Hoofdstuk 1, De betovering van het dagelijkse leven

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1147 woorden
  • 23 november 2003
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
29 keer beoordeeld

§1.1 Magie in de middeleeuwen In 391 bepaalde een keizer dat het christendom de belangrijkste godsdienst van het Romeinse Rijk zou worden en alle niet-christelijke godsdiensten (de heidenen) waren strafbaar. Omdat de steden in het West-Romeinse Rijk vervallen waren liep de verspreiding van het christendom in de Vroege Middeleeuwen (±350 tot 1050 na Chr.) niet soepel. De hele Middeleeuwen duurde een strijd tussen christelijke voorschriften en heidense praktijken (o.a. magie) voort. Magie was een middel om zich te beschermen tegen onheil en werd bijvoorbeeld gebruikt bij het opsporen van verloren en gestolen goederen, om de toekomst te voorspellen, een goede man te vinden of het sluiten van een goed huwelijk. Als er iets ongelukkigs gebeurde zocht me de oorzaak vaan bij het kwade (=zwarte magie). Geestelijken schreven alles op in boeteboeken, dat zijn de enige geschriften die overgebleven zijn uit die tijd. Als een tovenaar zwarte magie toepaste, handelde hij in dienst van de duivel. Kruiden speelde een belangrijke rol bij magie. Volgens de signatuurleer kon je aan iets in het kruid zien waar het goed voor was, bijv. kruiden met hartvormige bladen waren goed voor het hart. De agrarische samenleving was in de Middeleeuwen (500 tot 1500 na Chr.) de belangrijkste van heel Europa. D.m.v. magische handelingen probeerde men het weer op een goede manier te beïnvloeden zodat de oogst niet zou mislukken, dit zou namelijk leiden tot een hongersnood. Mensen dachten dat de duivel hen aanzette tot het kwade. De heiligen leerden de mensen hoe ze duivelskrachten moesten laten verdwijnen. Door een kerkelijke zegening* konden mensen “gecleand” worden van de vele drankjes van tovenaars. *Een zegening was een bepaalde formule, vergezeld door een gebaar of teken, waardoor men Gods bescherming of goedkeuring kon verwerven. Magische handelingen en christelijke gebruiken lagen kort bij elkaar in de Middeleeuwen. De kerk dacht wel van sommige magische handelingen dat ze geen succes garandeerde, de kerk had daarom zijn eigen handelingen en rituelen. In de Vroege Middeleeuwen dacht men dat talismannen en amuletten heilige kracht bezitten en dat ze bescherming zouden bieden tegen onheil, zoals ziekte, verwonding of betovering.

§1.2 Magie en heksenvervolgingen (1450-1750) Tijdens de grote godsdienstige veranderingen (de Reformatie) tijdens de Vroegmoderne Tijd (1500-1750) viel de middeleeuwse christelijke kerk uiteen en de protestanten stichtten hun eigen kerken. Daarna volgde de Contraformatie waarin de Rooms-katholieke kerk terugvocht en hun positie t.o.v. de protestanten herstelde. Op sociaal-economisch gebied veranderde ook het een en ander; de bevolking nam sterk toe, de prijzen van voedsel stegen, steden groeiden, handel werd steeds belangrijker, epidemieën braken uit, de onzekerheid bij mensen en dus het gebruik van magie nam toe (zelfs bij de elite). Geleerde in Europa dachten aan het einde van de 16e eeuw dat veel tovenaren in dienst van of in samenwerking met de duivel werkte ? Eerst verschijnt de duivel aan zijn slachtoffer (soms als mens, soms als dier), de duivel belooft de heks dan allerlei goederen, geld en seks in ruil voor het afzweren van het christelijke geloof, dan volgt een eerbetoon aan de duivel en de heks krijgt een teken van de duivel in de huid, tot slot krijgt de heks opdrachten om kwade toverij te bedrijven. Heksen werden door de kerk gezien als ketter omdat zij een verbond hadden gesloten met de duivel en soms zelfs het geloof afzworen. De inquisitie onderzocht hekserij, tovenarij en ketterij en vernietigde mensen die hiertoe behoorde. In de Late Middeleeuwen geloofden de geleerden dat heksen deelnamen aan een sabbat (nachtelijke bijeenkomsten waar allerlei gruwelijkheden werden bedreven en waar de duivel werd aanbeden) waar de duivel verscheen en begeleid werd door demonen (geesten o.i.d.). Na deze beredenering werd het verband gelegd met vliegende heksen. Geleerden dachten namelijk dat heksen konden vliegen en daardoor snel van de ene sabbat naar de andere konden. Men zou anders ziet weten hoe het kon dat ze zo snel waren. Ongeletterde (analfabetische) boeren werden ook verbannen en gezien als een soort heksen. De inquisitie mocht mensen martelen waarvan ze alleen al dachten dat het heksen waren. Na deze “wetgeving” was alles en iedereen in rep en roer; er kwam een economische crisis, vijanden ging elkaar aangeven in de hoop dat ze op de brandstapel gegooid werden. Er zijn naar schatting zo’n 60.000 heksen op de brandstapel gegooid. Rechters dachten dat als de verdachte gemarteld werd, hij/zij de waarheid wel zou vertellen. Onder martelen verstaan we niet allen lichamelijk geweld, ook dingen als de hele nacht wakker gehouden worden of het hele lichaam scheren. In Italië en Spanje werd een heks levend verbrand, in Schotland, Duitsland en Frankrijk werd de heks eerst dood gewurgd of onthoofd voordat ze op de brandstapel gegooid werd en in Engeland werden ze ‘alleen maar’ onthoofd en niet verbrand.

