1. Europese expansie 1500 – 1800
a. Europa ontdekt de wereld.
1500 start de opkomst van grote Europese koloniale rijken. Handel in luxe artikelen.
De Europese expansie heeft het aanzien van de wereld blijvend veranderd.
De V.S., Australië en Nieuw Zeeland zijn sterk bepaald door de kolonisten. (overzees Europa ).
Overeenkomsten in:
• Taal,
• Regerings systeem
• Cultuur.
Europa is nu een multiculturele samenleving.
De Europese expansie begon ± 1500:
a. Portugezen verkennen stapsgewijs de kust van Afrika.
- 1488: Bartholomeus Diaz vaart om Kaap de Goede Hoop.
- 1498: Vasco da Gama bereikt de kust van India.
- na 1498 namen zij de handel af van Arabische handelaren.
b. 1492 Columbus nam de Bahama’s voor Spanje in bezit.
Motieven voor de expansie:
- Nieuwsgierigheid naar onbekende werelden.
- Verspreiding van het christelijk geloof en vooral:
- Handel met Azië.
Aziatische handel liep in de middeleeuwen via het Midden-Oosten.
Arabische handelaren waren succesvol in karavaanroutes naar tropische gebieden in Azië.
Zij handelden in:
- zijde
- specerijen
- Katoen
- Goud
- Ivoor
De handel in Goud en ivoor is later overgenomen door de Portugezen.
Religie was een heel belangrijk aspect van de samenleving:
• Organisatie samenleving
• Manier van denken: bekering ‘wilde volken’ is een opdracht van God.
Einde 16e eeuw ontstond intercontinentale handel.
Engelsen, Fransen en Nederlanders beconcurreerden de Spanjaarden en de Portugezen.
Zij hadden vooral succes in Azië.
De VOC werd in 1602 opgericht. Verenigde Oost-Indische Compagnie.
Zij traden op als zelfstandige, politieke, economische en militaire eenheid.
• Zij sloten verdragen.
• Bouwden forten
• Stelden bestuurders aan.
Zo ontstonden handelsnetwerken en communicatiekanalen tussen de continenten.
Voedselgewassen als aardappels, suikerriet en tarwe werden uitgewisseld.
stijging van de voedsel productie toename bevolkingstal in Europa.
De intercontinentale handel nam een hoge vlucht.
Driehoekshandel in primaire levensmiddelen, goederen en slaven:
Europa
( beheerst het.)
Amerika Afrika
b. Drie vormen van Europese aanwezigheid.
1. handelsposten
2. vestigingskolonies
3. plantagekolonies.
1.Handelsposten werden gesticht:
• aan kusten van West-Afrika
• in het Midden-Oosten
• in India
• in Indonesië
• in Japan
• in China.
Deze vorm van overzeese invloed wordt imperialisme genoemd.
Eind 19e eeuw: overheersing van het lokale bestuur in India en Indonesië = nieuw imperialisme.
In China en Japan is het vanaf 1636 verboden voor buitenlandse handelaren doordat Portugezen met veel ijver het katholieke geloof in Japan bekendheid gaven.
Tot in de 19e eeuw mochten alleen Nederlanders en Chinezen handel drijven en dan alleen vanaf een voor hen gereserveerd eiland in de haven van Nagasaki. Ze mochten niet op het vaste land komen. De VOC accepteerde deze beperking.
In India en Indonesische archipel kregen Portugezen, Engelsen en Nederlanders meer macht door te onderhandelen met lokale sultans over handelsrechten of de vestiging van een handelspost in ruil voor belasting en militaire steun.
Nederlanders (VOC) wisten op die manier verscheidene verdragen te sluiten met machthebbers in de Indonesische archipel
Het aantal Nederlanders in ‘Nederlands-Indië’bleef klein tot aan het eind van de 19e eeuw.
2.Vestigingskolonies begin 16e eeuw in Latijns-Amerika gesticht door Spanjaarden.
Kolonie = ‘Volksplanting buiten het territorium van een land’
gebied, met de bedoeling daar voor altijd of ten minste voor langere tijd te blijven.
In Noord-Amerika, Australië en Nieuw-Zeeland is de autochtone bevolking vrijwel geheel verdwenen t.g.v. de intensieve kolonisatie.
• In reservaten gestopt.
• Uitgemoord om grond in bezit te krijgen.
Vestigingskolonies belasting en verantwoording schuldig aan moederland.
