Scholieren tussen 13 en 17 jaar gezocht!

Doe mee aan dit korte onderzoek over statiegeld en maak kans op 20 euro Bol.com tegoed

Meedoen

Hoofdstuk 5, Kooplieden, kapers en kunstenaars

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas vmbo/havo | 2540 woorden
  • 12 oktober 2007
  • 54 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
54 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode
ADVERTENTIE
Examenstress? Niet met Examenbundel!

Over minder dan drie weken zit je jouw examens te maken. Slaat de examenstress toe? Sla nog snel Examenbundel, Samengevat en Examenbuddy in voor je probleemvakken en own je examens! Jij. Kunt. Dit.

Ik wil slagen
Kooplieden, kapers en kunstenaars.
1600-1700 is de Tijd van regenten en vorsten

Rode draad:
Sinds de Opstand tegen Spanje, hadden de zeven Nederlands gewesten geen koning. Een paar duizend regenten, de rijke burgers en adel van het land, regeerden over de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Onderling hadden ze verschillende belangen en was er regelmatig strijd. Maar ze werden het erover eens dat de handel alle vrijheid moest krijgen en dat niemand zijn geloof met geweld aan anderen mocht opleggen, zoals Spanje bij hen had gedaan. Ondanks alle conflicten in Europa, ging het goed met de Republiek. De gewesten verdedigden zich tegen aanvallen van buiten. Nederlands ontdekten werelddelen en dreven handel over de hele wereld. De Republiek werd rijke en machtig. Mensen kwamen overal vandaan om in de Republiek te werken.

Inleiding, Zeeheld: Michiel de Ruyter
Heb je wel eens van Michiel de Ruyter gehoord? Michiel de Ruyter werd geboren in 1609 in Vlissingen, als zoon van een bierdrager. Hij was wel slim, maar hij had geen geduld voor school. Hij werd aan het werk gezet bij en touwslager, maar dat hield hij ook niet vol. Als kleine jongen hunkerde hij naar de zee. Daar was altijd werk zat. Michiel koos voor een loopbaan op zee.

Michiel de Ruyter werd stuurman op een walvisvaarder. De walvisjacht was gevaarlijk, maar de strijd ging hem bijzonder goed af. Daarom kreeg Michiel de Ruyter van zijn reder het commando over een kapersschip. Kapen was nog gevaarlijker. Je moest schepen aanvallen, proberen de lading te pakken te krijgen en de schepen tot zinken te brengen. Michiel had al zijn slimheid en listen nodig om te overleven.

Zij volgende baan was rustiger, maar nog steeds gevaarlijk vanwege kapers. In 1640 voer Michiel de Ruyter met het koopmansschil ‘De Vlissingen’ naar Brazilië. Hij haalde vooral hout, suiker en tabak uit Brazilië. Michiel de Ruyter liep veel risico’s, maar de eigenaar van het schip streek alle winst op. Daarom kocht Michiel de Ruyter zijn eigen schip. Met ‘De Salamander’ handelde hij jarenlang op West-Indië en de Levant (Middellandse Zeegebied). Hij was toen al erg rijk. Hij werd nog rijker door zijn geld te beleggen op de Amsterdamse handelsbeurs.

De Republiek was bijna de hele eeuw in oorlogen verwikkeld met andere landen, zoals Spanje, Engeland en Frankrijk. De Nederlandse handelsschepen hadden in 1652 gewapende begeleiding nodig. De regering dacht meteen aan Michiel de Ruyter. Pas na lang aandringen gaf hij toe. Zijn twijfel was terecht. Michiel kreeg dertig wrakken schepen en een onervaren bemanning mee om zeventig Nederlandse handelsschepen tegen de Engelse oorlogsvloot te beschermen. Hij wachtte niet af, maar zeilde direct naar de vijand toe. Volkomen onvoorbereid lieten de Engelsen zich in de pan hakken.

