Hoofdstuk 1

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo | 2121 woorden
  • 14 oktober 2014
  • 20 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
20 keer beoordeeld

Tijd van jagers en verzamelaars: 3000 v. Chr. Prehistorie

Tijd van Grieken en Romeinen 3000: tot 500 v. Chr. Klassieke oudheid

Tijd van monniken en ridders: 500 v. Chr. Tot 1000 Middeleeuwen

Tijd van steden en staten: 1000 tot 1500 Middeleeuwen

Nieuwe tijd: ±1500 tot ±1800 Renaissance

De nieuwe tijd begint overal rond een andere tijd. In Italië ±1450 omdat ze daar kennis hadden van de Grieks-Romeinse cultuur en omdat er resten lagen boven de grond, en in Nederland ±1550.

De kenmerken van de nieuwe tijd:

  • Er kwam verandering op de manier van denken en cultureel gebied, een wedergeboorte van de Grieks-Romeinse cultuur.
  • Naast de landbouw werden handel en bedrijf belangrijk. Er kwamen ontdekkingsreizen.
  • Geen macht meer van de edelen, vorsten regeerden: absolutisme
  • Er kwam een godsdienstrevolutie: reformatie

 

§ 1 een nieuwe tijd begint

 

Renaissance is de wedergeboorte van de Grieks-Romeinse cultuur. Er was grote interesse in de cultuur en de denkbeelden. De lijfspreuk van mensen werd carpe diem: pluk de dag. De belangrijkste leefregels uit de Grieks-Romeinse cultuur:

  • Ieder mens is belangrijk. Het is goed jezelf op de voorgrond te plaatsen.
  • Ieder mens leeft voor zichzelf en niet voor een of andere groep
  • Geniet van het leven op aarde, denk niet te veel aan de dood.

Dit was heel anders dan in de middeleeuwen. Ook de schilderijen veranderden. Het ging nu niet alleen meer om godsdienst, het hiernamaals o.i.d., maar over verschillende onderwerpen. Kunstenaars gingen hun naam onder schilderijen zetten, wetenschappers gingen zelf eens goed nadenken en zij begonnen onderzoek te doen op gebieden die zij zelf belangrijk vonden. De kooplieden en reizigers genoten van de vrijheid en het geld, zij lieten nieuwe huizen bouwen. En de adel genoot van zijn macht, dat de kerk zich niet meer met het bestuur bemoeide.

Er werd meer onderzoek gedaan en dus kwamen er veel nieuwe uitvindingen. In de 18e eeuw ging men ook nadenken hoe je het  beste met elkaar kon samenleven.

 

§ 2 grote ontdekkingen en hun gevolgen

 

15e eeuw is de eeuw van de ontdekkingsreizen. De Portugezen begonnen hiermee omdat±

  • Ze een eigen zeeweg naar Azië zochten
  • Ze op zoek waren naar nieuwe visgronden
  • Het een manier was de moslims, hun vijanden, in hun rug aan te vallen en te verslaan
  • Ze nieuwe volken zochten voor de handel

Ze stichtten factorijen op in Afrika en Azië als opslagplaats voor eten en drinken en als tijdelijke handelspost.

De Portugezen stichtten vooral factorijen in Azië, de Spanjaarden koloniën in Amerika, die hun landgenoot Christoffel Columbus in 1492 had ontdekt. De gevolgen hiervan waren de verspreiding van de mens over de hele wereld, driehoekshandel, sterfte door ziektes en geweld bij inheemse en kolonistische bevolking.  De driehoekshandel werkt zo:

 

 

 

 

 

Europa:                                              Afrika:                                 Amerika            

  • Geweren                            - Slaven                               - Rum
  • Tabak                                  - Ivoor                                 - Katoen
  • Pijpjes                                 - Fijn goud                         - Koffie
  • Kleurige stoffen                                                             - Suiker
  • Spiegels                                                                            
  • Kralen

Er ontstaat een wereldeconomie, er komt handel in specerijen en nieuwe slaven en zo komen er ook meer banen. Zo stijgt de welvaart enorm.