Plantagekolonies
A.gesticht om op grote schaal (sub)tropische landbouwgewassen te m.n. suikerriet, koffie en katoen.
Kleinere groepen Europeanen vestigden zich hier.
Vestigingsfactoren: bodemgesteldheid en klimaat moest gunstig zijn voor deze vorm van landbouw.
B. productie gericht op export naar Europa.
Verschil in economisch opzicht:
• Vestigingskolonies konden zichzelf bedruipen.
• Plantagekolonies waren sterk afhankelijk van handel en scheepvaart.
Europeanen vonden het werk te zwaar. Zij dwongen indianen het werk te doen. Velen stierven.
Daardoor brachten zij zwarte Afrikanen als slaven over.
16e t/m 18e eeuw miljoenen slaven werden vervoerd van Westkust Afrika naar Amerika door:
• WIC = West Indische Compagnie
• Britse Royal African Compagny
• Portugezen
Hoogtepunt 18e eeuw: 6 miljoen mensen tussen 1701 en 1810.
2. De Spaanse koloniën
2.1 De vergissing van Columbus
Christoffel Columbus ‘ontdekte’in 1492 Amerika.
Hij was op zoek naar Indië en dacht dat gevonden te hebben.
Hij noemde de inwoners dus: Indianen.
Columbus heeft nooit van zijn vergissing geweten, zich nooit gerealiseerd dat hij bekend zou worden als: “de ontdekkker van ‘de nieuwe wereld’”
Andere ontdekkingsreizigers die hem volgden realiseerden zich de verschillen in flora en fauna.
De bevindingen van Amerigo Vespucci uit Florance in 1507 gaven de doorslag: men had nieuw land ontdekt.
2.2 Indianen ontmoeten Spaanse veroveraars
1492 In Amerika leefden honderden verschillende bevolkingsgroepen met zeer uiteenlopende culturen; eigen taal, eigen kleding.
Spanje en Portugal waren concurrenten bij het veroveren van nieuwe gebieden.
In 1494 moest de paus bemiddelen Verdrag van Tordesillas
Men trok een scheidingslijn. Spanje kreeg het land ten westen hiervan en Portugal het land ten oosten. Na de ontdekking in 1500 van Brazilië bleek Portugal veel meer land toebedeeld gekregen te hebben.
Vanaf 1517: ontdekking Midden Amerika.
Hernán Cortés een verarmde Spaanse edelman vertrok met 600 man om het binnenland te veroveren.
De Azteken onderdrukte hun buren en eisten belasting van hen.
Cortés bood de buren de kans om onder het Aztekenjuk uit te komen.
De hoofdstad van het Aztekenrijk: Tenochtitlán-Mexico had grote gebouwen, rechte lanen, kanalen en lagunes. Het was een toonbeeld van Azteken beschaving. De zetel van koning Motecuhzoma. Een grote verrassing voor de Spanjaarden.
Dat de Spanjaarden toch wonnen had vier oorzaken
a. Azteken hechtten grote waarde aan krijgskunst. De Spanjaarden maakten grote indruk.
b. Er heerste religieuze ontreddering onder Azteken. ‘Waren de Spanjaarden de verwachte Goden?’
c. Spanjaarden kregen steun en advies van de door Azteken onderworpen volken.
d. Een onbedoeld effect van de ontmoeting tussen inwoners van twee continenten: de griep, waterpokken en pest maakten meer slachtoffers dan ooit zou kunnen met militair geweld.
1521 kregen de Spanjaarden definitief gezag over Azteken.
De hoofdstad werd met de grond gelijk gemaakt.
Met stenen daarvan werd een nieuw centrum van Spaanse koloniale macht in Noord Amerika gebouwd; Nieuw Spanje.
In 1513 werd het Inca-rijk in Peru onder Spaanse macht gevestigd.
2.3 De oude Nieuwe wereld
Vóór de kolonisten kwamen: overheersten wisselende bevolkingsgroepen met een eigen cultuur.
Zij hadden diverse bouwstijlen en religieuze ceremonies die hun sporen nalieten (oudsten 1500 v. Chr.)
Belangrijke culturen in Latijns-Amerika rond 1500 waren:
• Maya’s
• Inca’s
• Azteken.
De Inca’s en Azteken waren:
• Grote rijken met bloeiende hoogstaande cultuur
• Honderd jaar oud.
• Hadden vele andere culturen in zich opgenomen.