Michiel de Ruyter overleed na 58 jaar varen en vecht aan de gevolgen van een schotwond. Dit hoofdstuk gaat over de tijd waarin Michiel de Ruyter leefde. Deze periode wordt de Gouden Eeuw genoemd. We stellen de vraag: Waarom wordt de zestiende eeuw de Gouden Eeuw genoemd?

5.1, Handel in overvloed

Handel in Holland:
Bron 4 laat een Hollands fluitschip zien, waarmee de Nederlandse de handelsstrijd aangingen. De fluit was een langgerekt vrachtschip met een smal dek en een extra brede, bolle romp. Een Hollands fluitschip kon wel 400 ton goederen vervoeren. De fluit kon met weinig bemanningsleden toe: twaalf. Engelse schepen hadden wel dertig man nodig. Tijdens de Opstand viel de havenstad Antwerpen in handen van de Spanjaarden. Om Antwerpen dwars te zitten blokkeerden de Noord-Nederlands de Antwerpse haven. Zo werd Amsterdam een belangrijke handelscentrum. Door de blokkade van de Antwerpse haven trokken ook veel Vlaamse kooplieden naar de noordelijke Nederlanden. Zij namen hun kennis en internationale contacten mee. Daarvan profiteerde de Noord-Nederlandse economie. Vanuit Amsterdam voeren schepen over de Oostzee, de Noordzee en de Middellandse Zee. De producten die de Nederlanders overal kochten, werden opgeslagen in de Nederlandse havens en weer doorverkocht. De Republiek werd de voorraadkast vna Europa: een Stapelmarkt.

Onbekende kusten:
Bron 5 laat zien wat er in de Republiek bekend was over hemel en aarde in de zeventiende eeuw. De Portugezen ware n de eerste die naar Azië voeren. Zij hielden hun vaarroutes geheim. Nederlanders moesten zelf op ontdekkingsreis. Wetenschappers gingen aan de slag met nieuwe inzichten uit bijvoorbeeld de sterrenkunde, geografie en cartografie. De verbeterde landkaarten werden aan schippers uitgereikt. Toen den Nederlanders in 1595 een route naar Azië hadden ontdekt, werden nieuwe expedities georganiseerd.

Handelscompagnieën:
Toen de reizen naar Azië net op gang kwamen, brak er een moordende concurrentieslag uit onder Nederlandse handelaren. Raadpensionaris Johan Van Oldenbarneveldt richtte in 1602 de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) op. Nederlandse handelaren moesten met elkaar samenwerken in de VOC om de concurrentie met ander landen aan te kunnen. De meeste handel dreef de VOC met Indonesië. De reis daarnaar toe was lang en gevaarlijk. Het was veiliger om met verschillende schepen tegelijk te gaan, maar zo’n expeditie was duur. De VOC bedacht daarom een nieuw systeem om aan geld te komen. Alle burgers konden investeren in de handelsexpeditie door aandelen te kopen. Zelfs huishoudsters en boeren deden mee. Als er winst werd gemaakt, kregen alle aandeelhouders een winstuitkering. De risico’s van een reis werden zo gespreid. De Republiek handelde ook met West-Afrika en Latijns-Amerika. Uit Afrika haalde men slaven die in Amerika werden verkocht om op plantages te werken. In Amerika kochten de handelaren koffie, suiker en katoen die in Europa werden verkocht./ voor die handen werd de West-Indische Compagnie (WIC) opgericht. De Noordse Compagnie werd opgericht voor de walvisjacht. Van walvistraan werd olie gemaakt.

Monopolies:
Op bron 6 zie je een voorbeeld van een Nederlandse vestiging in Indonesië. De VOC bouwde forten, scheepswerven en marktplaatsen om de handel te bevorderen en te beschermen tegen vijandelijke schepen. De VOC sloot contracten met lokale heersers, waarin werd afgesproken dat de bevolking een bepaald product alleen aan de VOC mocht verkopen. Zo’n alleenrecht op de handel in een product heet een monopolie. De kleine eilandengroep Banda (Indonesië) weigerde de VOC het monopolie op hun nootmuskaat en foelie. De Nederlandse bestuurder Jan Pietersz. Coen hield toen een strafexpeditie tegen de Bandanezen, waarbij duizenden mensen werden vermoord en verjaagd.

