Hoofdstuk 1: De Azteken
Paragraaf 1: Een welvarend rijk
Welke middelen van bestaan hebben de Azteken?
Landbouw, handel en ambacht.
Waarom gingen de Azteken in een moeras wonen en hoe deden ze dat?
Ze werden waarschijnlijk verjaagd door andere indianen stammen en omdat het moeras veilig was gingen ze daar wonen. Dat deden ze door eilandjes droog te maken. De eilandjes maakten ze droog door 2 palen in de grond te steken en ertussen dan modder te gooien zodat het eilandjes werden.
Het verschil tussen economie, politiek, cultureel en sociaal is:
Cultuur = Alles wat je doet in je vrije tijd.
Economie = Alles wat met geld te maken heeft.
Politiek = Alles wat te maken heeft met besturen.
Sociaal = Alles wat te maken heeft met groepen.
Samenvatting van de rode eenheid op blz. 24:
Azteken -> jagers verzamelaars -> landbouwers -> niet geschikt milieu -> ontdekt eilanden maken ging snel.
Verandering onderzoekt:
Is er iets waardoor verandering wordt tegengehouden?
Of zijn er juist dingen waardoor de veranderingen snel kunnen gaan?
Het leven in de grote stad ging als volgt:
De stad was een grote, drukke stad. Op het water zag je honderden bootjes. Op de grootste markt van de stad was van alles te koop. Midden in de stad was waren het paleis van de koning en de grootste tempeltoren.
Paragraaf 2: Mensenoffers
Hoe en waarom gingen ze offeren?
Ze gingen offeren om de goden tevreden te stellen. Dat deden ze op de trappen van de grote witte tempel. Boven op de piramide werd de slaaf door 5 priesters bij hoofd, armen en benen gepakt. Op zijn rug werd hij over de offersteen gelegd. Met een krachtige beweging sneed een priester met een vlijmscherp mes zijn borstkas open, rukte het hart eruit, hield het omhoog naar de zon en legde het daarna in de offerschaal. Soms aten priesters daarna delen van het lichaam op.
Wat zijn natuurgoden?
Goden met natuurkrachten zoals: zon, regen en onweer.
Wat zijn de waarden van de Azteken?
Mensen offeren.
Paragraaf 3: De macht van Montezuma
Wat is een Monarchie?
Een monarchie is dat er maar een de heerser van een land/gebied is. Als een koning stierf, koos een groep aanzienlijken de meest geschikte opvolger uit de koninklijk familie.
Rechters en rechtspraken:
De rechters hadden 2 taken:
- ze moesten uitmaken wie er gelijk had als 2 mensen ruzie hadden.
- En ze moesten de straffen bepalen als mensen de wet overtraden.
Als iemand het dan niet eens was met de uitspraak dan kon die een vonnis aanvragen. (in hoger beroep gaan).
De stadshouders van een bepaald gebied:
Montezuma regeerden niet helemaal in zijn eentje. Gebieden die meestal verweg lagen hadden meestal een “stadshouder”, dat is een plaatsvervanger voor de koning.
Waarom gingen ze oorlog voeren?
Een oorlog begon meestal met een conflict over bijv. handel. Dan schreef hij een boodschap met daarin dat het rijk altijd kooplieden en handelaren moesten binnenlaten en als ze zich dan niet meteen overgaven dan stuurde hij er het leger op af.
Wat is een centralisatie?
Centralisatie is als een land van 1 plaats bestuurd wordt en overal de zelfde wetten gelden.
Paragraaf 4: Edelen en onderdanen
Wat zijn de volkingslagen en de rechten daarvan?
- Edelen: mogen lange mantels van katoen dragen et speciale patronen en kleuren. Ze mogen ook sieraden met edelstenen dragen en ze mogen een tweede verdieping op hun huis.
- Kooplieden: rijker soms dan edelmannen maar mogen geen lange mantels en sieraden met edelstenen dragen.
- succesvolle soldaten
- succesvolle ambachtslieden
- gewone soldaten en ambachtslieden: geen katoenen kleren (doodstraf) alleen simpele kleren van textiel.
- boeren/slaven: belasting betalen aan edelen.
Hoofdstuk 1
7.2- Samenvatting door een scholier
- 2e klas havo/vwo | 593 woorden
- 24 november 2003
7.2
12
keer beoordeeld
REACTIES
1 seconde geleden