 

§ 3 opkomst van machtige vorsten

 

De macht in de middeleeuwen lag tot ongeveer 1500 bij de Paus, het hoofd van de kerk. Hij besliste over:

  • Rechtspraak
  • Oorlog
  • Bestuur
  • Godsdienst

De vorst zorgde tot dusver alleen dat alles goed liep wat de paus wilde.  Vorsten begonnen zich daarom tegen hem te verzetten. Want de paus mocht volgens hen alleen over godsdienst gaan. Dat bezorgde een scheiding tussen kerk en staat. De vorst werd machtiger dan de paus. Die vond dat natuurlijk helemaal niets en wilde wel tegen de vorst in gaan, maar hij had helemaal geen sterk leger en had dus niets meer te zeggen. Er ontstond absolutisme. De vorst kreeg macht over de bevolking. Hij dacht ook dat hij door god zelf was aangesteld, dat de bevolking de plicht had te gehoorzamen. Een aanval op de vorst betekende ook een aanval op de kerk. En dat werd gezien als een dubbele overtreding en werd dus erg bestraft.

Het ancien regime was vooral in Frankrijk en Spanje. In Engeland was dat amper zo, en in Nederland had men zelfs geen vorst.

 

§ 4 christelijke kerk in West-Europa valt uiteen

 

Kerk in de middeleeuwen tot ongeveer 1500:

  • Iedereen deed wat de kerk zei
  • Andersdenkenden (ketters) werden zwaar gestraft. Ze konden op de brandstapel werden gegooid, brandmerken, levenslang in een klooster of verbannen uit het land. Hierdoor kreeg men meer kritiek op de kerk.

Vanaf de 16e eeuw kwam er een afscheiding in de kerk: reformatie. De aanhangers van de reformatie waren de protestanten. De hervorming kwam tot stand door drie oorzaken:

  • Er kwam belangstelling in de Grieks-Romeinse cultuur en men ging de bijbel lezen, ontdekten dat er fouten in stonden.
  • Trouw aan het land werd belangrijker gevonden dan aan de kerk. Dus die trouw nam af.
  • Voor veel groepen was het protestantisme aantrekkelijk:

Voor de adel omdat het grondbezit toenam

Voor de burgerij omdat het een eenvoudige manier van leven en harde werken was

Voor de armen omdat zij zich ergerden aan de rijkdom van de kerk.

Iedereen ergerde zich ook aan de aflatenhandel. Dat was een papiertje die je moest kopen zodat je naar de hemel kon. Je kon ook gebeden opzeggen, een pelgrimstocht maken of goede werken verrichten. Naast de katholieke kerk komen nu ook de lutherse en calvinistische kerken bij.

De Duitse monnik Maarten Luther (1500) las de boeken van Erasmus. Er is een verschil tussen hun, waar Erasmus alleen maar iets zei, voerde Luther actie. Luther vond dat veel gebruiken in de Kerk niet in de Bijbel worden genoemd.

 

Daarom waren ze volgens hem niet juist, hij schreef zijn kritiek op in 95 stellingen. De kerk was het niet met hem eens, maar hij kreeg wel steun van de enige vorsten. Dit zijn enkele opvattingen van Luther

  • De Bijbel is de enige bron van het geloof.
  • Iedereen mag de Bijbel op zijn eigen manier uitleggen
  • Onderdanen moeten de vorst altijd gehoorzamen

Waarschijnlijk kozen vorsten zijn kant omdat zij dan meer macht kregen. Maar de kerk was het er niet mee eens en greep in. Luther werd verbannen, de vorsten die hem steunden werden vogelvrij verklaard.

  • Calvinisme: Franse jurist Johannes Calvijn (1509-1564) Van hem komt de uitverkiezingsleer, wat inhield dat god van tevoren de mensen heeft gekozen die in de hemel kwam. De calvinisten organiseerden zich van onder af, iedere gemeente bestuurde zichzelf door een raad van gekozen ouderlingen. Godsdienstige vraagstukken werden besproken in een kerkvergadering of synode van afgevaardigden van de gemeente. Als een vorst Gods gebod overtrad dan was verzet tegen hem toegestaan

De gevolgen op lange termijn waren als volgt:

  • Christelijke kerk valt uiteen.

Naast de katholieke kerk kwamen er nu ook lutherse en calvinistische kerken bij in verschillende landen.

  • Er kwamen godsdienstoorlogen.