Het geld rolt:
Michiel de Ruyter vestigde zich niet zomaar in Amsterdam: voor wie in de handel zat was er geen beter stad. Op bron 7 zie je de beurs van Amsterdam waar handelaren uit verschillende landen met elkaar handelen. Op de beurs kon je producten kopen, aanbieden en vervoeren. In Amsterdam werd betaald met geld uit Europa.
Daarom legde en wisselbank de officiële wielerkoersen vast. Om de handel te bevorderen werden ook leningen versterkt tegen gunstige rentes.

Stad en platteland:
Bron 8 biedt een fraai uitzicht op Amsterdam. Er kwamen steeds meer rijke immigranten naar de stad voor de handel. Arme immigranten kwamen naar de Republiek om te werken. Het werd steeds drukker in en rond de steden. Er kwamen een paar stadsuitbreidingen.
Het platteland rond de Nederlandse steden was ongeschikt om voedsel te verbouwen. De grond was te nat voor het verbouwen van maïs en graan. Wat altijd wel goed groeide was gras. Dankzij de malse weilanden ontwikkelde zich veeteelt en de industrie die daarbij hoort: zuivelindustrie en leerverwerking. Rondom de steden ontstonden ook veel fabriekjes en werkplaatsen die ruwe grondstoffen verwerkten tot producten. De landbouw moest ruimte afstaan. Op bron 9 zie je het plan om de Haarlemmermerepolder droog te malen. Wetenschapper Leeghwater verbeterde drooglegging door met rijen windmolens achter elkaar vijf grote binnenmeren droog te malen. Het nieuwe land kostte veel geld, maar leverde extra ruimte op.

5.2, Varen en vechten

Handelsconflicten:
De welvaart van de Gouden Eeuw had een prijs. Europese landen lagen voortdurend met elkaar overhoop. Gedurende de zeventiende eeuw raakte de Republiek in conflict met de Spaanse vorst, de Portugese handelaren, de Engelse vloot, de Franse koning en met Duitse vorsten. Veel Nederlandse mannen waren lang van huis voor de handel maar ook voor oorlogen. De Republiek was niet uit op oorlog, integendeel: de kooplieden wilden niets liever dan vrede. Rust maakten hun markten toegankelijk voor de handel en de koopvaart minder risicovol.

Vrijhandel of monopolie?
Vanwege de geheime handelsroutes en monopolies van Portugal in Azië schreef Hugo de Groot in opdracht van de VOC in 1609 het pleidooi Over de vrije zee. Hij beweerde dat Nederlandse handelaren net zo veel recht hadden op die producten als de Portugezen. De zee was toch van iedereen? Later kreeg de VOC zelf de kostbare specerijenhandel in handen. De Hollandse steden werden rijk van de handel. Het vlammende betoog van Hugo de Groot raakte vergeten. Iedereen die het Nederlandse monopolie uidaagde werd met harde hand teruggeslagen. Op bron 10 zie je een voorbeeld van een oorlogsschip waarmee de Nederlanders hun monopolie verdedigden. Het schip lost een kanonschot.

Te wapen:
Op bron 11 zie je een schutterij. Een schutterij moest voor orde en veiligheid zorgen in de stad. Elke stad had zo’n bewapende ordedienst van getrainde burgers. Buiten de steden moest de Republiek haar belangen tegen machtige landen beschermen. De gewesten vormden samen een leger en een vloot. Het landsleger van de gewesten stond onder bevel van de stadhouder en hield de vijanden op afstand. De landsvloot zorgde voor de verdediging op zee. De stadhouders waren ook de baas over de admiraals van de landsvloot. De stadhouder werd op deze manier erg machtig daarom werd de functie in 1650 door de regenten afgeschaft.

