken. Ook vonden zij de ploeg uit, het wiel en de kunst van het bronssmeden.
3.
Egypte werd rond 450 v.C. āeen geschenk van de Nijlā genoemd door de Griek Herodotus. Elk jaar overstroomde de Nijl het dal en de delta en liet een hoeveelheid vruchtbaar slib achter. Om deze gift van de natuur optimaal te benutten, zodat de groeiende bevolking gevoed kon worden, legden de Egyptenaren kanalen, dammen en reservoirs aan. Dit vroeg om samenwerking en leiding. Opzichters bij deze waterwerken ontwikkelden zich tot plaatselijke en regionale heersers, en die waarschijnlijk weer tot koningen, faraoās genaamd.
Sumeriërs bouwden steden met grote tempeltorens (ziggoerats). Iedere stad was staatkundig zelfstandig: het waren stadstaten. Net als de Egyptenaren hadden de Sumeriërs een natuurgodsdienst en aanbaden zij talrijke goden. Priesters waren tevens geleerden. Ze deelden de week in in zeven dagen (van 24 uur) en de cirkel van 360°. Hun schrift was het spijkerschrift (pas in de negentiende eeuw n.C. is dit ontcijferd).
4.
De geneeskunde werd eeuwenlang beheerst door de werken van Hippocrates.De wiskundige Pythagoras kwam in de zesde eeuw v.C. al tot zijn bekende stelling, dat het kwadraat van de schuine zijde van een driehoek gelijk is aan de som van de kwadraten van de rechte zijden. Socrates (470-399 v.C.) betoogde dat objectieve wetenschap wel degelijk kan bestaan. In ieder mens schuilt een goede kern. Aan mensen op straat stelde hij lastige vragen, die hen in verwarring brachten. Hij wilde de Atheners zo opleiden dat ze logisch en methodisch konden redeneren. Dit vraag-en-antwoordspel noemen we ook wel de socratische methode.
Plato (427-347 v.C.) schreef de dialogen van Socrates op, het was een geniale denker. Hij stichtte de Academie, die 900 jaar lang het intellectuele middelpunt van Griekenlang zou zijn. Zijn levensvisie draait om de ideeënleer. Plato geloofde in het voortbestaan na de dood via een soort reïncarnatieleer.
Platoās leerling Aristoteles (384-322 v.C.) stichtte ook een school, het Lyceum. Aristoteles was nuchterder en realistischer dan Plato. Hij ging niet uit van een ideeĆ«nleer, maar van concrete ervaring en waarneming. Hij bracht orde in allerlei mogelijke kennis.
Het grootste genie van de derde eeuw v.C. was de wiskundige Archimedes, die onder meer de formule voor het getal pi ontdekte. In de filosofie bloeide twee nieuwe richtingen. Omstreeks 310 v.C. stichtte Zeno in de Stoa (zuilengalerij) van Athene een filosofenschool, de StoĆÆcijnen. Zijn filosofie hield in dat een mens zijn rede moet gebruiken, dat het leven uit plicht bestaat en dat men zich vooral niet mag laten gaan.
In de derde eeuw v.C. kreeg de filosoof Epicurus veel aanhang. Hij stelde, dat de voornaamste kwaden in het menselijk leven zijn: bijgeloof en angst voor de dood.
Na een periode met tirannen bracht de staatsman Kleinsthenes in 508 v.C. een werkelijke democratie tot stand. Hij verdeelde Attica in tien districten, die ieder vijftig leden van de Raad van Vijfhonderd kozen. Elke vrije man was verkiesbaar. Volksvergadering van alle burgers werd het wetgevende orgaan. Dit kwam bijna wekelijks bijeen. De hele bevolking moest dan komen opdagen, wijk voor wijk. Na de beraadslagingen werd er gestemd. Om te voorkomen dat er nieuwe tirannen zouden opkomen, werd het ostracisme (schervengericht) ingesteld. Burgers konden de naam van degene die men gevaarlijke achtte, op scherf (ostraca) schrijven en hem zo voor tien jaar uit Athene verbannen.
Een groot nadeel van de democratie was volgens tegenstanders, dat demagogen (volksmenners) met gladde praatjes de Volksvergadering gemakkelijk naar hun hand konden zetten.
