Geschiedenis hoofdstuk 8: China tot 1949
~1 Natuur en bevolking
Ontwikkeling van eigen cultuur
China heeft bijna overal natuurlijke grenzen: N&W: onherbergzame gebieden en hoge gebergten, Z: grote rivieren, bergen en tropisch oerwoud, O: zeekust. Deze natuurlijke grenzen en de grote rivieren die goede verbindingen met het binnenland mogelijk maken, hebben bijgedragen tot de ontwikkeling van een eigen cultuur met weinig buitenlandse invloeden. De meeste veroveraars van China veroverden slechts een deel, alleen de Mongolen en de Mandsjoes bezaten heel China, later gingen ze op in de Chinese bevolking. 94% van de bevolking van China behoort tot een volk, het Chinese (Han). De rest bestaat uit etnische minderheden. Chinese troepen waren in 1951 Tibet binnengevallen en ze maakten Tibet in 1965 tot onderdeel van de Chinese volksrepubliek. Tibetanen kwamen vergeefs in opstand en hun leider Dalai Lama leeft in ballingschap sinds 1959.
Weinig landbouwgrond en een hoge bevolkingsdichtheid
Er zijn grote verschillen in landschap, klimaat en bevolkingsdichtheid. Oost vs. West. Westen: gebergten, hoogvlakten, woestijnen. Te droog en te koud voor landbouw.
Oosten: vruchtbaren laagvlakten waar grote rivieren door stromen (Gele Rivier en Jangtse), ten zuiden liggen heuvel- en bergachtige streken. Grote klimaatverschillen tussen noord en zuid.
In de laagvlakten leeft 90% van de bevolking, zeer grote bevolkingsdichtheid. China moet 23% van de wereldbevolking voeden met 7% van de beschikbare landbouwgrond op aarde. Er is per boerenfamilie heel weinig landbouwgrond beschikbaar. Er zijn veel natuurrampen geweest in China, erg bedreigend voor de oogst: overstromingen, langdurige periodes van droogte of koude en erosie: hongersnoden.
Miljoenen Chinezen zijn geëmigreerd door deze natuurlijke omstandigheden.
De natuur beïnvloedt de eigenschappen van de Chinezen
Het leven in China werd gekenmerkt door gebrek aan landbouwgrond, grote bevolkingsdichtheid in de vruchtbare gebieden, een harde strijd om het bestaan en een voortdurende dreiging van de natuur. Men moest kunnen rekenen op steun van een groep. Er heerste eenheid, orde en discipline.
~2 Het Chinese keizerrijk
China wordt een centraal bestuurde ambtenarenstaat
In de vlakte van de Gele Rivier ontstonden de eerste staten, zij waren eeuwenlang met elkaar in oorlog. Een van die staten heette Chin (China), de vorst van Chin veroverde bijna heel Oost-China. Na zijn dood won Liu Pang en stichtte de Han-dynastie. Dynastie: een serie heersers uit een familie. Volgende dynastieën:
221 – 206 v. Chr. Chin-dynastie
206 voor – 221 na Chr. Han-dynastie
221 – 618 Periode van verdeeldheid
618 – 907 Tang-dynastie
907 – 960 Periode van verdeeldheid
960 – 1279 Soeng-dynastie
1279 – 1368 Mongoolse Juan-dynastie
1368 – 1644 Ming-dynastie
1644 – 1912 Mandsjoe-dynastie
Oorzaken van de ondergang van dynastieën: corruptie onder ambtenaren en armoede onder de bevolking. Armoede kon ontstaan door natuurrampen, maar ook door wanbeleid waarbij bv. de grond in handen van zeer weinigen terechtkwam. Soms droegen invallen van vreemde volken tot de val van de dynastieën bij.
Chinese keizers namen veel maatregelen om de eenheid van het rijk te bevorderen: er kwam eenheid in het stelsel van munten, maten en gewichten. Door een netwerk van wegen werd tijdens de Chin-dynastie gezorgd voor goede verbindingen tussen de verschillende delen van het rijk. Aan de grens in het noorden werden bestaande verdedigingswerken door een lange muur verbonden: de Chinese Muur. De keizers regeerden als absolute vorst. Om de besluiten van de keizer overal te kunnen uitvoeren, was het rijk verdeeld in provincies, die weer in prefecturen en die nogmaals in districten. Aan het hoofd van elk stonden door de keizer benoemde ambtenaren. De hoogste ambtenaren: mandarijnen. Om ambtenaar te worden kon men deelnemen aan een literatuurexamen. De ambtenaren hebben naast politieke zaken, ook een verzameling van historische en andere literatuur achtergelaten.