Vechten op zee:
Bron 12 geeft een indruk van de chaos tijdens de zeeslag. De oorlogsschepen waren nauwelijks te besturen. In de strijd probeerde men zo veel mogelijk kanonskogels in de vermoedelijke richting van de vijandelijke schepen af te vuren. Engelse schepen mikten op de rompen in de hoop dat de schepen zouden zinken en de vijanden zouden verdrinken. Michiel de Ruyter probeerde de masten en zeilen te vernielen. De Nederlanders klommen aan boord voor gevechten van man tegen man. Voorbereiding en trainingen werden steeds belangrijker. Michiel de Ruyter sprak de strategie altijd goed door met zijn mannen. Nederlandse admiraal Maarten Tromp waren van eenvoudige afkomst. Hun tegenstanders waren vaak van adel.

Echte oorlogsschepen:
Je ziet op bron 13 De Gouden Leeuw, het vlaggenschip van admiraal Michiel de Ruyter en daarna van Corniles Tromp, Maarten Harpertszoon Tromp. Het ligt tussen de handelsschepen. Eerst werden voor de landsverdediging gewone handelsschepen gebruikt, aangepast met extra geschut. Pas toen de oude Tromp in 1653 sneuvelde in een slag tegen bewapende Engelse vloot, vond de Republiek het tijd voor een professionele uitrusting. Raadpensionaris De Witt zorgde voor meer geld, óók uit de landgewesten. Er werden speciale oorlogsschepen ontworpen en vaste mensen aangenomen. De vloot werd militair steeds belangrijker. De Republiek ontwikkelde zich tot een grote zeemacht.

De Engelse Oorlogen:
Engeland begon drie keer zeeoorlogen tegen de Republiek. Ze waren tegen de Nederlandse monopolies. De Tweede Engelse oorlog in 1665 begon met felle strijd over gebieden in West-Indië. In het Rampjaar 1672 brak de Derde Engelse Oorlog uit: Engeland sloeg toe op zee, terwijl de Franse koning Lodewijk XIV met twee Duitse steden de Republiek over land aanvielen. De koningen hadden de Republiek onderling verdeeld. De Nederlanders raakten in paniek. Raadpensionaris De Witt die met vijanden had onderhandeld, werd verdacht van verraad e vermoord. Willen III van Oranje werd snel weer tot stadhouder en legerleider benoemd, maar het landsleger was jarenlang verwaarloosd. Engeland en Duitsland werden het eerste verslagen. De oorlog tegen Frankrijk duurde tot 1678.

5.3, De rijke verbeelding

Tolerantie:
In de meeste landen bepaalde de regering welk geloof de mensen in het land moesten hebben. Als je iets anders dan de koning geloofde dan liep je kans om gestraft te worden. Joden en protestanten werden in heel Europa met geweld verjaagd uit hun eigen land. De Republiek was gereformeerd, maar deze staatsgodsdienst was niet verplicht. Je mocht in de Republiek iets anders geloven, zolang je niemand probeerde te bekeren. Door deze tolerantie vestigden mensen van allerlei verschillende geloven zich in de Republiek. Ook buitenlandse wetenschappers kwamen naar de Republiek, zoals de Franse filosoof Descartes. Hij kon in de Republiek rustig werken en zijn ideeën publiceren. Hij schreef in 1632:
Welk ander land in de wereld is zo rijk? In
welk ander land kan je zo goed leven? In
welk ander land is zoveel vrijheid?
De vrijheid was goed voor de wetenschap. Er werden in de Republiek veel boeken uitgegeven die in andere landen verboden waren. In de zeventiende eeuw bracht de Republiek een aantal belangrijke wetenschappers voor, zoals de jood filosoof Spinoza, de natuurkundige Christiaan Huygens, de bioloog Antonie van Leeuwenhoek en de jurist Hugo de Groot. Spinoza schreef dat hij geluk had in de Republiek te leven:
‘… wij hebben het zeldzame geluk in een republiek te leven waarin iedereen zijn menig mag hebben, waar iedereen zijn God mag vereren en waar vrijheid wordt geacht als het meest kostbare goed..’