De middeleeuwen (de tijd van 500 tot 1500 n.C) werd ingeluid met enkele chaotische donker eeuwen, waarin verdreven stammen op zoek waren naar nieuwe woongebieden. Het was ook een tijd van koningen en edelen en rondreizende zangers. Er heerste een aristocratie, dus de āaristoiā(rijksten, edelen) hadden de macht. Langzaam herstelde de beschaving zich van de klappen van de volksverhuizing.
Omstreeks 700 v.C voltrok zich een sociale revolutie, die een eind zou maken aan de macht van de aristocratie. Het gewone volk eiste een bestuursvorm die aan alle burgers gelijke rechten waarborgde: de Democratie.
5.
(Beeld- en schilderkunst)
950-700 V. Chr. Geometrische fase; menselijke figuren werden houterig geschilderd
700-480 V. Chr. ArchaĆÆsche fase; betere weergave van menselijke figuren, beelden kijken je recht in de ogen. Ontwikkeling van primitieve stijl naar charmante stijl is goed te volgen.
500 V. Chr. Klassieke periode; rode figuren op zwarte achtergrond, veel genuanceerde tekeningen. Klassieke kenmerken komen goed uit; beheerste beweging, harmonie van spanning & ontspanning. Hoogtepunt = sculpturen van Phidias op het Parthenon.
(Bouwkunst)
Dorische bouwkunst; stoere stijl zoals het Parthenon
Ionische bouwkunst; gekrulde kapitelen, vrouwenfiguren als zuilen
Korinthische bouwkunst; kapitelen in de vorm van acanthusbladeren
(Theater en Literatuur)
Jaarlijks in Athene werden er prijzen uitgeloofd voor de beste letterkundige presentaties. Er waren tragedies en komedies. Je moest er bij aanwezig zijn. Ze speelden stukken over de geschiedenis van de Grieken.
(kenmerken Hellenistische cultuur)
In de kust weelderige vormen en heftige emoties. Herhaling en overdrijving. In de natuurwetenschappen en filosofie worden grote vorderingen gemaakt. Astronomen berekenden dat de aarde om zijn as draait en planeten banen berekenen om de zon. Archimedes berekende formule pi. Zeno stichtte school (StoĆÆcijnen) met als doel; mens moet rede gebruiken dat leven uit plicht bestaat en zich niet moet laten gaan. Epicurus kreeg veel aanhang doordat hij zei dat de voornaamste kwaden in het leven zijn; bijgeloof en angst voor de dood.
6.
Kaartjes stencil (groei Romeinse Rijk)
509 v.C. werd de laatste koning verdreven en werd Rome een republiek. Tussen 400 en 100 v.C. breidden ze zich uit, ze veroverden Midden- en Noord-Italiƫ. Daarna gingen ze zuidwaarts. Hannibal versloeg de Romeinen, daarna werd hij weer verslagen en de Romeinen gingen door met veroveren. Klein-Aziƫ werd erbij gevoegd. Alles draaide om Rome. Ze overheersten door een verdeel-en-heers-politiek. Door het ene deel van het volk meer rechten te geven dan de rest.
De cultuur was heel erg verspreid, je kon overal met dezelfde munten betalen, overal waren wegen aangelegd. De wetten waren overal hetzelfde en ook iedereen moest belasting betalen. En er waren provincies ingedeeld in het land.
7.
Rond 9 n.C. werden de Romeinse legioenen in het Teutoburgerwoud in de pan gehakt door de Germanen.
In de 3e eeuw n.C. drongen de Germanen en de Parthen het Rijk binnen. Het Rijk leek na een tijdje onbestuurbaar. Zo kwam er na een tijdje de Germaanse Volksverhuizing. Met de afzetting van de laatste kiezer in 476 eindigde formeel het West-Romeinse Rijk.
8.
Ontwikkeling Jodendom
Weigerden de keizer als god te vereren. Ze waren monotheĆÆstisch, dus ze geloofden maar in 1 god die heette Jahweh. Ze geloofden dat Jahweh een verbond met ze had gesloten. Mozes gaf zijn volk richtlijnen, de 10 geboden.
Ontwikkeling Christendom
Weigerden de keizer als god te vereren. Ze kwamen voort uit het joodse volk. De stichter; Jezus Christus was zelf ook jood. Ze dachten dat hij ze van de Romeinse overheersing zou bevrijden. Ze beschouwden Christus als de messias (verlosser) hij zou de erfzonde wegnemen. Romeinen lieten hem rond 30 n.C. terechtstellen onder de Pontius Pilatus, hij ging aan het kruis.