Het confucianisme wordt de politieke leer
De leer van Confucius (confucianisme): legt de nadruk op het juiste persoonlijke gedrag. Confucius geloofde dat de aard van de mens goed was. Als mensen zich juist gedroegen, zouden alle problemen in de samenleving verdwijnen. Vijf Menselijke Relaties: juiste betrekkingen tussen een heerser en zijn onderdanen, een vader en zijn zoon, een echtgenoot en zijn vrouw, een oudere en een jongere broer, vrienden. Het waren betrekkingen tussen hoger en lager geplaatsten, de hoger geplaatsten moesten welwillend en vriendelijk zijn, het goede voorbeeld geven, de lager geplaatsten toegewijd en gehoorzaam. Als de keizer handelde in overeenstemming met de confucianistische leer, zouden de ambtenaren en het volk dat ook doen. Er ontstonden vele rituelen en vaste omgangsvormen.
China kent geen vastomlijnde godsdienst
Er waren geen duidelijke grenzen tussen godsdiensten, de Chinezen hadden een godsdienst, waarin naast voorouderverering elementen van confucianisme, taoïsme en boeddhisme aanwezig konden zijn.
Plattelandsbevolking: beoefende rituelen waaraan men magische krachten toeschreef. Men geloofde dat men door deze rituelen geluk, voorspoed, gezondheid en lichamelijke onsterfelijkheid kon bereiken (taoïsme).
Het onderwijs wordt centraal georganiseerd
Tijdens de Tang-dynastie werd het onderwijs georganiseerd in een vorm die eeuwenlang in stand zou blijven:
- In alle districten werden scholen gesticht waar leerlingen leerden lezen, schrijven en rekenen.
- Er kwamen twee hogere scholen waar de beste leerlingen van het land werden toegelaten.
- De hogere scholen bestonden uit algemene colleges waar men literatuur en confucianistische filosofie kon studeren, en meer praktisch gerichte vakcolleges waar men rechten, wiskunde of kalligrafie kon studeren.
- De algemene colleges waren bedoeld voor aanstaande ambtenaren. De meeste studenten waren zonen van edelen of ambtenaren, maar zeer goede leerlingen uit andere bevolkingslagen werden ook toegelaten.
Er waren ook in veel steden bibliotheken waar kennis werd bewaard en doorgegeven aan studenten.
Een beroepsleger vervangt het leger van dienstplichtige boeren
Het leger bestond uit dienstplichtige boeren, dit leger was echter zwak dus tijdens de Tang-dynastie werd het leger gereorganiseerd:
- In de plaats van het grote leger van dienstplichtige boeren kwam er een veel kleiner beroepsleger. Ook niet-Chinezen konden erin dienst nemen.
- Dit leger werd geconcentreerd in de grens-districten.
- In die grensdistricten hadden militaire commandanten meer macht dan ambtenaren.
- Een keizerlijk ministerie voor het leger benoemde officieren, zorgde voor de productie van wapens en had het toezicht op de wapen- en voedseldepots van het leger.
Voorsprong op het gebied van de techniek
In technisch opzicht waren de Chinezen de andere volken vaak eeuwen voor, misschien t.g.v. harde levensomstandigheden zochten de Chinezen praktische oplossingen voor allerlei problemen.In technisch opzicht waren de Chinezen de andere volken vaak eeuwen voor, misschien t.g.v. harde levensomstandigheden zochten de Chinezen praktische oplossingen voor allerlei problemen. Voor voorbeelden zie boek blz 120.
Gelaagdheid van de Chinese samenleving
Bovenlaag: ambtenaren en rijke grondbezitters.
Middenlaag: boeren, men was afhankelijk van het succes van de landbouw.
Derde plaats: ambachtslieden.
Vierde plaats: handelaren.
Om door te dringen tot de bovenlaag moest men het ambtenarenexamen afleggen. Duur, te weinig geld. Families konden als geheel zich binnen enkele generaties opwerken tot een hogere laag of afdalen tot een lagere.
De familie
Individuen waren onbelangrijk, groepen belangrijk. Familie: veel generaties onder een dak, zonen bleven thuis wonen nadat ze getrouwd waren. Ieder lid van de familie had zijn vaste plaats. De positie van de vrouw was zeer zwak, ze was altijd ondergeschikt.
De clan
Clan: een aantal families,waarvan de afstamming terugging op dezelfde stamvader. Plicht van de clan: een tempel onderhouden in het dorp van de voorouders en er plechtigheden ter ere van de voorouders te organiseren. Het clanhoofd had een grote macht en regelde zaken als rechtspraak en onderwijs. Een clan kon duizenden personen omvatten, soms een heel dorp als clan.