• Wilden buren zoveel mogelijk onderwerpen Inca’s door bondgenootschappen,
en Azteken door middel van militair machtsoverwicht.
Maya’s bloeiperiode tussen 500 en 900 na Chr.
Hun belangrijkste steden waren in 1500 al lange tijd verlaten en overwoekerd, Waarom? = raadsel!
De Azteken heerste van Atlantische- tot Stille oceaan tot grenzen van huidige Guatemala.
Het had een sterk hiërarchische structuur:
Azteekse Koning
Religieuze en militaire leiders
Leiders van grote stadstaten
Leiders van kleine stadstaten
Gewone bevolking
Iedere laag betaalde aan de laag erboven tribuut = belasting in ruil voor bescherming.
De bevolking hield zich bezig met:
• Landbouw
• Ambachtslieden; weven en verven van stoffen / goud- en koperbewerking / aardewerk.
• Lastdragers verzorging handelsnetwerk: waardevolle cacaobonen als betaalmiddel.
2.4 Een Indiaans werelddeel
In de cultuur van de Azteken, de Inca’s en de Maya’s
A: speelde astronomie een belangrijke rol.
Op basis van zeer nauwkeurige sterrenkundige berekeningen maakten zij uitgebreide kalenders. M.n. de Maya kalender is erg nauwkeurig ( Beter dan de Europese.)
De kalenders speelden een centrale rol in de indiaanse religie en in het indiaans dagelijks leven.
De kalenders vermeldden:
• Kringloop zaaien en oogsten
• Opkomst en ondergang van verschillende rijken
• Voorspelde machtswisselingen
B: Gebruikte men een soort striptekeningen als schrift.
Zo werden mythen en geschiedenis vastgelegd.
Zij hadden dus een historisch bewustzijn en een duidelijk ontwikkeld wereldbeeld.
Bijv. mythe: Azteken verkondigde de terugkeer van hun belangrijkste god op het moment dat ze Cortés ontmoetten.
De Spanjaarden zagen alles van de glorierijke geschiedenis van voor hun komst als niet van belang. Ze vonden het een bedreiging voor de overgang naar het koloniale bewind.
Daarom wilden de koloniale bestuurders de herinneringen aan de voormalige indiaanse leiders zo snel mogelijk uitwissen. Missionarissen handelden evenzo.
a. Zij bouwden kerken op tempels
b. Verwoestten documenten en beelden
Later ontdekten zij dat het vernietigen ervan heel dom was omdat het hen daardoor ontbrak aan kennis over het indiaanse geloof. Dat maakte de bestrijding ervan juist moeilijk.
3. ‘Case’: koloniaal Mexico
3.1 Het bestuur van Nieuw Spanje
1500 – 1800 periode van Spaans koloniaal bewind.
Het samengaan van de Spaanse en de Indiaanse cultuur had invloeden op het gebied van:
• bestuur
• religie
• economie
• maatschappij
Er ontstond een synthese die een geheel eigen cultuur tot gevolg had.
Conquistadores = veroveraars bijv. Hernán Cortés, die fortuin wilden maken.
Zij kregen van de Kroon het recht zich in Amerika te vestigen en tribuut (belasting) en arbeid te eisen van de indiaanse bewoners = encomienda recht mits de Kroon meedeelde in de winst en zij
Het vestigingsgebied voor de Kroon zouden verdedigen.
De Kroon voelde dat zij de zeggenschap aan de conquistadores zou gaan verliezen.
Het encomienda systeem gaf ernstige misstanden. Het werd na protesten aangepast en beperkt.
In Mexico en Peru: 16e eeuw: De Spaanse Kroon (Raad van de Indiën in Spanje) riep uitgebreid bestuurssysteem in het leven om de macht van de conquistadores (= eerste kolonisten) in te perken en de economie en samenleving beter te kunnen controleren.
De kolonie werd verdeeld in vijf onderkoninkrijken.
Een onderkoning was van hoge Spaanse adel en werd voor zes jaar gekozen.
Een onderkoninkrijk bestond uit provincies.
Spanjaarden kochten grondrechten en begonnen een haciënda = landbouwbedrijf.
De vijf onderkoningen werkten als een hooggerechtshof. Wat lagere ambtenaren niet konden oplossen kwam bij hen terecht.