9.
De voornaamste organisatie die de klassieke kennis en cultuur bewaarde, was de christelijke kerk. Door de groei en bloei van kloosters kwam de betekenis van de kerk tot uiting. Dit kwam door Benedictus van Nursia, die in 529 in ItaliĆ« een klooster stichtte. Wat er bewaard is van de Romeinen zijn vooral de christelijke teksten, de manuscripten, met name de beginletters die werden versierd met fraaie minischilderingetjes. Rond het einde van de 4e eeuw slaagde de Frankische koning Clovis erin Gallie te āveroverenā. Hij werd christelijk en dwong zijn onderdanen dat ook te doen.
10.
Rond 600 leefde Mohammed. Hij had visioenen en voelde zich door Allah geroepen als profeet. In 622 werd hij uit het land verdreven. later werd hij uitgeroepen tot het jaar 1 van de islamitische tijdrekening. Bij zijn dood werd het land overgenomen door mensen die aanhangers waren van de nieuwe godsdienst, de islam. In 732 kwam de expansie. Zijn rijk werd spectaculair uitgebreid.
⢠ze hadden daarvoor een machtige stimulans
⢠Hadden relatieve zwakte van de tegenstanders, met name van Perzische rijk en byzantium.
⢠De hardheid van het woestijnleven en de snelheid van de goedgetrainde ruiters.
⢠Ten slotte stuitten de veroveraars op weinig verzet, omdat ze niet veel druk op de veroverde volkeren uitoefenden.
11.
De middeleeuwse maatschappij was een stedelijke samenleving. Heel geleidelijk vond er een overgang plaats naar een agrarische- stedelijke samenleving. Door het hofstelsel en de horigheid, vooral vrije boeren, kwam er meer zelfvoorziening, bv meer werk. er ontstonden standen. Zoals adel, geestelijkheid en burgers.
12.
Leenheren waren bv vorsten. Of in elk geval bazen van een stuk grond. Leenmannen moesten voor het lenen van een stuk grond een eed afleggen van trouw aan de vorst (de leenheer) en hem met raad en daad ter zijde staan. En zo leende de leenmannen weer een stuk grond aan andere leenmannen. Op den duur leidde dit stelsel tot versnippering van het Rijk en tot afbrokkeling van het koninklijk gezag.
13.
Na het jaar 1000 stegen de agrarische productie, en de steden gingen meeprofiteren. Zij kregen betekenis als marktplaats en trokken mensen aan van het omringende platteland. Nieuwe ambachten kwamen er hierdoor. Zo kwam er dus ook meer handel en meer geld. Ze vervoerden vis, graan en houd westwaarts en keerden terug met textiel, wijn en zout.
14.
Burgerij bestaat gewoon uit burgers die steeds meer gingen handelen. ze vervoerden dus steeds meer spullen en kregen daar andere dingen voor terug. Ze kregen dus steeds meer nieuwe spullen. Voor de landsheer was dit makkelijk. Zo konden die met elkaar bondgenoten worden. De vertegenwoordiger van de landheer was de schout en die werd bijgestaan door schepenen. Die lette op wat er gebeurde in de stad en keken om er niks werden achtergehaald. Daardoor gingen burgers zich steeds zelfbewuster door gedragen. Er kwamen handels- en ambachtsgilden tot ontwikkeling. Gilden waren verenigingen van mensen die hetzelfde beroep uitoefenden.
15.
Toen paus Gregorius VII, afkomstig van cluny, de lekeninvloed wilde beƫindigen, stuitte hij op tegenstand van de Duitse keizer Hendrik IV. Zo ontstond de investituurstrijd tussen de paus en de keizer. Hendrik liet de paus afzetten. Dit speelde rond het jaar 1050. Maar de paus liet Hendrik de kerk uitzetten, voorgoed. Daarom trok Hendrik rond het jaar 1077 over de Alphen naar de paus om voor hem te knielen, maar daarom was de strijd nog niet over. Pas toen ze beiden dood waren was het opgelost. Het concordaat van Worms kwam. Bisschoppen zouden voortaan niet meer gelijk tot keizer benoemd worden. Zij werden door de paus gewijd en met het geestelijke waardigheid bekleed. Dus uiteindelijk hadden ze beiden evenveel invloed.