China en de buitenwereld
De Chinezen waren omringd door volken met een minder ontwikkelde beschaving en ze beschouwden China dan ook als het middelpunt van de wereld, vandaar de naam: het Rijk van het Midden. Voor hen was China het centrum en het voorbeeld voor de rest van de wereld (sinocentrisme). Chinezen hadden weinig behoefte om de rest van de wereld te leren kennen. Er werden betrekkingen onderhouden met aan China grenzende landen, maar niet op voet van gelijkheid. Vorsten van deze landen moesten de Chinese keizer als hun meerdere erkennen en moesten hem belasting betalen in de vorm van handelsproducten. Tijdens de Han-dynastie ontstonden er handelsroutes naar India en het Romeinse rijk. De uitvinding van het Chinese kompas maakte een sterke uitbreiding van de zeehandel mogelijk. Toch bleef China een landbouwgemeenschap.
~3 China en het Westen
Het Westen dringt op
De Mandsjoes onderhielden weinig betrekkingen met het buitenland, behalve met Rusland, zij verdeelden het tussen beide landen liggende Aziatische gebied. Westerse staten werden als ondergeschikt beschouwd, als de Chinese regering zou onderhandelen zou dat erkenning van gelijkheid betekenen en dat wilden ze niet.
De Opiumoorlog
In deze situatie kwam in de 19de eeuw verandering door de opkomende Chinese belangstelling voor opium. Uit Brits-Indie werd opium door Britse handelaren naar China vervoerd, een verbod hielp niet en veel Chinese ambtenaren bleken omkoopbaar => illegale opiumhandel bleef sterk groeien. Veel Chinezen raakten verslaafd aan opium.
De Chinese regering liet in 1839 alle Britse opiumvoorraden verbranden. De Britten stuurden een vloot en een leger en ze kregen steun van corrupte ambtenaren. De minder goed bewapende Chinezen waren niet opgewassen tegen de Britten. De opiumkwestie was voor de Britten slechts een aanleiding geweest om in te grijpen, ze wilden gewoon met China onderhandelen om handel te drijven. De Chinese regering werd in een verdrag gedwongen:
q Het eiland Hongkong af te staan aan de Britten
q Vijf andere havens, waaronder Canton en Shanghai, als verdragshavens open te stellen voor Britse kooplieden.
q Toe te staan dat Britse kooplieden die zich in die verdragshavens vestigden, niet onder Chinees bestuur en Chinese rechtspraak zouden vallen.
Reacties in China
1850: de macht van de centrale regering verzwakte sterk: overstromingen door slecht onderhouden dijken, armoede nam toe, hongersnoden, criminaliteit. De regering slaagde er niet in het opdringen van het Westen tegen te houden. Reactie van de bevolking:
q Er ontstonden volksbewegingen die het Mandsjoe-bewind omver willen werpen of de westerlingen met geweld wilden verdrijven of beide (Taiping-opstand).
q Men zag in dat China gemoderniseerd moest worden naar westers voorbeeld. China moest wel zijn eigen cultuur behouden, maar de westere techniek overnemen. Zelfversterking gebeurde op kleine schaal.
1895: China was technisch niet opgewassen tegen Japan en verloor een oorlog om Korea. Japan was wel meegegaan in het westerse voorbeeld. De zelfversterking was onvoldoende geweest. Tijdens een Periode van Honderd Dagen liet de keizer allerlei hervormingen naar westers voorbeeld afkondigen. De tegenstanders van die hervormingen verenigden zich o.l.v. de keizerin-weduwe Ci Xi. Na een staatsgreep werd de keizer zwakzinnig verklaard en gevangen gezet, hervormingen gingen niet door. Ze wilden niet alleen hervormingen tegen houden maar ook de invloed van de westerse mogendheden teniet doen => Bokseropstand.
Ingrijpende hervorming: onderwijs.
De revolutie van 1911
Door de hervorming van het onderwijs en de studie in het buitenland ontstond er in China een nieuwe bevolkingsgroep: jonge intellectuelen met westerse denkbeelden, die de hervormingen onvoldoende vonden. Volgens hen kon China alleen een grote rol in de wereld spelen als de Chinese maatschappij totaal zou veranderen. Ze waren nationalisten en revolutionairen. Leider: Sun Yatsen, zijn idealen: drie volksbeginselen: nationalisme, democratie en volkswelvaart. Hij had weinig aanhangers, omstreeks 1910 weinig hoop op succes. 1911: revolutie. Er ontstond oproer in een provincie, toen de regering de spoorwegen wilde nationaliseren. Opstandelingen slaagden er niet in om heel China in hun macht te krijgen. Krachtige tegenstand van het noordelijke Mandsjoe-leger o.l.v. generaal Yuan Shikai. Hij ging onderhandelen met de opstandelingen en de Mandsjoes. Hij zou president worden als hij de Mandsjoes ten val zou brengen. De Mandsjoe-keizerin overtuigde hij ervan dat ze beter afstand kon doen van de troon. 1912: China republiek.