3.2 Het voorbestaan van de indiaanse dorpen in Mexico
Pueblos de indios = indiaanse nederzettingen werden opgenomen in de bestuursstructuur van de Spaanse staat. Zij vormden de onderste laag. Dus voortzetting van het verleden in aangepaste vorm.
Caciques = nazaten van de indiaanse adel vormden het dorpsbestuur en waren grondeigenaren.
De Spanjaarden voerden burgemeester en gemeenteraad in zoals in Spanje.
Jaarlijks werd de burgemeester gekozen. Alleen de indiaanse adel had stemrecht.
Dit bleek een wassen neus te zijn; burgemeesters bestuurden jaren achter elkaar.
Dorpen moesten tribuut betalen aan de Spaanse Kroon. Het tekort moest door de burgemeester zelf betaald worden. Een dorp kreeg, bij wet geregeld, om het voorbestaan te garanderen recht op een stuk grond. Tegen inhalige Spaanse grondbezitters en lakse ambtenaren werd geprotesteerd door indiaanse burgemeesters. Rechter besliste meestal in het voordeel van de indianen.
3.3 De kerk als beschermer van de indianen
Kerstening van de indianen = hun bekering tot het Christendom.
De kerk vernietigde het culturele erfgoed van de indiaanse bevolking, maar oude rituelen en geloofsovertuigingen waren niet gemakkelijk uit te roeien.
Zo ontstond een nieuw soort christendom met kenmerken van beide religies = syncretisme.
Daarin was véél aandacht voor heiligen. Deze konden in hun ogen zelfstandig de hemelse en aardse orde beïnvloeden.
Het geloof had veel invloed in het dagelijks leven; een priester = Spanjaard = gezagsvertegenwoordiger. Priesters hielpen de koloniale staat, zorgden voor rust. Predikten onderwerping aan Gods orde. Sommige priesters waren beschermers anderen juist slavenhouder.
Bijv. geestelijke Bartholomeus de las Casas = beschermer indianen en hun cultuur.
Hij was een op fortuin beluste avonturier die de excessen zag. Dat greep hem aan. Hij zou ze de rest van zijn leven bestrijden. Hij schreef rapporten en bezocht het Spaanse hof persoonlijk.
Hij was fel tegen het encomienda systeem.
Las Casas was géén tegenstander van het kolonialisme, maar een kind van zijn tijd.
Op basis van zijn verslag werd de ’Zwarte Legende’ gebouwd. Het verhaal over drie eeuwen Spaans koloniaal bewind.
3.4 Nieuwe bronnen, nieuwe visies
Indianen werden gezien als uitgemoorde, uitgebuite slachtoffers in de Zwarte Legende.
Modern historisch onderzoek wijst uit dat de indianen géén weerloze slachtoffers waren.
Dankzij het uitgebreide juridische systeem van de Spaanse staat konden de indianen protesteren en met klachten naar de rechter. Rechters stonden aan hun kant.
Dit dankzij de wet die het grondbezit voor dorpen regelde.
4. Spanjaarden en Indianen
4.1 Zilver en aardappelen: de koloniale economie
Indiaanse beschavingen hadden bedreven handwerkslieden die goud en zilver bewerkten.
Veel rijkdommen verdwenen naar het moederland Spanje:
• De zilverberg Potosí in Ecuador nog een begrip om ‘véél’aan te duiden.
• Cochinella = bruine verfstof vormde de basis van de economie.
• Landbouwproducten: aardappelen, tomaten, maïs en cacao.
Via handelsroutes werden ook gewassen uitgewisseld over de hele wereld. = Columbian exchange naar Columbus genoemd.( Columbiaanse uitwisseling )
Zo werd vee geintroduceerd in Amerika: trek- en lastdieren en slachtvee.
De introductie van het wiel in combinatie met lastdieren zorgde ervoor dat
• men kon ploegen en
• dat door verbeterd vervoer de handelscontacten ook verbeterden.
4.2 Twee republieken binnen de staat
Een indiaanse en een Spaanse. Het ontstaan van een standen maatschappij.
Hoe moest aan de verhouding Spanjaarden – Indianen vorm gegeven worden in politieke structuur? Hoe in staatkundig opzicht? De indianen waren onderdanen van de Spaanse koning. Het gezag van de koning was hem volgens Spanjaarden door God gegeven.
De bevolking kreeg de status:”Kinderen van de Koning”.
Mesties = iemand met Spaanse- en indiaanse ouder.
Standen bestonden al binnen beide republieken.