16.
Het christendom werd uitgebreid door pelgrimstochten naar heilige plaatsen zoals Rome, Jeruzalem en Santiago de Compostella (Spanje). Bonifacius, Willibrordus. Er kwam een kruistocht, een heilige oorlog, tegen de Saracenen, Islamitische Arabieren. Er waren in die tijd 3 kruistochten. 1tje de heilige oorlog, verovering van Jeruzalem, de tweede kruistocht liep uit tot mislukking en de derde had weer met Jeruzalem te maken, hij was niet meer heroverd. Door al het geweld tijdens de Kruistochten wrde de breuk tussen de Arabische wereld en het christelijke Westen voorgoed bezegeld. Dat was dus het gevolg.
17.
Hertogen streven naar centralisatie. Ook wilde iedereen staatsvorming, maar ze wilden wel de eigen machten over het land hebben. Onderling ontstonden dan ook veel ruzies. Na 1200 slaagden, na lange strijd, de Franse koningen erin de invloed van de Engelse terug te dringen. Koning Lodewijk IX de Heilige versterkte het koninklijk prestige aanzienlijk. Rond 1100 groeide er veel in de landen. De bevolking groeide aanzienlijk en ook werd er veel land begonnen. Ook de economische betekenis groeide. Er gebeurde veel rond 1500. Nederland kwam onder het gezag van Bourgondiƫ. De hertogen van dit Franse gebied gedroegen zich onafhankelijke en breidden door middel van huwelijken en veroveringen hun gebied steeds verder uit. Maar vanaf 1464 riep Filips de Staten- Generaal uit. Toen gebeurde alles weer normaal.
18.
Er beginnen overzee ontdekkingstochten. In Portugal start Hendrik de Zeevaarder een zeevaartschool in 1400. Daar werd de kennis van geografie, astronomie en navigatie opgedaan. Hij ging op expeditie rond 1415 langs de Afrikaanse westkust. Na elke tocht werden de gegevens opgeschreven. Bartolomea Diaz ontdekte Kaap de Goede Hoop in 1487, daardoor lag de zeeweg naar IndiĆ« open. Vasco da Gama voer 10 jaar later de 7000 km lange route naar India, hij legde zo na een tijdje een basis voor een Portugees wereldrijk. Hij liet steden plunderen en drong later door in de specerijeneilanden. Portugal kreeg concurrentie van Spanje. Christoffel Columbus beweerde dat er een kortere route was naar IndiĆ«. Hij bereikte inderdaad nieuw land, hij dacht dat het IndiĆ« was en noemde de bewoners indianen. In 1519 startte Hernan Cortes naar het aztekenrijk in Mexico. De vorst daar dacht dat hij een teruggekeerde god was, en ontving ze hartelijk. En Cortes veroverde het rijk. In 1530 deed Fransisco Pizarro hetzelfde met de Incaās in Peru. Terwijl de Spanjaarden en Portugezen Midden- en Zuid-Amerika veroverden, verkenden ontdekkers van Engeland en Frankrijk de kusten van Noord-Amerika. In 1607 stichtten de Engelsen de kolonie Virginia en in 1620 volgden de Pilgrim Fathers, godsdienstige vluchtelingen. De Fransen stichtten in Canada Nieuw Frankrijk. En de Nederlanders richtten hun aandacht op Nieuw-Amsterdam. In de zeventiende eeuw kwam er een strijd op gang om het bezit van overzeese gebiedsdelen. De Hollanders verdreven in Zuidoost-AziĆ« de Portugezen.
19.
Het mens- en werelbeeld veranderd in de Renaissance; in de Middeleeuwen zeiden ze memento mori: mens, gedenkt te sterven. En in de Renaissance werd het carpe diem: pluk de dag (geniet van het leven). Het wereldbeeld verandert ook door Michelangelo, hij belichaamde het ideaal van een universeel mens, iemand die zijn gehele persoonlijkheid ontplooide. Hij was architect, beeldhouwer, schilder en dichter. De Renaissance betekende ook het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling, Leonardo da Vinci experimenteerde erg veel en hij ontwierp helikopters draai- en hefbruggen, tanks en machinegeweren. Hij maakte naam met het beroemde schilderij āMona Lisaā. De Pool Copernicus ontdekte dat niet de aarde het middelpunt van het heelal is maar de zon. Zijn opvattingen werden door de kerk als ketterijen veroordeeld. Na een paar jaar toen het door andere werd uitgewerkt, werden de nieuwe opvattingen algemeen aanvaard.
