Hoofdstuk 7, God in Nederland

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • vwo | 2282 woorden
  • 18 februari 2004
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
38 keer beoordeeld

Hoofdstuk 7 God in Nederland
De nieuwe publieke orde

In Nederland heeft de godsdienst altijd een belangrijke plaats gehad. Godsdiensten waren de basis van het maatschappelijke leven (zeker tijdens de verzuiling). Als je iets wilt weten van Nederland dan moet je het ‘wat en hoe’ van de godsdiensten begrijpen.

In de 16e eeuw is in Nederland iedereen katholiek. In 1579 wordt in de Unie van Utrecht vastgelegd dat ieder zijn godsdienst mocht belijden.

Calvijn en Luther zorgen voor het protestantisme. Dit zorgt voor de Reformatie. Dit was vooral in het noorden van Nederland.

De gereformeerde kerk kreeg monopolie op het openbaar uitoefenen van godsdienst. In 1581 werd het katholieke geloof zelfs verboden.

De katholieken in het noorden werden beschouwd als 2e rangs burgers. Er was dus geen godsdienstvrijheid (geen openbaarheid voor de katholieken). Onder Censuur

De gereformeerde kerk was de meest bevoorrechte kerk in Nederland. Het was de enige door de staat officieel erkende godsdienst. Het was echter geen staatskerk, de overheid zag niet toe op de tucht van de kerk. Mensen die het gereformeerde geloof aanhingen kregen de beste functies. Het gebruik van de bijbel

In de protestantse kerken staat de bijbel ofwel het woord van God centraal. Op de synode van Dordrecht (1618-1619) werd niet alleen de gereformeerde leer vastgelegd maar werd ook besloten tot het maken van de statenvertaling (1637). De Bataafse republiek

In 1794-1795) vallen de Franse revolutionaire legers Nederland binnen. Er werd weinig tegenstand geboden, ze werden zelfs enthousiast ontvangen. Dit zorgde voor het ontstaan van de Bataafse republiek. De katholieken hoopten dat de toekomst beter zou worden en dat de oude (katholieke) orde hersteld zou worden. Dit was echter niet het geval.

De nationale vergadering stelt in de staatsregeling van 1798 dat alle kerkgenootschappen formeel gelijkgesteld werden. Toch bleef men de hervormde kerk (voortzetting van de gereformeerde kerk uit de republiek) beschouwd als vaderlandse kerk.

De godsdienstvrijheid zorgde niet voor onderlinge verdraagzaamheid.

Paragraaf 2 Religieuze herleving in de 19e eeuw. De aprilbeweging

In 1848 krijgt Nederland een liberale grondwet. Alle kerkgenootschappen kregen de volledige vrijheid om de interne organisatie zelf te regelen. Vooral de katholieken profiteerden hiervan.

Na het algemene verbod van de katholieke kerk in 1581 was er een eind gekomen aan de katholieke kerkelijke organisatie. Nederland werd tot ‘missiegebied’ verklaard door de paus. Katholieke herleving

Op 4 maart 1853 herstelde de paus de bisschoppelijke hiërarchie. Nederland was niet langer een missiegebied.

Het herstellen van de bisschoppelijke hiërarchie ontketende in behoudend protestants Nederland een golf van anti-katholieke pamfletten. Dit protest wordt de Aprilbeweging genoemd. - De brief van de paus viel verkeerd, hij beschuldigde Calvijn (de grondlegger van de protestantse kerk) voor het maken van een dwaalleer met grote nadelen en onheilen. - De keuze van Utrecht als aartsbisdom viel verkeert omdat hier de Unie van Utrecht was gemaakt. Deze staat symbool voor de protestantse strijd voor geloofsvrijheid. - Het ergst vond men de gedachte aan de ‘donkere’ tijden van voor de republiek.

De beweging begon in Utrecht. Er werd een petitie opgezet die vele mensen ondertekenden om geen goedkeuring te geven aan het herstel van de bisschoppelijke organisatie. Ook maakte men pamfletten, krantenartikelen en liederen die het gevaar van de katholieken lieten zien.

De koning Willem III achtte zich echter gebonden aan de grondwet en ging niet in op het verzoek.