§1.3 Verval en overleven van de magie (1700-1800) Langzaam namen de heksenvervolgingen af tot ze in 1750 bijna allemaal beëindigd waren. Dit kwam vooral doordat rechters er niet meer zo in geloofden en gingen daarom strengere regels maken voor het uitvoeren van een marteling zodat het niet meer zovaak voor zou komen. Ook moesten de bewijzen sterker zijn en de bekentenissen mochten niet meer uit dwang afgelegd worden. Het volk bleef echter doorgaan met het onderling beschuldigen van hekserij. Omdat theologen, filosofen en medici gingen protesteren tegen heksenvervolgingen gingen ook juristen en bestuurders hier anders over denken. Steeds meer medici dachten dat ziekte gewoon een natuurlijke oorzaak had en niets te maken had met zwarte magie. Aan het eind van de 17e eeuw dachten de ‘nieuwe’ geleerden niet eens meer aan magie. De ‘ouden’ vonden dit niet terecht en stelde de meningen ter discussie. Zo bleef er onduidelijkheid en verwarring rond het wel of niet bestaan van heksen. Na de 30-jarige oorlog begon men steeds wetenschappelijker te denken. Mensen vonden dat ze zich direct tot God moesten wenden en wezen zwarte magie en tovenarij voorgoed de deur. Toch gebeurde er soms nog mysterieuze dingen waarvan je haast weer zou denken dat het iets met zwarte magie te maken had. Sommige mensen weken af van hun gedachte, maar de meeste hielden vol: ‘heksen bestonden niet’. Waarzegsters en duivelbanners werden verbannen, het begon erop te lijken dat de mensen steeds nuchterder werden.

§1.4 Het voortleven van de magie (1800-nu) Onder invloed van de Romantiek (periode waar gevoelens centraal stond) nam de belangstelling voor magie in de 18e eeuw weer toe. In de medische wetenschap bleef men de oude gebruiken evengoed toepassen, soms tegelijkertijd met de nieuwe methodes. Tijdens WO1 werden er allerlei christelijke teksten (hemelsbrieven) aan de Duitsers verkocht. Ze werden gebruikt als middel om onkwetsbaar te worden. Voor kunstenaar tijdens de Romantiek was magie juist niet iets om bang voor te zijn, het was juist een bron van inspiratie. Tijdens de Romantiek waren volksverhalen erg populair, iedereen zocht naar varhalen die bij hem / haar paste (bijv de sprookjes van Grimm die eigenlijk Germaanse volksverhalen waren). Magie keerde overal in terug: teksten van muziek, sprookjes, films, boeken, enzovoorts.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.