20.
De Renaissance wordt een hernieuwde oriƫntatie op de klassieke oudheid genoemd omdat de belangstelling van de klassieke beschaving terug kwam. Resten daarvan waren in Italiƫ niet moeilijk te vinden.
Schrijvers in de ban van de Renaissance keken terug op de voorbije periode als slechts een tussenperiode tussen de beschaafde Oudheid en hun eigen tijd. Zo ontstond de naam Middeleeuwen. Het woord gotiek is in de Renaissance ontstaan als scheldwoord voor de bouwstijl van de voorbije periode. Alleen de Goten hadden niets te maken met de pas veel later ontstane gotische bouwstijl.
De bouwkunst was in de Renaissance goed zichtbaar. Er werden nieuwe gebouwen gemaakt. Allerlei kunstenaars maakten koepels met ribben. Zo ook voor de Dom in Florence. Daarna kwam een andere stijl; de horizontale lijn, zoals bij de Sint-Pieter in Rome. In de schilder- en beeldhouwkunst kregen kunstenaars oog voor schoonheid van de natuur en menselijk lichaam. Ze maakten allemaal beelden van het menselijke lichaam, maar dan een idealistisch menselijk lichaam.
21.
In 1517 spijkerde Maarten Luther stellingen aan de deur van de kerk. Hij had kritiek op de hervormers. Hij vond dat de rijkdom niet eerlijk verdeeld was. Er werden aflaten verkocht door de priesters om geld te verdienen. Ook hier was Luther tegen. De kerk reageerde hierop door Luther in 1520 te excommuniceren (uit de kerk zetten). Hij verbrandde de pauselijke oorkonde. Hij verscheen in 1521 voor de keizer, en hij werd vogelvrij verklaard, dus iedereen kon hem straffeloos doden. Hij dook onder en vertaalde de bijbel in het Duits, waarmee hij het geloofsleven en de Duitse taal beĆÆnvloedde. Het gevolg van deze Reformatie in Europa was dat alle vorsten in de overgang naar het lutheranisme een voordelige kant zagen, want zo konden zij de bezittingen van de kerk overnemen. Zo gingen alle vorsten en opstaanders zorgen voor het protestantisme, en werd dat als ketterij beschouwd. En zo verdween na een paar jaren in veel landen de Katholieke Kerk.
22.
Pogingen van Karel V en de Inquisitie om in ons land door middel van plakkaten (wetten) een jacht op de ketters te ontketenen stuitten op sabotage van de bevolking. De adel beschouwde die pogingen als een inbreuk op haar oude privileges.
Het toenemende aantal beden(verzoeken om belastingen) die Karel deed om zijn oorlogen te kunnen betalen, wekte veel irritatie. In 1566 kwamen de lage edelen in Brussel bij Margaretha officieel indienen om verzachting der plakkaten.
Vanuit Vlaanderen verspreidde zich de Beeldenstroom over de Nederlanden; interieurs van kerken en kloosters werden geplunderd en aan gruzelementen geslagen. Filips II besloot de beeldenstroom zwaar te straffen en stuurde hertog van Alva met een groot leger naar de Nederlanden.
Tachtig jarige oorlog (1568-1648). Maar in 1572 lukt het de Geuzen zich van een aantal Hollandse en Zeeuwse steden meester te maken. In 1581 zwoeren de Staten-Generaal koning Filips af in een plechtige verklaring, het Placcaert van Verlatinge. Het lukte Filips II wel om Willem van Oranje te laten vermoorden (1584) en de rijke stad Antwerpen te heroveren (1585). Gevolg: de Antwerpse handel kwijnde weg en duizenden vertrokken naar het noorden. In 1588 kreeg de Republiek een adempauze. Twaalfjarig bestand (1609-1621). In 1648 kwam er een einde aan de Tachtigjarige Oorlog.
23.
In de vijftiende en zestiende eeuw was er in veel landen een groeiende neiging naar centralisatie van bestuur. Koningen probeerden de macht van de adel en de kerk te beteugelen, privileges af te schaffen, en door middel van goedgeschoolde ambtenaren een modern bestuurlijk apparaat op te bouwen. Het heffen van vaste belastingen moest in plaats komen van het eeuwige smeken van geld bij de standen(de zogenaamde bedes).