Het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie vormde de opmaat tot het herstel van het katholieke kerkelijke leven. De herleving vormde een onderdeel van de ingrijpende internationale verandering in de katholieke kerk. - Er werd een gecentraliseerd bestuur ingevoerd, met als hoofd de paus wiens uitspraken onfeilbaar waren. Er werd ook wel gesproeken van ultramontanisme omdat het centrum van de kerkelijke staat over de bergen lag. - Er werd een omvangrijke herkerstening ingezet met als doel het scheppen van een gemeenschappelijke katholieke cultuur.

Dit werd op verschillende manieren gedaan: - Versterking en uitbreiding van de kerkelijke organisatie. Het aantal parochies en priesters namen toe. - Het bouwen van nieuwe kerken.

Op verschillende manieren probeerde de kerkelijke leiding het naleven van de katholieke geloofs- en zedenleer door gelovigen te stimuleren: - Het jaarlijkse huisbezoek (waartoe in 1865 werd besloten) - Het houden van volksmissie. dit is een meerdaagse, periodiek terugkerende godsdienstoefening met als doel zoveel mogelijk parochianen te bewegen te bekeren van hun zondig leven. De missie was geslaagd als het volk zich massaal naar de biechtstoel begaf (!) - Het oprichten van allerlei broederschappen, gezelschappen die zich met allerlei specifieke vormen van devotie bezighielden. - Retraite (georganiseerd door broederschappen): het afzonderen van de buitenwereld waarbij men zich toelegt op de verdieping van het geloof en persoonlijke bezinning. - Processies (georganiseerd door broederschappen

- Onderdeel van de katholieke herleving was ook het stimuleren van vormen van vroomheid die de katholieken sterkten in hun Nederlanderschap doordat zij verwezen naar een nationaal katholiek verleden. - Ook oude middeleeuwse devoties werden nieuw leven ingeblazen.

De ontwikkelingen in de katholieke kerk zorgden voor een grotere eenheid. De hervormde kerk maakte een tegengestelde ontwikkeling door: groeiende kerkelijke verdeeldheid. De hervormde kerk werd in 1816 voorzien van een nieuw bestuursreglement, werd beschouwd als de vaderlandse kerk.

Volgens de volkstelling in 1809 hoorde iedereen tot een bepaalde godsdienst. Toch waren predikanten ervan overtuigd dat bij het volk religieuze kennis ontbrak. Men ontketende een nieuw beschavingsoffensief de inwendige zending de middelen hiervoor waren: - christelijk onderwijs - zondagsschool - christelijke lectuur - de preek - armenzorg - sociale controle
Alleen deze keer was de intensiteit en de schaal veel groter dan voorheen.

De predikanten predikten een modern christendom. Behoudende groepen in de hervormde kerk verzette zich hiertegen. Zij wensten vast te houden aan de (eerdergenoemde) Synode van Dordrecht. In 1834 is de eerste breuk hieruit komt de vrije gereformeerde kerk voort. Er bleef echter een belangrijke orthodoxe stroming binnen de hervormde kerk bestaan.

Openbaar, bijzonder of openbaar-bijzonder onderwijs

In 1878 werd met een liberale meerderheid de schoolwet-Kappeyne aangenomen. Doel was het verbeteren van de kwaliteit van het openbaar, door de overheid gefinancieerd, onderwijs.

Vier dagen later lag overal in Nederland een petitie waarin werd verzocht deze wet niet te bekrachtigen en het bijzonder lager onderwijs te subsidiëren. Een op de drie mannelijke Nederlanders tekende deze petitie, maar koning Willem III negeerde deze petitie en bekrachtigde de wet.

De samenwerking tussen de rooms-katholieken en de protestanten was opmerkelijk: Ten tijde van de republiek was voor de protestantse (publieke) kerk onderwijs het middel bij uitstek voor de verspreiding van haar leerstellingen en voor de bestrijding van ‘paepse superstitiën’ = rooms-katholiek.

De zeggenschap over de inhoud van het onderwijs werd een steeds belangrijker strijdpunt. Het neutrale, algemeen christelijk karakter van het openbaar onderwijs werd in de loop van de 19e eeuw de orthodoxe protestanten en de rooms-katholieken steeds meer een doorn in het oog.

De strijd rond de financiële gelijkstelling van openbaar en bijzonder onderwijs wordt de schoolstrijd genoemd.

De protestanten richtte een politieke strijdorganisatie op: Vereniging voor Christelijk Nationaal Schoolonderwijs. De rooms-katholieken werden opgeroepen door de paus om zich in te zetten voor de eigen scholen. Dit bondgenootschap tussen de twee geloven mondde uit in de petitie van 1878.