Yuan Shikai regeerde als een militair dictator.
~4 Vereniging van China mislukt
Nationalisten en communisten proberen de macht te veroveren
In 1912 hadden verschillende revolutionaire groeperingen zich aaneengesloten in een nieuwe politieke partij, gebaseerd op de drie door Sun Yatsen geformuleerde volksbeginselen en geleid door hem. Guomindang (GMD) betekent Nationale Volkspartij. Aanhangers: nationalisten. Na Russische Oktoberrevolutie van 1917 kregen sommige Chinese hoogleraren en studenten belangstelling voor het marxisme, 1921: Chinese Communistische Parij (CCP). GMD en CCP: vooral aanhang in grote steden, GMD bij intellectuelen, ondernemers en handelaars, CCP bij intellectuelen en arbeiders. Op het platteland weinig invloed.
1916: Sun Yatsen keerde terug naar China. 1917: GMD riep een tegenregering uit, maar de westerse mogendheden erkenden de regering in Beijing als wettige regering van China. Alleen de SU erkende de GMD-regering: gaf militaire steun, zorgde ervoor dat de Chinese communisten met de nationalisten gingen samenwerken.
1925: Sun Yatsen stierf, GMD beheerste alleen Canton. Rest werd geregeerd door regering in Beijing. Opvolger van Sun Yatsen, Chiang Kaisjek: hij veroverde m.b.v. communisten een groot deel van China. Veel nationalisten vonden echter dat de communisten teveel invloed kregen, waaronder Chiang Kaisjek. Hij begon een actie tegen de communisten, velen werden gedood.
1928: Chiang Kaisjek nam Beijing in. China leek een nieuwe periode van eenheid tegemoet te gaan. Dat zou echter al snel anders uitvallen t.g.v. zwak bestuur van de GMD, van communistische tegenstand en Japanse agressie.
~5 China wordt communistisch
De communisten verslaan de GMD
Na de bloedige vervolging in 1927 hadden de communisten zich teruggetrokken in de bergstreken van Jiangxi, waar zij guerrillabases opbouwden en in 1931 een communistische republiek stichtten. In 1934 werden ze uit dit gebied verdreven. Opnieuw vluchtten de communisten en tijdens deze Lange Mars kwamen de meesten t.g.v. aanvallen van de GMD en ontberingen om het leven.
De communisten richtten hun aandacht vooral op het platteland. Vooral arme boeren richtten het Rode Leger op, dat werd geschoold in de leer van het marxisme. Dit leger moest een revolutie in China tot stand brengen. Ze wilden een herverdeling van de grond. M.b.v. het Rode Leger werden rijke boeren gedwongen hun land af te staan aan de arme boeren, die de grote meerderheid vormden. 1935: Mao Zedong absolute leider.
Door de aanval van Japan kon de GMD de strijd tegen de communisten niet met volle kracht voortzetten. Chiang Kaisjek werd gedwongen de strijd tegen de communisten te staken en samen met de communisten een Verenigd Front te vormen tegen Japan.
Na de Japanse nederlaag brak in 1946 een burgeroorlog uit, het Rode Leger veroverde het hele vasteland van China. 1-10-1949: Mao Zedong riep de Volksrepubliek China uit.
Chiang Kaisjek vluchtte met een miljoen volgelingen naar het eiland Taiwan.
Oorzaken van de nederlaag van de GMD
q De nationalisten hadden nooit veel belangstelling getoond voor de problemen van het platteland, waar 80% van de Chinese bevolking woonde. De communisten daarentegen begonnen onmiddellijk met hervormingen op het platteland, waardoor ze de sympathie van een groot deel van de arme boerenbevolking wonnen.
q De Japanse agressie maakte het bescheiden begin van modernisering door de GMD ongedaan. De Japanse gewelddaden wakkerden bij veel Chinese boeren het nationalisme aan. Vooral de CCP profiteerde hiervan. Het GMD-leger trok zich nl. terug in Sichuan, terwijl de CCP in de bezette gebieden een guerrilla tegen de Japanners begon en daarmee sympathie onder de Chinese bevolking won.
q Het ambtenarenapparaat van de GMD was corrupt en het moreel in het leger was laag. GMD-officieren verkochten grote hoeveelheden Amerikaans oorlogsmateriaal aan de communisten. Hele afdelingen van het GMD-leger liepen over naar de communisten.
q De VS raakten ervan overtuigd dat de nationalisten niet meer konden rekenen op het vertrouwen van de grote meerderheid van de bevolking. Daarom staakten de VS de steun aan de nationalisten.
REACTIES
1 seconde geleden