Veel nieuwe industrieƫn werden gevestigd. Het geld verdween overigens weer net zo snel uit de schatkist als het erin vloeide. Dat kwam onder meer door de godsdienstpolitiek van Lodewijk.
Oorlogvoering vormde een tweede oorzaak voor de voortdurende geldnood van Lodewijk. Met moderne legers probeerde hij zijn land het sterkste van Europa te maken.
Het interieur van Versailles (paleizen) werd met de kostbaarste meubels, schilderijen, marmeren, beelden en gobelins(wandtapijten) versierd. Dit alles gebeurde in de heersende kunststijl van de zeventiende eeuw, de barok.
In 1661 besloot Lodewijk zelf de regering in handen te nemen. Deze opvatting werd door de theorie van het droit divin(goddelijk recht) verdedigd. Het leidde ertoe dat de koning absolute (letterlijk: ongebonden) macht had over de onderdanen; vandaar dat we spreken van het absolutisme. Lodewijk sprak dan ook: Lāetat, cāest moi! (de staat dat ben ik).
24.
De successen van de Nederlanders in de tachtigjarige oorlog waren mogelijk door de gunstige economie. Op staatkundig gebied vormde de republiek officieel een statenbond van zeven zelfstandige gewesten. De macht was dus gedecentraliseerd. De Staten Generaal in Den Haag was het hoogste bestuurorgaan van de Republiek, dat de zorg had voor buitenlandse zaken en voor leger, kon pas belangrijke besluiten nemen als alle zeven gewesten het eens waren.
De welvarende kooplieden gaven opdrachten aan schilders, meubelmakers en architecten. Hollandse meesters, konden vrij experimenteren en het dagelijks leven realistisch uitbeelden. De Gouden eeuw bracht niet alleen kunstenaars voort, maar ook geleerden
25.
De Europese handel met Aziƫ was bijzonder winstgevend. Oosterse producten als Chinees porselein, katoen uit India en specerijen uit Zuidoost- Aziƫ werden betaald met vuurwapens en met de edele metalen die in de goud- en zilvermijnen van Mexico Bolivia en Peru werden gevonden.
Het handelskapitalisme (de VOC bijv.) draagt bij tot het ontstaan van een wereld economie.
26.
De wetenschappelijke revolutie begon in de 17e eeuw, onder invloed van de Renaissance. Er werden veel ontdekkingen en experimenten gedaan die weer werden verspreid door ze te laten drukken in boeken. GalileĆÆ ontdekte de telescoop en ontdekte dat de planeten om de zon draaien. Newton ontdekte de zwaartekracht. Ook ontdekte hij de zwaartekracht van de maan, aarde en zon en zo ook eb en vloed. Van Leeuwenhoek ontdekte de microben. Europa kreeg een sterkere positie in de wereld door deze ontdekkingen.
27.
Velen geloofden dat de rede, oftewel het menselijk verstand, in staat was alle problemen op te lossen. Dit geloof in de rede heet rationalisme.(mensen geloven dat de wereld beter wordt zolang ze hun verstand maar gaan gebruiken. Aanhangers van dat geloof vonden dat de mens te lang in een geestelijk duister had doorgebracht.
Een bijzondere prestatie vormde de totstandkoming van de eerste encyclopĆ©die, een wek van de Franse verlichte geleerde DidĆ©rot en dāAlembert.
Op het gebied van godsdienst bepleiten zij meer tolerantie (verdraagzaamheid) en afschaffing van de bestaande staatskerk. De bekendste pleitbezorger hiervan werd Voltaire.
Economie: De Schotse filosoof Adam Smith publiceerde er in 1776 een gezaghebbende studie over de āwealth of Nationsā.
Politiek: de ideeĆ«n van Montesquieu en Rousseau waren van belang. Montesquieu ontwierp de trias politica. Rousseau ging nog verder. Hij scherpte Lockes theorie van de volkssoevereiniteit verder aan. Hij wordt ook wel de stormvogel van de revolutie genoemd; zijn leer staat echter evenzeer aan de basis van de moderne democratie. Ook schreef hij het boek over opvoeding: āEmileā.
REACTIES
1 seconde geleden