Pas in 1917 werd het onderwijs volledig financieel gelijkgesteld.

Het sociale vraagstuk

Naast de onderwijskwestie en uitbreiding van het kiesrecht hield ook het sociale vraagstuk de gemoederen bezig in de 19e eeuw.

De leef en werkomstandigheden voor arbeiders waren erg slecht. Rond 1870 beginnen de arbeiders zich te organiseren, eerst in vakbonden en later ook in politieke partijen.

Ook de confessionelen richtten als reactie hierop de eigen maatschappelijke verenigingen op.

In 1874 werd het Algemeen Nederlandsch Werklieden Verbond (ANWV) opgericht. Men wou samenwerking tussen patroons en werklieden (gelijkheid) IN 1877 wordt Patrimonium opgericht door de protestanten als reactie op de ANWV. Men wou strijd voeren tegen het socialisme. In 1881 wordt de Sociaal-democratische Bond (SDB) opgericht onder leiding van Domela Nieuwenhuis. Deze verkondigden radicale socialistische ideeën. In 1893 werd het Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS) opgericht. Dit was een socialistische vakbond. Ook de katholieken richtten hun sociale organisatie. Zij werden gesteund door het katholieke alternatief voor de socialistische klassenstrijd: verzoening der standen. Paragraaf 3 Het verzuilde vaderland Het verzuilde gezin

In het protestants-christelijke gezin stond de bijbel centraal. Door dagelijkse bijbellezingen zou de band tussen ouder en kind versterkt worden.

In katholieke huizen namen beelden en afbeeldingen een belangrijke plaats in. - beeld van Maria of Jezus - Kruis aan de muur - Wijwaterbakje
Men had vaste ochtend-, middag- en avondgebeden en naast de kerkelijke feestdagen ook familiefeesten.

1 mei gold sinds de acties van de sociale internationale als de dag van de arbeid.

Het gezin bedreigt

Aan het eind van de 19e eeuw was er een sterke daliung van het geboortecijfer, onder andere door coïtus interruptus, onthouding, het condoom en het pressarium.

De NMB (Nieuw Malthusiaanse Bond) zette zich in voor de geboorteregeling. De liberalen en socialisten stonden hier vrij positief tegenover. De christelijke organisaties erg negatief.

Katholieken benadrukten de heiligheid van het moederschap als reactie op de NMB, onder andere door het invoeren van moederdag.

Protestanten trokken ook ten strijde tegen het ‘grote kwaad’ van de kinderbeperking. Abraham Kuyper (toen minister-president) vond dat geboortebeperking samen met onder andere drankzucht, pornografie, en speelzucht (?) demonische invloeden waren.

Jeugdbeweging

In de zuilen werd grote aandacht geschonken aan de vorming van de jeugd. Per zuil werden er veel jeugdorganisaties opgericht met dit doel. Bijvoorbeeld - zondagsscholen (protestants) - NJV (Nederlands Jongelingen Verbond) dit was een katholieke jongeren vereniging opgericht in 1853. - NBJ (Nederlandse Bond Jongelingenverenigingen) dit was een reactie op de NJV was opgericht in 1888 en had een gereformeerde achtergrond. - Bond van meisjesverenigingen. Opgericht in 1918 als gevolg van het feminisme en socialisme. Ook deze vereniging had een gereformeerde grondslag - AJC (Arbeiders Jeugd Centrale) de belangrijkste socialistische jeugdorganisatie opgericht in 1918.

Pers en partijvorming

De zuilen omarmden de pers als een machtig middel ter verbreiding van de eigen opvattingen en als een tegenwicht tegen de neutrale liberale bladen. De verzuilde pers beleefde in de loop van de 20e eeuw een grote bloei.

Katholieken Protestanten Socialisten Liberalen (neutralen) Politieke partijen KVP (1) ARP (2) CHU (3) PvdA VVD
Kranten Volkskrant
Brabants Dagblad
Katholieke illustratie Parool
Trouw Haagse Post (tegenwoordig HP de tijd) Vrij Nederland Telegraaf
AD
NRC-handelsblad
Omroepen KRO VPRO VARA AVRO