Elite = kleine groep, direct uit Spanje afkomstige, die economische- en bestuurlijke touwtjes in handen had.
Creolen = nakomelingen van Spaanse migranten = lage stand.
4.3 De Mexicaanse smeltkroes
De Spaanse invloed was het sterkst in de steden.
In dorpen raakten de culturen sterk verweven.
Afrikaanse slaven (Daar waren ook standverschillen: plantagearbeiders / ambachtslieden)
Beïnvloedden de culturen ook.
Nieuwe koloniale cultuur ontstond = proces van Culturele synthese = Mestizering.
Koloniale cultuur = mestizering cultuur zichtbaar in
• landbouw
• kleding – voedsel – gebruiksvoorwerpen
• religie ( Dat was niet de bedoeling van de missionarissen!)
Door huwelijken tussen leden van verschillende standen en culturen ontstond dit.
Vier hoofdstanden
a. Europeese Spanjaarden
b. Amerikaanse Spanjaarden
c. Castas = nakomelingen uit gemengd huwelijk (mestiezen) , nakomelingen van Afrikaanse slaven en Aziaten.
d. indianen
5. Het streven naar onafhankelijkheid
5.1 Onrust in de koloniën
19e eeuw ontstonden in het gehele continent onafhankelijkheidsbewegingen toenemende onrust.
Argentinië gevolgd door Paraguay, Uruguay, Chili en Mexico werden onafhankelijk.
1839: De vijf onderkoninkrijken vielen uiteen.
Oorzaken: ontwikkelingen op korte- en lange termijn.
labiele situatie.
5.2 Achtergrond van de onafhankelijkheid:
ontwikkelingen op lange termijn
terreinen die zorgden voor frustraties door duidelijk cultureel zelfbewustzijn:
• economie: bevoordeling Spanjaarden
• politiek
• cultuur
• sociale verhoudingen moederland koloniën
Creolen voelden zich géén kolonisten meer!
Zij richtten zich meer op de cultuur van hun thuisland in Amerika.
Creolen voelden zich de minderen van Europese Spanjaarden en gaven leiding aan rebellen bewegingen.
5.3 Ontwikkelingen op korte termijn
A. na 1800 economische crisis door droogte – misoogst – voedseltekort
B. Spanje in oorlog met Napoleon = duur meer belasting van koloniën. De Creolen erkende de broer van Napoleon niet als hun koning. Zij kozen voor onafhankelijkheid.
Grondhervormingen vonden niet plaats
De Europese Spaanse elite werd vervangen door creoolse top.
6. Vrijheid in afhankelijkheid
6.1 Bendeleiders en dictators in Latijns-Amerika
Na de onafhankelijkheidsstrijd bleven staten stuurloos achter. De geldschieters en arbeidskrachten vluchtten. Er ontstond een groot probleem door afschaffing van de wet die de indiaanse gemeenschappelijke dorpsgrond regelde: sociale ongelijkheid.
Haciënda’s groeiden. Dorpelingen moesten daar gaan werken.
Er was geen leidinggevend kader, géén nationaal leger ordeloosheid.
Rebellenleiders = caudillos poogden de macht naar zich toe te trekken. Werden dictators.
Onder caudillo ontstond een piramideachtige structuur.
De 20ste eeuwse politiek van Latijns-Amerika heeft nog ‘caudillo’achtige trekjes.
De elite werd er beter van en de bevolking werd onderdrukt en leefde in armoede.
6.2 Economische banden
Eind 19e eeuw was de VS een imperialistische macht met een sterk groeiende economische en politieke macht. De VS bracht industrieproducten op de markt.
Ex Spaanse- en Portugese koloniën bleven gericht op één product bijv. suiker of olie ( ruwe grondstoffen exporteren.) Zo bleven zij afhankelijk van de wereldmarkt en hadden enorm behoefte aan buitenlands kapitaal.
Dictator Porfirio Diaz van Mexico bracht het land met hervormingen (verkoop aan buitenland) en rust tot economische bloei. Het voordeel bleef alleen voor de elite;
• Moderne verbindingswegen
• Spoorwegnet
• Moderne zeehaven
6.3 De achtertuin van de VS
De Westerse landen hadden op economisch en politiek niveau een flinke vinger in de Latijns-Amerikaanse pap.
De blijvende grote invloed = Neokolonialisme
Monroe doctrine = nieuwe republieken erkend door de VS als onafhankelijke staten.
