Hoofdstuk 3: Dictators aan de macht 1900 - 1950
Tijd van de wereldoorlogen
Rode Draad:
Einde WO I = 1918
De oorlog zorgde voor veel doden. Soldaten voelden zich verbitterd en in de steek gelaten en een tijd van onzekerheid brak aan. Europa was er slecht aan toe. Dit wilden ze dus nooit meer: Duitsland en zijn bondgenoten werden hard aangepakt en de Volkenbond werd opgericht. Veel mensen hoopten dat de Vrede van Versailles zou zorgen voor een betere wereld met democratie. Integendeel, in de jaren tussen WO I en WO II, het interbellum, kwamen in verschillende Europese landen wrede dictators aan de macht.
Inleiding:
Bij de Olympische Spelen in Berlijn (1936) werd de Olympische groet veranderd, die toen veel leek op de nazi-groet. Sommige andere sporters werden woedend. De Führer wordt beledigd. Hij was de leider in Duitsland, en hij regeerde als een dictator. Een dictator eis een leider die alle macht heeft en op een strenge, wrede manier regeert. In het interbellum komen ook in andere Europese landen dictators aan de macht. De grootste zijn:
⢠Stalin (Sovjet-Unie)
⢠Mussolini (Italië)
⢠Hitler (Duitsland)
Stalin: de Rode Tsaar
In 1917 kwamen in Rusland de communisten aan de macht. Lenin was hun aanvoerder, en toen hij stierf (1924) werd hij opgevolgd door Josef Stalin.
In 1917 kwamen Russische boeren en arbeiders in opstand tegen de Russische keizer, de tsaar. Veel Russen leefden in armoede, terwijl de tsaar en een paar adelijke families alle macht en rijkdom bezaten. Een groep arbeiders nam de macht over, onder leiding van Lenin. Ze wilden Rusland volgens het communisme regeren. De communisten wilden het kapitalisme vernietigen.
Kapitalisme: - ondernemers proberen zoveel mogelijk winst te maken
- niemand verdient even veel (ondernemers meer)
- ondernemers bezitten grond, de fabrieken en het geld (kapitaal)
Communisme: - regering neemt alle macht over van de fabrieken,
winkels en bedrijven.
- boeren moesten hun oogst afstaan.
- Alle partijen werden afgeschaft.
In 1923 werd Lenin ernstig ziek. Josef Stalin volgde hem op. Hij groeide uit tot en machtige man binnen de partij. In 1924 stief Lenin. Stalin liet alle tegenstanders oppakken en vermoorden. Hij wilde van de Sovjet-Unie een sterk industrieland maken. Hij ontwikkelde hiervoor vijfjarenplannen, waarin telkens voor een periode van 5 jaar werd vastgesteld hoeveel en wat er geproduceerd moest worden.
Er werden daarom veel nieuwe fabrieken gebouwd. De arbeiders werken keihard en kregen slecht betaald en hadden geen rechten --> kwaliteit producten slecht.
Toch liet Stalin hen geloven dat ze fantastisch werk deden in dienst van de communistische heilstaat.
Ook de boeren hielpen mee. De landbouw moest meer gaan opleveren. Met dat geld kon de Sovjet-Unie meer mensen opleiden en fabrieken bouwen. Veel boeren werden gedwongen hun land af te staan aan de staat. Kleine bedrijven werden samengevoegd tot grote bedrijven: zogenaamde kolchozen. Veel boeren verzetten zich.
De communisten deden alsof de veranderingen een groot succes waren. Maar de boeren hadden het slecht. In OekraĆÆne was het verzet zo erg, dat Stalin beval het gebied potdicht af te sluiten -->hongersnooddood.
Stalin vertrouwde niemand. Miljoenen mensen werden in een schijnproces veroordeeld voor dwangarbeid (in concentratiekampen) of de dood. Iedereen verklikte elkaar en er was een geheime politie. Niemand vertrouwde elkaar meer.
Toch lukte het Stalin te laten geloven dat hij een geweldige leider was. Hij maakte op een slimme manier reclame voor zichzelf en zijn ideeƫn. Dit heet propaganda. Stalin vertoonde zich zo weinig mogelijk in het openbaar. Onderwijs moest ook verbeteren, want veel mensen waren analfabeet. Op de scholen leerden de kinderen dat Stalin zo geweldig was. Dankzij de industrie groeide de Sovjet-Unie uit tot een grote staat, maar de Russen merkten daar weinig van. Van de idealen uit de revolutie was weinig terechtgekomen. De welvaart was nog steeds niet eerlijk verdeeld. De bevolking was gehersenspoeld. Stalin maakte misbruik van de macht. Tot aan zijn dood (1953) bleef Stalin als een dictator over de Sovjet-Unie heersen.
Mussolini: Duce van het herrijzende Romeinse rijk
Mussolini greep in 1922 de macht in Italiƫ, en hij veranderde Italiƫ in een fascistische dictatuur.
Italiƫ was in de oorlog een van de geallieerden, en was na de oorlog erg verzwakt (armoede, chaos, werkloosheid, voedseltekorten). Het Verdrag van Versailles teleurstelde de Italianen ook. Daar waren een groep oud-soldaten boos over. Een van hen was Mussolini, hij richtte in 1919 knokploegen op. Volgens Mussolini kon alleen een sterke regering Italiƫ nog redden. De zwarthemden trokken erop uit en schakelde alle tegenstanders uit. De ideeƫn van Mussolini spraken veel mensen aan (geen vertrouwen democratie, verlangen sterke leider). Hij werd de eerste fascistische leider.