1. KVP = katholieke volkspartij opgericht in 1945. Deze partij kwam voort uit de RKSP (Rooms katholieke staatspartij) die weer was opgericht in 1926. 2. ARP = Anti-revolutionaire partij opgericht in 1879 door Abraham Kuyper. 3. CHU = Christelijk Historische Unie
De 3 bovengenoemde partijen gingen in 1980 op in het CDA (Christen Democratisch Appèl) 4. PvdA = partij van de Arbeid opgericht in 1946 uit de SDAP, VDB, CDU
5. VVD= Volkspartij voor Vrijheid en Vrede. Opgericht in 1948
6. KRO= Katholieke Radio Omroep
7. VPRO = Vrijzinnig Protestantse Radio Omroep
8. VARA = Verenigde Arbeiders Radio Amateurs
9. AVRO = Algemene Vereniging Radio Omroep
10. NCRV = Nederlands Christelijke Radio Vereniging

Paragraaf 4 Geloof en godsdienst in onze tijd

Rond 1960 was Nederland het meest kerkelijke land in Europa

Politieke en maatschappelijke veranderingen

Na 1960 vinden grote veranderingen plaats.

De confessionele partijen (met name de KVP) verloren in de jaren zestig veel stemmen. Mede daardoor besloten deze partijen (de bovengenoemde nrs 1, 2 en 3) om samen het CDA te vormen. Het CDA blijft een verzuilde partij die zich door christelijke beginselen laat inspireren.

Hiernaast maken niet zuilgebonden partijen (D’66) ook hun entree in de politieke arena.

Ook nieuw is de zwevende kiezer: een kiezer die niet automatisch op dezelfde partij stemt. Hierdoor hebben veel politieke partijen een deel van hun stemmen verloren.

Ook de vakbondsorganisaties veranderden. In 1976 fuseerden de NKV (Nederlands Katholieke Vakbond) en de NVV (Nederlands Verbond Vakverenigingen) in de FNV (Federatie Nederlandse Vakbeweging).

Ontzuiling vond ook plaats op het terrein van de pers. Onder andere de volkskrant groeit het roer om en is geen katholiek dagblad meer. Het vrije volk maakte zich los van de PvdA. Sommige bladen verdwijnen en anderen worden gematigder.

De verzuilde omroeporganisaties namen in de loop van de jaren 60 een kritische houding aan ten opzichte van de eigen kerk. Zij kregen ook concurrentie van nieuwe, niet zuilgebonden omroepen. (TROS) De VPRO veranderde van een protestantse radio omroep naar een niet religieuze omroep.

Toenadering tussen de kerken

Een belangrijke rol in de ontzuiling speelden de leiders en intellectuelen van de zuilen. Deze lieten in de jaren 50 hun wantrouwen voor de andere kerken varen. Katholieken waren niet langer 2e rangs burgers en er ontstonden samenwerkings organisaties binnen de kerken.

De Doorbraak van de Massamedia

De televisie had een grote invloed, net als de radio, op de verzuiling. In het begin leek de televisie deze zelfs de versterken. In de loop van de jaren 60 werd de tv een massamedium. In 1963 bleek dat kijkers naar vrijwel alles keken van welke omroep dan ook. Hierdoor kreeg men nieuwe ideeën wat de verzuiling alleen maar versnelde.

De maatschappelijke verwildering van de jeugd.

Na WOII werden de verzuilde jeugdorganisaties opgericht. Maar de jeugd begon een eigen vrijetijdspatroon te ontwikkelen. Dit kwam onder ander door - De jeugd deelde in de stijgende naoorlogse welvaart, had meer geld en meer vrije tijd. - Men ging langer naar school en bevond zich langer onder leeftijdgenoten. - Via de tv kreeg de jeugd een nieuw venster op de wereld. Volgens de volwassenen was de jeugd verwilderd.

In de jaren 60 manifesteerden zich snel groeiende groepen van scholieren en studenten: Provo’s = richtte zich in eerste instantie op het provoceren van gezagsdragers.

De kerk verloor haar greep op de jeugd.

Nieuwkomers in Nederland

Altijd al zijn er immigranten in Nederland komen wonen. Na de onafhankelijkheid van de koloniën kwamen veel Nederlanders terug. Ook werden veel gastarbeiders naar Nederland gehaald. Deze mensen brengen allemaal een eigen cultuur mee wat zorgt voor een culturele samenleving.

Nederland in de jaren 90…

Tegenwoordig is ruim de helft van de Nederlandse bevolking geen lid van een kerkgenootschap. De maatschappelijke rol van kerken is echter niet uitgespeeld. De kerk zet zich actief in voor bepaalde groepen mensen en veel mensen zijn toch nog actief betrokken bij de kerk.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.