Schilderkunst:
Bron 16 is oer-Hollands realisme. Speciaal aan de Hollandse schilderstijl waren de huislijke taferelen van doodgewone mensen en alledaagse situaties. Kunstenaars uit de Republiek leerden hun vak meestal in Italië. Toen de schilderkunst in de zeventiende eeuw razend populair werd, gingen kunstenaars in de Lage landen hun eigen stijl ontwikkelen. De ‘Hollandse School’ kent ook veel landschappen, zee- en rivier- gezichten en wolkenluchten. Rijke opdrachtgevers en machthebbers in de Republiek waren dol op schilderijen vol symbolen. De Hollandse schilderkunst werd in heel Europa verkocht. Bron 17 is een trots schilderij van de familie De Ruyter. Rijke mensen toonden hun welvaart met portretten, maar ook met dure kleding, prachtige grachtenpanden en buitenhuizen. Bron 18 is een stilleven. De gewone burger kon zich geen portretten veroorloven, maar had wel geld voor kant-en-klare schilderijen, zoals goedkope stillevens en scènes uit de bijbel, maar ook landschappen, zeegezichten of tafereeltjes met een morele boodschap. Elk van die genres (soorten schilderijen) had zijn eigen beeldtaal, met vaste symbolen of zelfs spreekwoorden die erin verwerkt waren. In de Gouden Eeuw maakten Hollandse kunstenaars bij elkaar een paar miljoen schilderijen.

Klassieke ambities:
Bron 19 is een lofzang op de stad Amsterdam, vol met symbolen uit de klassieke Oudheid. Zo wilden de trotse regenten laten zien hoe machtig hun stad was geworden door de handel. Je ziet Amsterdam zitten als een maagd met een wereldbol onder haar hand. De wereldbol is een teken van macht. Links van de maagd staat de Romeinse god van de handel Mercurius, die haar een lauwerkrans opzet. De figuren die aan de voeten van Amsterdam staan zijn vertegenwoordigers uit Oost en West die haar kostbare geschenken aanbieden. Op dit schilderij zijn de figuren symbolisch, ze stellen iets anders voor. De maagd is eigenlijk de stad Amsterdam. Dit type schilderij noemen we een allegorie. Ook lieten de regenten gebouwen neerzetten volgens klassieke regels in hun stad. Toen het oude raadhuis in 1640 vlammen was opgegaan, liet de stad een veel groter stadhuis op de Dam verrijzen. Op bron 20 staat het nieuwe gebouw. Andere landen keken lacherig aan tegen het enorme stadhuis in dat kleine gewest zonder koning.

Begrippen:

- Beurs: plaats waar kopers en verkopers van allerlei producten bij elkaar komen
- Monopolie: het alleenrecht op handel in een bepaald product.
- Stapelmarkt: markt waar goederen uit de hele wereld worden opgeslagen en verder verhandeld. Amsterdam was door haar centrale ligging in de zestiende eeuw een belangrijke stapelmarkt.
- Tolerantie: respect voor mensen die anders denken of een ander geloof hebben.
- Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC): handelsvereniging opgericht zodat de Nederlandse handelaren de concurrentie met andere landen aankonden. De VOC handelde met Azië.
- West-Indische Compagnie (WIC): handelsvereniging met monopolies in Afrika en Amerika.

REACTIES

M.

M.

heee, goede samenvatting :')
xx.

14 jaar geleden

A.

A.

dit is gewoon overgetypt van het boek... kan je net zo goed gewoon in je boek kijken.

13 jaar geleden

T.

T.

Goed ! x

10 jaar geleden

W.

W.

dit helpt niks! prfawjnisaFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFFrogtjjrraegtttttttttzzzzy5thfghhsfhgf

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.