Vorsten bemoeiden zich ook met godsdienstige meningsverschillen, en zo brak er oorlog uit. Omdat de meeste Duitsers de kant van Luther kozen ging koning Karel V in oorlog met hen. Het lukte hem niet van opstandige vorsten te winnen. Hij moest het protestantisme toestaan. Uitgangspunt tot vrede werd nu: wie het gebied beheerst, beheerst ook de godsdienst. De vorsten konden nu bepalen welke godsdienst er was toegestaan in het land. Later kwam er ook een oorlog tussen de republiek der Nederlanden en Spanje.

  • Er kwam een toename van godsdienstige onverdraagzaamheid, een ruzie.

Protestanten en katholieken vonden allebei dat hun manier van geloof de beste was.

  • Vorsten besluiten slechts één godsdienst in hun land toe te staan. Dit was de houding van de katholieken tegenover de protestanten.

Omdat iedereen zo anders dacht over godsdienst werd het lastig vrede te bewaren en stelden ze deze wet in. Sommige koningen probeerden duidelijk te maken dat calvinisten gelijk waren aan katholieken, maar dat lukte nergens en daarom deed men soms ook geen pogingen meer. Aanhangers van andere geloven werd het moeilijk of onmogelijk gemaakt.

 

Lodewijk XVI

 

Het paleis van Versailles was in opdracht van hem gebouwd. Hij regeerde tot 1715 en erfde de troon al vanaf zijn 5e. Hij vond dat het regeren om hem ging en niet om de kroon. Daarom plaatste hij ook een groot schilderij in de hal en men keek daar letterlijk tegen zijn voeten aan omdat hij vond dat zij daar hoorden. Ministers die te machtig werden in zijn ogen kregen een zware straf. Hij zei tegen hen: u zult mij met uw raad steunen, als ik daarom vraag. Ik verbied u iets te ondertekenen zonder mijn bevel, zelfs geen paspoort. Edelen werden soms gevraagd tijdelijk in zijn zelfgebouwde paleis te komen wonen zodat hij ze in de gaten kon houden. Wanneer hij edelen niet zag hoefden zij ook niet te rekenen op gunsten giften en belangrijke functies. Een van de hoogste gunsten was het aanwezig zijn bij het opstaan en slapengaan van Lodewijk. Tijdens een mis keken ze naar hem en niet naar de priester en het altaar

 

Tijdlijst

 

1492: Columbus ontdekt Amerika

1492-1760: opkomst machtige vorsten

1517: Luther begint hervorming

1492-1760: Renaissance

1517-1760: hervorming

1600-1760: Barok

1546-1555: oorlog Karel V tegen lutherse vorsten

1551-1745 Contra-reformatie

1661-1517: Lodewijk XIV regeert

1566: Beeldenstorm

 

Absolutisme = Regeringsvorm waarbij de vorst alle macht in handen heeft. Volgens de vorst was hij door God uitverkoren. De onderdanen waren daarom verplicht aan hem te gehoorzamen.

Aflaat = Iets waarmee je straf in het hiernamaals afkoopt voor zonden die je hebt begaan.

Barok = Kunststijl die een voortzetting was van de Renaissance, maar in een uitbundiger vorm.

Gegoede burgers = rijke burgers tussen het volk

Contra-Reformatie = Acties van de Katholieke Kerk om de Hervorming (Reformatie) tegen te gaan.

Factorij = Handelspost in de niet-westerse wereld, bestaande uit een haven, enkele pakhuizen en woningen voor Europese kooplieden.

Reformatie = De afscheiding van de katholieke kerk door de protestanten in de 16de eeuw.

Plantage: groot gebied waar men een bepaald gewas verbouwde.

Rechtbanken van inquisitie: Rechtbank van de katholieke Kerk die tijdens de Contra Reformatie ketters vervolgde en veroordeelde.

Parlement: volksvertegenwoordiging. In de middeleeuwen was het parlement een vertegenwoordiging van de drie standen: de adel, de geestelijkheid en de rijke burgers. Parlementen werden door een koning bijeengeroepen

Katholicisme: De katholieke godsdienst en levensverhouding

Lutheranisme: afsplitsing van de katholieke kerk door Luther

Renaissance: wedergeboorte

Scheiding tussen kerk en staat: land werd belangrijker dan het geloof.

Standplaatsgebondenheid: Jou kijk op de wereld afhankelijk van land waarin je woont, leeftijd en geslacht.

Wereldeconomie: Handel tussen de werelddelen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.