(Genoemd naar VS president Monroe 1822.)
Europa mocht niet meer ingrijpen.
AmerikaVS greep zelf in om hun belangen te verdedigen. ( economische motieven.)
De Europese invloed groeide in Afrika en Azië.
Amerikaanse invloed groeide in Zuid en Midden Amerika.
Investeringen hulp aan rebellen en bevriende regimes door economische motieven.
Na de tweede wereld oorlog kwam er een motief bij; een politiek motief.
De koude oorlog tussen het kapitalisme en het communisme.
Het communisme moest in Latijns Amerika buiten de deur gehouden worden.
6.4 Invallen in Mexico
Franse troepen vielen in de 19e eeuw twee keer binnen in Mexico om Mexico te dwingen de schulden aan Frankrijk te betalen.
Frankrijk kreeg de tweede keer steun van Groot Brittannië en Spanje met dezelfde motieven.
Zes jaar was Frankrijk de baas in Mexico; van 1861 tot 1867.
In 1848 viel VS Mexico binnen in een conflict over grond.
1914 – 1916 Revolutionairen in Mexico sloegen militair machtsvertoon van VS op de Mexicaanse revolutie af.
6.5 Reacties op afhankelijkheid
Afhankelijkheidspositie van Latijns Amerikaanse staten werd bepaald door:
• VS
• Europese landen
• Latijns Amerikaanse regeringen die buitenlandse investeerders verwelkomden om nodig kapitaal binnen te halen.
CIA = Central Intelligence Agency zorgde voor een voor de VS gunstig regime in Latijns Amerikaanse staten.
De crisis op de wereldmarkt in 1929 was vooral daar voelbaar. De dalende welvaart bracht chaos; veel regeringen moesten het veld ruimen.
Bijv. Argentinië Daar klonk de roep om en sterke man.
In 1945 kwam Juan Perón .
Zijn bewind is een goed voorbeeld van Populisme = een regime dat sterk steunt op aanhang uit het volk. (Lijkt op “caudillo”)
Men wilde van Argentinië een modern industriële economische macht maken.
Perón ontpopte zich tot dictator.
In 1955 zette het leger hem af; Hij was te veel voor de arbeiders.
Eva Duarte, de vrouw van Perón, is beter bekend als Evita een naam door ’t volk gegeven.
Zij deed liefdadigheidswerk en was beschermer van armen en wanhopigen.
Evita stierf in 1952. Haar dood gaf een golf van massahysterie. Ze werd uitgeroepen tot ‘madonna van het volk’en men wilde haar heilig laten verklaren.
Gevolg in Argentinië: anti buitenlandse politiek ( ook in Mexico)
Importsubstitutie = om de afhankelijke positie van het land te doorbreken werd de eigen industrie gestimuleerd.
De invoer van buitenlandse producten werd aan banden gelegd.
Buitenlandse bedrijven werden genationaliseerd zodat opbrengsten in de staatskas terecht kwamen.
Na 70 jaar ging het mis.
Om eigen industrie op te zetten waren investeringen en machines voor de productie van goederen nodig. Daarvoor bleef Latijns Amerika afhankelijk van het buitenland.
Sinds 1980 zoekt men de oplossing in actieve deelname in de wereldeconomie.
Latijns Amerika richtte de regionale handelsmarkt op ( vergelijkbaar met Europese Unie).
Deelnemende landen streven naar
• Economische integratie door marktafspraken
• Handel zonder in- en uitvoerrechten te heffen.
Dit met als doel:
• lokale economiën stimuleren
• Staten van Latijns Amerika onafhankelijker maken van de VS en Europa
7. Epiloog
Toen Columbus voet aan wal zette in “De Nieuwe Wereld” begon een nieuw tijdperk.
De eenmaking van de wereld werd in gang gezet.
Vanaf 1500 overheerste Europa in het Nieuw Imperialisme over
• Amerika
• Azië
• Afrika
Vanaf de 19e eeuw zijn de VS de overheersende staat in Latijns Amerika zowel
• Economisch
• Politiek als
• Militair
Latijns Amerika werd in de 20ste eeuw beschouwd als de achtertuin van de VS.
REACTIES
1 seconde geleden
E.
E.
hé je bent echt super!!!
dit is tijdsbesparing kan ik straks naar mijn vrienden!!!
thanks,
es
21 jaar geleden
Antwoorden