Het fascisme
Het fascisme ontstond in Italiƫ. Ze waren tegen de parlementaire democratie (ze denken: geen woorden, maar daden).
Kenmerken fascisme:
- een sterke leider, die zonder overleggen beslissingen neemt
- het land wordt een totalitaire staat (geen vrije mening)
- er is maar ƩƩn partij (Nationaal Fascistische Partij)
- massamedia wordt door de staat gecontroleerd (propaganda)
- kinderen worden āgehersenspoeldā
- wie kritiek heeft, wordt gestraft
- de sterken heersen over de zwakkeren
- communisten haat
- ze waren bijna overal tegen wat slap en krachteloos was (vrouwenemancipatie, vakbonden, andere culturen enz.)
Het nationalisme (nationalist: iemand die trots is op zijn eigen land of volk)speelt ook een belangrijke rol.
Mussolini aan de macht
Mussolini trok in 1922 in een protestmars in Rome. De koning was bang voor een burgeroorlog, en benoemde Mussolini tot president. Binnen 3 jaar werd Italiƫ een fascistisch land. Hij ontpopte zich tot een dictator, met als herkenningsteken de fascistengroet. Hij maakte indruk d.m.v. optochten en toespraken.
Nieuw Romeins Rijk
Mussolini streef naar een nieuw Romeins Rijk (Middellandse Zeegebied). Hij nam eerst Libiƫ en Albaniƫ in, daarna Ethiopiƫ (d.m.v. tanks, vliegtuigen en gifgas). De Volkenbond veroordeelde hem en Mussolini stapte beledigd uit de Volkenbond. Hij zocht toenadering bij Duitsland (Hitler), en sloot in 1936 een bondgenootschap met Duitsland.
Hitler: Führer van het Derde Rijk
1918 --> Duitsland verzwakt (honger, plunderingen, armoede). Wilhelm II trad af en Duitsland werd democratisch. Door Vrede van Versailles werd Duitsland keihard aangepakt (geen groot leger hebben, geen koloniƫn, grote schuld), veel Duitsers vonden deze afspraken onrechtvaardig.
In 1923 kon Duitsland de schuld niet meer betalen -->regering drukte bankbiljetten bij. Aandelen en spaargeld werden in ƩƩn klap waardeloos. Deze enorme stijging van prijzen heet hyperinflatie. Duitsland leende geld van Amerika -> economie Duitsland ging beter. In 1929 kelderden de koersen in Amerika dramatisch --> Duitsland economische klap. De inflatie keerde terug --> veel werkeloosheid, ontevredenheid en geen vertrouwen in de regering.
In 1920 werd Hitler de leider van de Nationaalsocialistische Partij (NSDAP, ook wel nazi-partij). Dat was een fascistische partij. Ze gaven de schuld aan de communisten. Niemand gaf om de partij, maar na de economische crisis veranderde dat. Massaal sloten mensen bij Hitler aan. Hij maakte diepe indruk op mensen. De NSDAP maakte indruk met haar partijleger: de SS (Schutz-Staffel) en de SA (Sturm-Abteilung) die kracht en zelfvertrouwen uitstraalde. Ze wezen ook een zondebok aan: de joden. Dit heet rassenleer. Ze geloofden dat Duitse Ariƫrs een superras vormden. De haat tegen de joden heet antisemitische.
In 1933 werd Hitler tot rijkskanselier van Duitsland benoemd. Nog geen maand later werd de Rijksdag (parlementsgebouw) in brand gestoken. Hij gaf de communisten de schuld. Hitler vroeg een machtigingswet aan, en zo kreeg hij alle macht in handen. Alle partijen werden verboden, op de NSDAP na. Tegenstanders worden opgepakt in concentratiekampen. Hitler hield zich niet aan de afspraken van het Verdrag (wapenfabrieken, dienstplicht, legeruitbreiding). Er was weinig verzet. Er was veel werk, dus beetje bij beetje kregen de Duitsers het beter. Iedereen liet Duitsland zijn gang gaan. Daar kregen ze spijt van. In 1936 leidde Hitler zijn troepen het Rijnland binnen en veroverde daarna in 1938 Oostenrijk en Tsjecho-Slowakije --> een 2de grote Europese oorlog leek onafwendbaar
REACTIES
1 seconde geleden
I.
I.
wauw, goed zeg, ik heb hem alleen wat ingekort! maar wel een goede samenvatting, dankje!
14 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
bij de kenmerken van het fascisme staat;
- massamedia wordt door de staat gecontroleerd (propaganda)
maar dat is toch censuur?
propaganda is toch ' reclame' maken voor jezelf, laten zien dat jij de beste bent? :$
<3
14 jaar geleden
AntwoordenA.
A.
bij de kenmerken van het fascisme staat;
- massamedia wordt door de staat gecontroleerd (propaganda)
maar dat is toch censuur?
propaganda is toch ' reclame' maken voor jezelf, laten zien dat jij de beste bent? :$
verder is de samenvatting trouwens heel goed gemaakt ! thanks
<3
14 jaar geleden
AntwoordenM.
M.
Bij communisme ben je iets belangrijks vergeten, de communisten wouden dat iedereen gelijk was.
13 jaar geleden
Antwoorden